MAANDAG 6 JULI 1931.
281
heid kan dragen voor de balans en de winst- en verliesrekening
van de Lichtfabrieken.
Spreker heeft geen bezwaar tegen controle.
Integendeel, hij zou die ten sterkste willen aanbevelen, maar
het is hem nog niet duidelijk, dat de controle, welke thans
wordt voorgesteld, de juiste is in het welbegrepen belang van
de gemeente.
De heer Coster zegt, dat de kosten van de contróle ook
in het bestuur van de stedelijke werkinrichtingen een onder
werp van bespreking hebben uitgemaakt. Het bleek, dat het
bedrag van ƒ200.niet tot ƒ50.maar wel tot 125.kon
worden verlaagd. Hieruit valt onmiddellijk af te leiden, dat
het bedrag van ƒ200.veel te hoog was.
Wanneer de contróle bleef bij de financieele afdeeling van
de belastingen, zouden de kosten ten hoogste 15.bedragen.
Bovendien heeft spreker er bezwaar tegen, dat de Leidsche
belastingpenningen verbruikt worden in een andere plaats,
terwijl er ook in Leiden eenige kantoren zijn, die voor dit
contróle-werk zijn ingericht, dus ook in aanmerking kunnen
komen.
De heer Vallentgoed acht het wenschelijk, dat de contróle
van een bepaald punt uit plaats heeft. Hij kan niet beoor-
deelen, welk kantoor te Leiden daarvoor het meest geschikt is.
In de toelichting van het voorstel staat iets onduidelijks.
Spreker heeft daarin gelezen onder punt b, sub 2°.: »voor
het tijdelijk Gemeentelijke Waschbureau en voor zooveel
noodig de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon het accountantsbureau van Mr. H. I). M. Knol, te
Leiden."
Dit »voor zooveel noodig" is spreker een weinig onduidelijk,
daar hij dacht, dat die contróle jaarlijks gebeurde.
De heer Goslinga zou het verstandig achten, dit voorstel
aan te houden, en die zaak in besloten kring, in de Commissie
voor de Financiën, nog eens te behandelen; de opmerkingen,
die gemaakt zijn, speciaal door den heer de Reede, zijn van
dien aard, dat die beter in de Commissie behandeld kunnen
worden dan in het openbaar; contróle is een teer punt, waar
over men in het openbaar niet al te veel moet spreken, om
te maken, dat zij in werkelijkheid zoo efficiënt mogelijk is.
Spreker acht het in het algemeen niet gewenscht hier te
debatteeren over opmerkingen, als zou de controle ondeugdelijk
zijn en niet veel beteekenen; hij is dus gaarne bereid deze
zaak nog eens in de Commissie voor de Financiën te bespreken
en later hiermede in den Raad terug te komen.
De heer Coster sprak over enkele Leidsche bureaux bij
bedoelde accountants die dit zouden moeten en kunnen
doen. Ook die opmerking zou dan in de Commissie, voor de
Financiën besproken kunnen worden. Dit gaat evenwel lijn
recht in tegen den heer Vallentgoed, die het aan één bureau
wil opdragen. De wenschelijkheid daarvan springt niet zoo
direct in het oog; de gemeente heeft met alle 3 bureaux be
hoorlijke ervaringen en bij opdracht aan één is het de vraag,
of die ervaring even gunstig zal blijven.
De woorden »voor zooveel noodig" ten aanzien van Maat
schappelijk Hulpbetoon zijn opgenomen, omdat die dienst ook
nog, via den Ontvanger, wordt gecontroleerd door het Bureau
voor Verificatie van de Vereeniging van Nederlandsche ge
meenten, en zelf gecontroleerd wordt door het bureau van
Mr. Knol. Daar is dus een tweezijdige controle, allereerst
over wat die dienst uitgegeven heeft, maar ook over de bij
den Ontvanger opgenomen gelden. Dat svoor zooveel noodig"
is dus een vrij onschuldige toevoeging.
De beer Vallentgoed zegt, dat het toch een eigenaardigen
indruk maakt.
De heer Goslinga zegt, dat het in werkelijkheid toch niet
van veel beteekenis is.
Spreker stelt dus voor, dit voorstel aan te houden tot een
volgende vergadering.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten dit agenda
punt tot een volgende vergadering aan te houden.
XII. Voorstel tot verhooging van verschillende posten der
begrooting, dienst 1930, waarvan de raming te laag is gebleken
en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting.
(Zie Ing. St. No. 165.)
De heer Schüller leest op bl. 107, aan het slot van het
Ing. St., den volgenden zin:
»Als gevolg hiervan zijn door dezen dienst maatregelen
genomen, om een hoogst ongewenschten gang van zaken als
deze voor het vervolg zooveel mogelijk te voorkomen."
Spreker zou zeer gaarne van Burgemeester en Wethouders
de maatregelen vernemen, die genomen zullen worden.
Verder zou spreker gaarne vernemen of het Burgemeester
en Wethouders gelukt is, wat de Commissie van Fabricage
niet gelukt is, te weten te komen, hoe het mogelijk was,
dat deze posten van Gemeentewerken overschreden zijn zonder
voorkennis van Burgemeesteren Wethouders, van den betrokken
Wethouder en van de Commissie van Fabricage. De Commissie
van Fabricage heeft al het mogelijke gedaan om dit te weten
te komen, maar na de gehouden bespreking en na haar
onderzoek is zij nog even wijs als in den aanvang.
Hoe is het gekomen, dat het hoofd van den dienst op een
bepaald tijdstip niet te weten kon komen, dat de verschillende
posten verre overschreden zouden worden of reeds over
schreden waren
De Commissie kon dit niet te weten komen. Althans de
Directeur heeft daar geen aannemelijke gronden voor kunnen
aanvoeren. Hebben Burgemeester en Wethouders dat wel
gekund
De heer de Reede zegt, dat de hiaten, welke op deze be-
grootingsstaten zijn achterhaald, van buitengewoon ernstigen
aard zijn. De posten, die overschreden zijn, zijn onderhouds-
posten.
Spreker vraagt zich af, hoe deze overschrijdingen mogelijk
waren en hij stelt zich die vraag te meer, nu hij van den
heer Scholier heeft vernomen, dat noch de Commissie van
Fabricage, noch de Wethouder er iets van geweten hebben.
Het spreekt vanzelf, dat dezen er niets van geweten hebben,
want anders zouden deze punten reeds veel eerder in den
Raad in bespreking zijn gekomen en was de Raad reeds
eerder met de overschrijdingen in kennis gesteld.
Het is voor spreker een bewijs, dat er aan de administra
tieve organisatie van Gemeentewerken nog wel iets hapert.
Naar aanleiding van hetgeen gebeurd is met het politie
bureau heeft de heer Blauw indertijd met veel ophef ver
klaard, dat zulks in de toekomst niet meer mogelijk zou zijn.
Als dergelijke werken werden uitgevoerd, kende hij den
stand der uitgaven en zouden dergelijke tegenvallertjes niet
meer voorkomen.
Op het oogenblik heeft men echter te doen met een reeks
van dergelijke tegenvallers. De zaak wordt dus niet zoo
behandeld, als ze behandeld behoort te worden. Het feit,
dat nieuw materiaal ter vervanging van het oude de werken
duurder maakt, geeft geen voldoende verklaring. Gemeente
werken heeft de zaak opgenomen, heeft de raming gemaakt
en er zich rekenschap van gegeven, welk materiaal in den
grond zat.
Er is hier en daar verkeerd gewerkt, hetzij, dat men
onvoorzichtig geraamd heeft, hetzij dat men onvoorzichtig
heeft voortgewerkt. In elk geval stond de administratie van
Gemeentewerken niet rp dat peil, waarop ze behoorde te
staan. Was dat wel het geval geweest, dan zouden tijdens
het werk de overschrijdingen geconstateerd zijn en zou men
den Wethouder daarvan niet onkundig hebben gelaten. Het
feit, dat dit wel is gebeurd en dat de Commissie van Fabricage
hierin niet is gekend, acht spreker zoo ernstig, dat hij zich
afvraagt, of de leiding van Gemeentewerken wel in goede
handen is. Zaken als deze mogen niet voorkomen. Niet de
Directeur van Gemeentewerken, maar de Gemeenteraad heeft
de beschikking over de gelden van de gemeente. De eenige,
die het een en ander ter kennis van den Raad kan brengen,
is de Wethouder.
Spreker wenscht te protesteeren tegen een dergelijke wijze
van handelen.
Spreker vertrouwt, dat Burgemeester en Wethouders den
Directeur van Gemeentewerken onder handen zullen nemen
op een manier, die een herhaling van deze fouten uitsluit.
De heer Splinter zegt, dat hij, evenals de Commissie van
Fabricage, onwetend is gebleven van deze buitengewone over
schrijding. Toen hij daarvan hooi de, heeft hij er den Directeur
degelijk over onderhouden. Volgens den Directeur is de over
schrijding niet eerder geconstateerd, doordat de boekhouding
wat achlergeraakt was, daar, in verband met een noodig
gebleken administratieve verandering, verschillende magazijn-
voorraden geïnventariseerd, gerubriceerd en gewaardeerd
moesten worden, hetgeen geruimen tijd heeft opgehouden.
Die achterstand is inmiddels ingehaald. Spreker is het vol
komen eens met de heeren Schüller en de Reede, dat het
geen pas geeft om zonder voorkennis van Burgemeester en
Wethouders de begrooting te overschrijden. De overschrijdingen
zijn evenwel noodig geweest en de bedragen zijn op nuttige
wijze besteed, daaraan twijfelt spreker geen oogenblik, maar
de betrokken leiders hadden, zelfs buiten de administratie
om, moeten kunnen zien, dat de begrooting overschreden
werd. Nu kan men volgens den heer de Reede bij het op
nemen van een werk precies nagaan, wat goed is en wat
niet goed, maar dat moet spreker toch beslist tegenspreken.