274 MAANDAG 8 JUNI 1931. Een dergelijke Commissie zou ten hoogste zeggen: in het plan moet dit en dat o. i. gewijzigd worden. De Commissie zou ook geen vergelijkingen met andere ont werpen kunnen maken. Het plan zou dus, wilde de Commissie de aanneming er van ontraden, op zichzelf zoo leelijk moeten zijn, dat de Commissie, zonder andere plannen er naast gezien te hebben, tot den Raad zou moeten zeggenwij ontraden u de aanneming van dit plan. De Voorzitter zegt, dat de heer Wilmer het voortdurend doet voorkomen, alsof de Commissie zou worden benoemd om den Raad van advies te dienen. Dat is echter niet het geval en men dient dit onderscheid wel in acht te blijven nemen. Alvorens Burgemeester en Wethouders in staat zijn hun definitieve oordeel te vormen en mede te deelen, hebben zij een deskundig advies noodig, waarvoor zij den Raad een crediet van ƒ3000.— vragen. De heer Wilmer meent, dat het advies, hetwelk de Com missie aan Burgemeester en Wethouders zal geven, de leidraad zal zijn voor het prae-advies, dat Burgemeester en Wethouders zullen uitbrengen. De Voorzitter zegt, dat dit geldt ten aanzien van de vraag: past dit stadhuis in deze omgeving? De heer Wilmeh zegt, dat, wanneer op dit punt het advies van de commissie gunstig, of niet beslist ongunstig zou zijn, wanneer de commissie b.v. zou zeggen»Het past niet geheel en al in de omgeving, maar wanneer hier en daar iets ver anderd wordt, kan het wel worden aanvaard", ligt het plan- Dudok bijna automatisch vast. Wanneer men een adviseur vraagt, omdat men zelf een zaak niet voldoende kan beoor- deelen, is men ten aanzien van zijn advies juridisch vrij, maar is het niet redelijk, tenzij in bijzondere omstandigheden, om van het advies af te wijken. Zij, die na al de gevoerde beraadslagingen en de artikelen en ingezonden artikelen in de pers meenen, dat behalve aan den heer Dudok ook aan een andere architectuur een kans ge geven moet worden, moeten nu trachten dat denkbeeld ver wezenlijkt te krijgen, althans pogen te voorkomen, dat die mogelijkheid uitgesloten wordt. Zij sluiten die mogelijkheid, althans voor 90%, uit, wanneer zij medegaan met het voorstel van .Burgemeester en Wet houders. Willen zij ook een andere architectuur een kans geven, dan is voor hen de aangewezen weg zich te vereenigen met het denkbeeld van den heer van Eek, dat spreker gaarne tot het zijne maakt, om het voorstel-Wilmer c.s. in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Het is verre van spreker om een vingerwijzing te geven omtrent de orde, die de discussies zullen moeten nemen. Spreker geeft echter in overweging, waarschijnlijk is de Voor zitter het toch al van plan, eerst te doen beslissen, of zijn voorstel al dan niet in handen van Burgemeester en Wet houders gesteld zal worden om praeadvies en dan aan de orde te stellen het voorstel tot aanhouding van punt 11. De Voorzitter zegt, dat de motie-van Eek tweeledig is, allereerst om het voorstel-Wilmer in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies en voorts om punt 11 aan te houden. Dit zijn natuurlijk twee moties; men kan vóór het eene zijn en toch bezwaar hebben tegen het andere; men kan zeer terecht zeggen ik wensch praeadvies over dit voorstel, maar gevoel niet voor aanhouding van punt 11, want daaraan zijn nog andere belangen en zaken verbonden. Punt a van het voorstel vraagt b.v. om behandeling; het is niet gewenscht, dat uit te stellen; het College stelt wel degelijk prijs op behandeling daarvan. De heer van Eck heeft bezwaar tegen splitsing; deze motie van orde is één geheel. De Voorzitter zegt, dat de heer van Eck de motie kan handhaven, maar dat is een bezwaar van het College. De heer Wilmer zou dan willen voorstellen, praeadvies op zijn voorstel te doen uitbrengen. De heer van Eck zegt, dat zijn voorstel toch van verdere strekking is. De Voorzitter ontraadt .namens Burgemeester en Wet houders beide voorstellen. De heer Wilmer zegt dat de heer van Eck er misschien iets achter zoekt, maar het is sprekers bedoeling volstrekt niet om, wanneer sprekers voorstel met den steun der sociaal democraten om praeadvies gaat, dan het denkbeeld-van Eck los te laten en de S. D. A.P. niet te steunen. Spreker wil zich echter daaraan niet vastleggen. Spreker zou dan nu willen voorstellen, het voorstel-van Eck in tweeën te splitsen. De Voorzitter zegt, dat de heer van Eck daarvan niet wil weten; de heer Wilmer kan dat voorstel evenwel doen. De heer Splinter zegt, dat men nu zit met het terrein van Amicitia; zij heeft gevraagd een nieuwe sociëteit te mogen bouwen op het terrein aan de Beestenmarkt, dat zij van de gemeente in erfpacht heeft; dit wordt nu door de sociaal-democraten een gelegenheids-argument genoemd, maar dat is niet zoo. Indertijd heeft spreker voorgesteld, ook het plan-Schüller te laten beoordeelen door die eventueel in het leven te roepen commissie, maar daarna heeft het bestuur van Amicitia een plan ingediend tot het bouwen van een nieuwe sociëteit, waarvan Burgemeester en Wethouders alleen hebben te beoordeelen, of het aesthetisch goed is; dan moet men de bouwvergunning geven, omdat dat terrein op het oogenblik van Amicitia is. Spreker gaat niet in op de bezwaren van Burgemeester en Wethouders persoonlijk tegeri het plan- Lammermarkt; die zijn er ook vele, maar dit is een der redenen, waarom Burgemeester en Wethouders het wenschelijk achten, in elk geval punt a van hun voorstel te behandelen. Het College moet weten, wat men daarmede wil. Besluit de Raad, dit punt aan te houden, dan zou men aan Amicitia bouwvergunning moeten geven; daaraan is niet te ontkomen. Indien de Raad het plan-Schüller zou aannemen, zou men met het bestuur van Amicitia moeten onderhandelen, om daarvoor een oplossing te vinden, hetzij door onderling overleg, hetzij door onteigening, hetzij door een ander terrein aan te wijzen voor den bouw van een nieuwe sociëteit. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat het voorstel- Wilmer c.s. onder meer vraagt: enkele andere nader door den Raad aan te wijzen architecten uit te noodigen een ontwerp te maken. Het is bekend, dat men niet een, twee, drie met elkaar tot overeenstemming zal komen omtrent de namen en omtrent de voorwaarden, waaronder de architecten zullen worden uitgenoodigd. De besprekingen, die daarvoor noodig zijn, alsmede het eventueele onderzoek, dat men wenscht in te stellen, zullen tijd vorderen en krachtens het voorstel- Wilmer c.s. zou gedurende al dien tijd de behandeling van punt 11 in suspenso blijven. Dit is voor het College onaanvaardbaar. De heer Groeneveld zegt, dat het verweer, hetwelk de Voorzitter heeft geleverd tegen hetgeen spreker over de motie van orde heeft gezegd, wel handig lijkt, maar toch niet juist is. Indertijd gingen de besprekingen over het voorstel van orde van Burgemeester en Wethouders om het adres in zake de werkloozen voor kennisgeving aan te nemen en dat was ongetwijfeld een punt van behandeling. Thans gaan de be sprekingen echter over een voorstel, dat volgens het reglement van orde niet in behandeling kan komen. Het voorstel van orde, dat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van het ingekomen voorstel hadden te doen, ontbreekt. Deze twee gevallen zijn dus niet met elkaar te vergelijken. De Voorzitter acht het niet vruchtbaar voor het debat om op deze kwestie nader in te gaan. De heer van Eck zegt, dat zijn gedachtengang bij de in diening van zijn motie van orde de volgende was. Het spreekt vanzelf, dat een besluit om een vroeger ge nomen besluit gedeeltelijk in te trekken, niet rauwelings kan genomen worden. Indien echter een belangrijk gedeelte van den Raad meent, dat het vroeger genomen besluit ver keerd was, bestaat er een reden om die zaak onder deoogen te zien en Burgemeester en Wethouders daaromtrent een goed gemotiveerd prae-advies te vragen. Het voorstel-Wilmer c.s. is zoo belangrijk, dat eigenlijk alles, waartoe besloten is, op zijde gezet wordt en men eigenlijk van voren af aan met de zaak begint. Wanneer een belangrijk gedeelte, misschien wel de meerderheid van den Raad die richting uit wil, is het verstandig zich tegen de be handeling daarvan niet te verzetten. Daarom heeft spreker dit voorstel van orde ook ingediend. Nu komt de zaak echter in een geheel ander licht, doordat men zich verzet tegen aanhouding van punt 11m.a.w., enkele zaken, ook den Raadhuisbouw betreffende, zouden dan toch moeten worden beslist. Daar heeft spreker bezwaar tegen. Er is een voorstel, dat een geheel andere richting aan de zaak dreigt te geven en het lijkt spreker dus beter, niet verder door te gaan met de beraadslaging en ook om niet andere besluiten te nemen; spreker kan zich er niet mee vereenigen, dat dit voorstel om praeadvies gaat, maar dat daartegenover andere belangrijke punten wel tot een oplossing gebracht worden, waardoor zoo maar even op handige wijze het voorstel der sociaal-democraten op zijde geschoven zou

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 12