MAANDAG 6 JULI 1931. 293 Toen in een vergadering van de Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon de begrooting aan de orde was en daarbij ook ter sprake kwam de aanstelling van een nieuwe kracht, zulks in verband met de vele en drukke werkzaam heden van de secretaresse, mej. de Vries, stelde spreekster de vraag, hoe het mogelijk was, dat mej. de Vries onder deze omstandigheden haar tweede functie van vrouwelijke gemeente veldwachter kon aanvaarden. Spreekster heeft daarbij in de tweede plaats de vraag gesteld, of het een gesalarieerde betrekking was, aangezien mej. de Vries, die in gemeentedienst is, toch een behoorlijk salaris ontvangt. Op de eerste vraag antwoordde de Voorzitter van Maat schappelijk Hulpbetoon, dat mej. de Vries het werk van haar tweede functie its de avonduren verrichtte. Spreekster acht het niet goed, dat de functie, die voor het eerst door een vrouw moet worden waargenomen, verricht wordt in de avonduren door iemand, die het overdag reeds volhandig heeft. Op de tweede vraag wilde of kon de Voorzitter van Maat schappelijk Hulpbetoon geen antwoord geven. De beantwoording daarvan wenschte hij over te laten aan de Secretaresse. Hij wist niet, of aan de betrekking salaris was verbonden. Dit kwam spreekster onwaarschijnlijk voor, omdat de Voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon ook Wethouder van Financiën is! Zou het nu niet mogelijk zijn, die functie op andere wijze te doen waarnemen, n.l. niet in de avonduren, na de dagtaak? Wordt deze betrekking ge salarieerd en hoe hoog is het salaris? Verder heeft spreekster bij de begrooting aangedrongen op instelling van een Gemeentelijke Commissie voor Schoolkinder voeding; men ging er toen prat op, dat het zoo voortreffelijk werkte en dat zoo'n gemeentelijke Commissie eigenlijk over bodig was. Nu heeft spreekster echter van verschillende school hoofden gehoord, dat kinderen wier ouders met Kerstmis reeds werkloos waren en zich voor de voeding hadden opge geven, officieel op het oogenblik nog niet in de voeding zijn opgenomen; wel wordt officieus door de hoofden toegestaan, dat die kinderen, voorzoover er voedsel is, meeëten, maar kleeding is hun tot heden niet verstrekt; het bezwaar daar van is, dat eenerzijds kinderen, die het hard noodig hebben, het niet krijgen, maar anderzijds kinderen, wier ouders reeds lang weer aan het werk zijn, steeds voeding en kleeding door ontvangen. Spreekster zou ook daarnaar gaarne een onderzoek ingesteld zien. De Voorzitter is gaarne bereid een onderzoek naar het laatste door mevrouw Braggaarde Does genoemde punt in te doen stellen. Wat betreft haar eerste vraag, er is nu een proef genomen met de benoeming van een dame tot onbezoldigd veldwachter; spreker zal zien hoe dat loopt; hij heeft daarvan al een en ander gehoord, maar is nog niet in staat daarover een definitief oordeel uit te spreken. Spreker wil dat nog eerst eens aanzien; er zal nog wel gelegenheid komen om daarop terug te komen. Salaris is aan deze betrekking niet verbonden. De heer van Stralen heeft den laatsten tijd vrij ernstige klachten vernomen, zooals vroeger ook als eens geuit zijn, over trage afwerking van aangevraagde bouwvergunningen. Verschillende bouwers en aannemers hebben zich daarover niet malsch uitgelaten. De Wethouder heeft vroeger mede gedeeld, dat dit lag aan de aannemers zelf, die niet snel genoeg met hun plannen of wijzigingen kwamen. In verband met deze ernstige klachten zou spreker het toch wel wenschelijk achten, wanneer door het College eens precies, en in het openbaar, werd medegedeeld de oorzaak van eventueele ver traging in de behandeling bij Bouw- en Woningtoezicht en Gemeentewerken. Vooral in dezen tijd is er behoefte aan snelle verleening van bouwvergunningen, opdat de bouwvak arbeiders aan het werk kunnen. Spreker wijst op de volgende advertentie, die in de Leidsche bladen heeft gestaan: «Oproeping! Al degenen, die belang hebben, zoowel werkgevers als werknemers, roepen wij door deze op, gemeenschappelijk te overleggen wat te doen, tegen de meer dan trage afdoening van verzoeken voor vergunning tot Bouw en Verbouw van grootere tot de kleinste werken in de gemeente Leiden. Adres: Fa. J. 't Hart I). Aanen, De Wetstraat 29." De heer Splinter zal een paar grepen doen uit de voor beelden van het in de couranten verschenen Ingezonden Stuk: »Een wanhopige toestand: Wie is verantwoordelijk?" Daarin wordt eerst naar voren gebracht de bouw van 3 woon huizen aan den Lagen Morschweg door de Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende goederen. Spreker deelt daaromtrent mede dat op 19 Mei 1930 de aanvrage om bouwvergunning werd ingediend. Op 5 Juni werd het rapport van den Directeur van Gemeentewerken ingezonden, terwijl dat van den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht op 14 Juni 1930 inkwam. Op 24 Junid.a.v. volgde eene afwijzende beschikking met de mededeeling dat na grondoverdracht en betaling der kosten van straataanleg de vergunning kon worden verkregen. De grond werd eerst in December 1930 overgedragen en op 18 December 1930 werden de kosten van straataanleg gestort. De bouwvergunning werd onmiddellijk daarop, n.l. 20 December, verleend. De L E. M. V. O. G. heeft derhalve van 24 Juni 1930 tot 18 December 1930 getalmd met te verrichten van hetgeen voor het verkrijgen van de bouwvergunning noodig was. Voor den bouw van 28 arbeiderswoningen aan den Lagen Morschweg werd op 12 Januari 1931 vergunning gevraagd. Den 6en Februari en den 19en Maart heeft de Directeur van Bouw- en Woningtoezicht daarover geadviseerd. Het rapport van den Directeur van Gemeentewerken werd inge zonden op 16 Maart. In het rapport van den Directeur van Gemeentewerken, wordt voorgesteld een nieuwe regeling te treffen in zake het verhalen van kosten van het bouwrijp maken van terreinen, hetgeen verband houdt met het nieuwe uitbreidingsplan. Er moet een nieuwe verordening worden gemaakt, waarvan het ontwerp in de Commissie van Fabricage is behandeld; zoo komt het dat deze aanvrage nog niet kan worden afgedaan. Spreker heeft dit aan de L. E. M. V. O. G. medegedeeld. De L. E. M. V. G. ontwerpt plannen voor maagdelijken grond, zonder daarbij rekening te houden met de eischen, die in verband met den aanleg van straten, plantsoenen, enz. moeten worden gesteld. Wat den bouw van vijf beneden- en vijf bovenwoningen aan de Morschkade betreft, deelt spreker de volgende data en feiten mede. 20 Maart 1931. Indiening van het verzoek «Rijksdorp" om straataanleg en beschoeiing van een gedeelte van de Morschkade. 10 April 1931. Indiening van het rapport van den Directeur van Gemeentewerken. Daarna kwam de aanvrage in onderzoek bij de Commissie van Fabricage en het college van Burgemeester en Wethouders. 10 Juni 1931 werd aan «Rijksdorp" een brief verzonden in zake de grondoverdracht en de betaling der kosten van straataanleg en beschoeiing. 27 Juni 1931 had de grondoverdracht plaats en 29 Juni d.a.v. werd de bouwvergunning verleend. De behandeling van deze aangelegenheid werd vertraagd, doordat in de over te dragen grond een gedeelte provinciaal eigendom begrepen was. In andere gevallen moet vertraging worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat de aanvragers veranderingen moeten brengen in de teekeningen en, als zij een oproep daartoe ontvangen, laat, soms in het geheel niet, komen opdagen. De heer Bergers vestigt de aandacht op den toestand van de Middelstegracht in de nabijheid van het ziekenhuis. De heer Splinter hoopt, dat het desbetreffende voorstel in de volgende vergadering kan worden behandeld. Heden morgen is van de firma Tieleman Dros het bericht gekomen, dat zij accoord gaat met de voorgestelde regeling. De heer Wilbrink zegt, dat als de L. E. M. V. O. G. plannen indient voor de maagdelijke gronden, het meer dan tijd wordt, dat het uitbreidingsplan wordt vastgesteld, zoodat daarop niet meer behoeft gewacht te worden. De heer Splinter zegt, dat niet gewacht behoeft te worden op het uitbreidingsplan, aangezien aan de hand van het ontwerp-uitbreidingsplan de stadsuitleg plaats heeft. Op het oude uitbreidingsplan waren alleen straten aange geven, terwijl op het nieuwe plan straten, pleinen en plant soenen zijn geprojecteerd. De kosten daarvan moeten over een wijk worden verdeeld en dit moet in een nieuwe regeling worden vastgelegd. Spreker hoopt, dat binnenkort daaromtrent voorstellen den Raad zullen bereiken. Als die regeling is tot stand gekomen kunnen de bouwvergunningen worden verleend. De heer Wilbrink is dankbaar voor de werkverschaffing, door allerlei werken van kabels leggen en rioleering, maar die dankbaarheid wordt soms wel eens getemperd door het ongemak, dat men in bepaalde hoeken van de stad met zijn auto niet verder kan, maar denzelfden weg weer terug moet. Spreker vraagt in dit opzicht een klein beetje meer overleg tusschen de verschillende takken van dienst der gemeente, b.v. Politie, Gemeentewerken, er.z. Het lijkt op het oogenblik wel een chaos en of ieder maar op eigen gelegenheid aan het graven gaat, terwijl het er niet op aankomt, of het verkeer geheel in de war wordt gestuurd en belemmerd. Onlangs wilde spreker met zijn auto van de Oude Vest,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 17