270
MAANDAG 8 JUNI 1931.
goed werk een intieme samenwerking met den architect kunnen
hebben, zoodat hij zich persoonlijk op de hoogte kan stellen
van datgene, waaraan de gemeente behoefte heeft."
Het persoonlijk contact, dat moest bestaan tusschen den
ontwerper en het College van Burgemeester en Wethouders,
schijnt niet veel resultaat te hebben gehad, want spreker
heeft hooren beweren, dat het College niet unaniem met
het plan is ingenomen.
De Voorzitter merkt op, dat het College van Burgemeester
en Wethouders zijn meening over het plan van den heer
Dudok nog niet heeft doen kennen.
De heer Huurman zegt, dat eenige leden van het College,
met wie hij over het plan sprak, tot hem zeiden: ik hoop,
dat wij bewaard blijven voor een stadhuis naar het thans
ingediend plan. Spreker mag dus wel zeggen, dat Burgemeester
en Wethouders niet bepaald eenstemmig zijn in deze materie.
Daarom hebben spreker en zijn mede-onderteekenaren een
voudig en zonder boos opzet gemeend Burgemeester en Wet
houders een reddingsplank te moeten toesteken. Nu stellen
Burgemeester en Wethouders voor een commissie van 5 per
sonen te benoemen; van verschillende daarvan spreker
zegt absoluut niets kwaads van die heeren; hij vindt het
altijd onaangenaam over personen te moeten spreken in het
openbaar, maar het gaat hier over feiten is echter bekend,
dat zij de architectuur van den heer Dudok prijzen; men
weet tevoren reeds, welk advies men hierover zal krijgen en
is het nu te doen om een werkelijk onbevooroordeeld adues,
dan moet men menschen hebben van allerlei richtingen. Daar
de 3 onderteekenaars van het voorstel-Wilmer begrepen, dat
men met dat advies tenslotte nog weinig zou uitwerken,
achtten zij het verstandig Burgemeester en Wethouders te
verzoeken, van de enkelvoudige opdracht terug te komen,
den heer Dudok allesbehalve uit te schakelen, maar anderen
te doen mededingen en ook om wat het terrein betreft, zoo
noodig te gaan tot de Koornbrugsteeg en den heer Dudok
aldus in de gelegenheid te stellen een ander plan in te dienen,
daar toch ook de heer Dudok meent, dat een nieuwe gevel langs
de betrekkelijk smalle Breestraat niet wensehelijk is in de
bestaande rooilijn. De drie onderteekenaars hebben door hun
voorstel of hun verzoek, dat woord past beter in de ooren van
den heer Bosman, allesbehalve de leiding willen nemen, over
't algemeen is de leiding van de zaken bij het College in
goede handen, deze zaak duurt evenwel lang; indien men
geen enkelvoudige opdracht had gehad, maar een meervoudige,
zou men zeker verder zijn geweest.
De heer Wilbrink wil gaarne even uiteenzetten, waarom
hij het voorstel-Wilmer mede-onderteekend heeft, vooral waar
in Het Volk staat, dat de christelijk-historische Raadsfractie
eigenlijk een duikbootaanval op den heer Dudok deed. Spreker
ziet dat niet in, maar wenscht zijn houding dan toch te
rechtvaardigen.
Door de argumenten, door den Voorzitter in 1929 naar
voren gebracht, is spreker in laatste instantie meegegaan met
een enkelvoudige opdracht, daar de Voorzitter er toen met
nadruk op wees, dat men bij enkelvoudige opdracht veel meer
verzekerd kon zijn van een plan, dat aan de grootst mogelijke
meerderheid der burgerij bevrediging zou schenkendoor een
meervoudige opdracht zou men niet het beste krijgen, omdat
dan kunstenaars als de heer Dudok niet zouden mededingen;
wanneer men werkelijk het beste wilde, wat ook de burgerij
in het algemeen zou bevredigen, dan moest men één kunstenaar
aan het werk zettendan had men de grootste kans op een
werk, waarmede de geheele burgerij zich zou kunnen ver
eenigen. Die sprekende, klinkende argumenten hebben, niet
de christelijk-historische Raadsfractie, maar zeer zeker spreker
persoonlijk en misschien enkele andere christelijk-histo-
rischen er toe gebracht zijn stem te geven aan het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Bovendien had de Voor
zitter nadrukkelijk en speciaal verklaard, dat de Raad'materieel
en moreel absoluut vrij bleef, als het plan-Dudok niet de
uitwerking had die men verwachtte, dit in antwoord op een
opmerking, dat de stijl van den heer Dudok misschien heel
goed uitkwam in Hilversum en in het Colombarium, maar in
Leiden wel een mislukking kon zijn. De Voorzitter heeft toen
met nadruk verklaard, dat de heer Dudok zoo'n groot kunstenaar
was, dat hij zich ook aan zou kunnen passen aan wat het
stadsbeeld van Leiden vroeg.
Wat is nu het resultaat daarvan? Het College zal toch
niet durven beweren, dat dit plan algemeene bevrediging
wekt bij de burgerij van Leiden; daarvan is geen sprake, al
bestaat de kans, dat dit plan in den Raad een kleine meer
derheid haalt; dat het geen algemeene bevrediging wekt,
blijkt wel uit de stemmen, die tot het College hebben ge
klonken van buiten, zij het niet uit den Raad. Niet alleen
houdt dit plan absoluut geen rekening met de omgeving aan
de Vischmarkt spreker is niet deskundig, maar zoovele
deskundigen hebben daarover hun oordeel gegeven, dat spreker
vrijheid gevoelt zich daarachter te scharen maar de heer
Dudok heeft verklaard, absoluut in tegenspraak met wat door
den Voorzitter in December 1929 is verklaard, dat hij zich
van de omgeving absoluut niets heeft aangetrokken en dat
die zich maar aan zijn ideeën moest aanpassen. Voor degenen,
die zich toen op aandrang van den Voorzitter achter het
voorstel van Burgemeester en Wethouders schaarden, is er
dus zeer zeker alle reden om die medewerking nu te beëindigen,
omdat de van deze zaak gegeven voorstelling in het plan-
Dudok absoluut niet tot uitdrukking is gekomen. Spreker
geeft zeer gaarne toe, dat de heer Dudok zich een kunstenaar
heeft getoond in de indeeling, met behoud van den ouden
gevel, van het Stadhuis, waardoor een royale ruimte ver
kregen is voor alle diensten, die er in ondergebracht moeten
worden en dat dit economisch uitstekend verzorgd is, maar
spreker is er zich ten volle van bewust, dat men door den
achtergevel, welken de heer Dudok heeft ontworpen, nooit
een plan zal krijgen, dat algemeene bevrediging zal wekken.
Spreker heeft zeer gaarne het voorstel-Wilmer mede-
onderteekend. Hij deed dit niet uit onbeleefdheid tegenover
Burgemeester en Wethouders, maar wel, omdat hij gezien de
resultaten van de enkelvoudige opdracht zich gedrongen ge
voelde tot zijn oorspronkelijk denkbeeld van een meervoudige
opdracht terug te komen. Spreker veronderstelt, dat Burge
meester en Wethouders ook niet bereid zijn, thans nog alle
woorden, die zij in 1929 hebben gesproken, voor hun ver
antwoording te nemen en niet zullen beweren, dat daarmede
door den architect ten volle rekening is gehouden.
Spreker neemt het graag voor zijn verantwoording om op
het eertijds genomen besluit terug te komen. Dit is niet
bedoeld als een aanval op den heer Dudok in den rug.
Spreker heeft hierbij uitsluitend de behartiging van de belangen
van de gemeente Leiden op het oog, die niet opgeofferd mogen
worden, ook niet aan den kunstenaarsnaam van een man als
den heer Dudok.
De naam van den heer Dudok wordt in geen enkel opzicht
naar beneden gehaald. Het gaat er alleen om, dat hij een
plan heeft ontworpen, dat den Raad niet kan bevredigen.
Indien op voorstel van Burgemeester en Wethouders de
commissie van deskundigen wordt benoemd, is de zaak daar
mede niet uit. Het is mogelijk, dat deze commissie, waarvan
de leden den heer Dudok op andere punten hebben aanbevolen,
een gunstig oordeel uitspreekt, maar daarmede is de Raad
niet gedekt.
Bij den bouw van een stadhuis beslist niet alleen het des
kundig zijn, maar spreken ook gevoelsargumenten mee.
Het huis van de gemeente moet voor de burgers aantrekkelijk
zijn en moet niet door zijn uiterlijk de burgers alstooten.
Het stadhuis, dat de heer Dudok ontworpen heeft, is wellicht
uitstekend geschikt als kantoorgebouw. De economische in
deeling van een stadhuis is in den tegenwoordigen tijd ook
van zeer veel beteekenis. Maar het stadhuis moet ook een
gebouw zijn, waarvan de burgers tegen den vreemdeling met
genoegen kunner. zeggen: Hier staat ons stadhuis, vindt ge
het geen schitterend gebouw, dat niet alleen beantwoordt
aan zijn doel, wat de indeeling betreft, maar dat ook van
buiten af tot u spreekt als huis van de burgerij?
Men kan dat in het plan van den heer Dudok niet ont
dekken. Het zou even goed een kantoorgebouw als een waren
huis kunnen zijn, maar het brengt absoluut niet tot uitdrukking
de gevoelens van de Leidsche burgerij. Het blijkt niet, dat de
heer Dudok al zijn gaven heeft aangewend om Leiden een
stadhuis te geven, dat rekening houdt met het ontstaan van
de gemeente en de omgeving, waarin het zal worden geplaatst.
Waar de Raad rekening heeft te houden met de belangen
van de gemeente en de burgerij, is spreker met vrijmoedig
heid teruggekomen op het besluit van den Raad om een
enkelvoudige opdracht te verstrekken. Te onzaliger ure was
spreker door verkeerde argumenten, welke werden aangevoerd,
teruggekomen van zijn oorspronkelijke gedachte, dat hier een
meervoudige opdracht moest worden verstrekt. Daarvan heeft
hij thans spijt, nu hij de resultaten van de enkelvoudige op
dracht heeft gezien. Nu nog het oogenblik daar is om op
het genomen besluit terug te komen, meent spreker dit met
alle vrijmoedigheid te moeten doen.
De Voorzitter vestigt de aandacht van den Raad er op,
dat thans een tweeledig voorstel aan de orde is. De meeste
sprekers hebben zich bepaald tot de behandeling van het
tweede deel, terwijl velen ver buiten de grenzen van dat
deel zijn gegaan. Er is veel meer bijgehaald dan het College
ooit ter sprake gebracht heeft. Spreker erkent, dat het moeilijk
is dit altijd te vermijden.
Het zou Burgemeester en W'ethouders verwonderen, indien
geen der Raadsleden, dus ook geen der leden van de sociaal
democratische fractie, iets zou zeggen over het terrein voor
het stadhuis. Alleen de heer Parmentier heeft daaromtrent
enkele opmerkingen gemaakt.