88 geen instemming vinden. In de eerste plaats zal deze werk tijdvermindering voor slechts een zeer gering percentage de werkloosheid kunnen doen afnemen. Immers in tal van vakken, die in dienst van de gemeente beoefend worden, is geen werkloosheid. In de tweede plaats zou deze maatregel als algemeen gevolg hebben, dat alle werken, bedrijven en diensten duurder zouden worden. Ben grooter deel dan tot nu toe van het gemeentelijk inkomen zou er door worden geabsorbeerd met als gevolg, dat voor de eigenlijke werk verruiming een geringer deel van dat inkomen als tot nu toe, of niets, overbleef. De aan het denkbeeld van werktijd verkorting voor openbare lichamen ten grondslag liggende meening, dat het gemeentelijk inkomen onbeperkt is, is een economische ketterij van enormen omvang. Het onder 5c gelanceerde denkbeeld, om particuliere be drijven te steunen, die bereid zouden zijn een veikorten arbeidstijd in te voeren, is naar het oordeel van ons College evenmin voor verwezenlijking vatbaar. Het is blijkbaar de bedoeling, om bedrijven', die tot nu toe 48 uur per week gewerkt hebben, door een subsidie er toe te brengen b.v. 40 uur te gaan werken, waardoor 20 meer personeel aan het werk gezet kon worden; het geheel tegen hetzelfde loon bij 40-urigen arbeidsweek als het oorspronkelijke personeel genoot bij 48 uur arbeid. Feitelijk komt dit stelsel neer op een subsidiëering van de industrie onder bepaalde voor waarden. In Duitschland is het onlangs door Minister Dietrich geopperd en verdedigd, maar weldra onder geweldige critiek bezweken. Het berust op de denkfout, dat de gemeenschap in staat is om loon uit te keeren dat, economisch bezien, niet verdiend wordt. Aan experimenten van dit zeer be denkelijk allooi meenen wij de gemeentekas niet te moeten wagen. Hoe aanlokkelijk dit stelsel ook schijnt, het is bij aandachtige beschouwing klatergoud. Het 4e voorstel-Manders, de mogelijkheid te openen, dat woningwetwoningen in eigendom kunnen overgaan aan de bewoners, is reeds geruimen tijd bij de Commissie van Fabricage aanhangig en wel naar aanleiding van een circu laire van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid dd. 5 Mei 1930 ter zake. Ons College zou U willen voor stellen dit punt, dat met werkloosheidsbestrijding eigenlijk in geen verband staat, te laten rusten, tot dat over boven bedoelde circulaire van den Minister de gedachten zich gevormd hebben. Tegenover voorstellen tot steun van den bouw van arbeiders woningen, die eigendom worden van de bewoners dus geen woningwet-woningen heeft ons College steeds sym pathiek gestaan. Op een desbetreffend verzoek van een R. K. vereeniging tot het verleenen van 2e hypotheek voor dergelijke woningen is behoudens goedkeuring van Uwen Raad gunstig beschikt, doch tot uitvoering kwamen deze plannen, om voor ons College onbekende redenen, niet. Resumeerende meent ons College geen der voorstellen- Manders, genoemd onder 1—3 en 5, te kunnen aanbevelen. De voorstellen 1 en 2 zijn naar onze meening onnoodig en zullen in geen enkel opzicht de werkverruiming bevorderen de materie van voorstel 3 heeft de voortdurende aandacht der vakcentrales en van ons College en dit voorstel is derhalve ook overbodig; voorstel 5 is practisch onuitvoerbaar en zou, zuiver toegepast, naar de stellige meening van ons College, de werkloosheid eer bevorderen dan doen afnemen. Ons College adviseert dus alle genoemde voorstellen te verwerpen, doch dat sub 4 aan te houden. Van deze gelegenheid maken wij voorts gebruik, om te adviseeren ook afwijzend te beschikken op het adres van den Algemeenen Bond van Overheidspersoneel in Nederland dd. 1 April 1931, in zake werktijdverkorting. Ons College heeft gemeend deze zaak, waarin voor de bestrijding van de werkloosheid op bovenaangehaalde gronden geen heil gezien wordt, niet te moeten zenden naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg. De adresseerende vereeniging had het denkbeeld daar zelf kunnen lanceeren en verdedigen. Nu zij dat niet gedaan heeft en rechtstreeks aan Uwen Raad heeft geadresseerd, daarbij gebruik makende van een recht, dat niet betwist kan worden, is het naar ons gevoelen rationeel, dat het ook door Uwen Raad wordt afgedaan. Waar het 5e voorstel-Manders precies dezelfde materie be strijkt en dus de zaak zelve in Uwen Raad ter sprake komt, acht ons College het ter voorkoming van analoge discussies in een volgende vergadering het beste om thans ook dit adres af te doen en stellen wij Uwe Vergadering mitsdien voor in afwijzenden zin daarop te beslissen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Ie. De Raad noodige B. en W. uit te onderzoeken, op welke wijze het best de werkeloosheid kan worden bestreden, door eene reeds bestaande of eene te benoemen commissie op te dragen, elk jaar in de zomermaanden het onderzoek daarnaar aan te vangen en in September en verder, zooveel als noodig is, de maatregelen voor te stellen, welke bij eene eventueel te verwachten werkeloosheid kunnen worden ge nomen. 2e. De Raad noodige B. en W. uit voor dit jaar en meer speciaal voor dezen winter zoo spoedig mogelijk te komen met voorstellen tot werkverruiming door vervroegde uit voering van in het gemeente-belang noodige of wel nuttige werken en de kosten daarvan geheel of gedeeltelijk uit leening te dekken. 3e. De Raad noodige B. en W. uit de steunregeling zoo danig te herzien dat geheel of althans zooveel mogelijk voorkomen wordt, dat door iemand, tengevolge van werke loosheid tegen zijn wil, gebrek geleden wordt. 4e. De Raad noodige B. en W. uit voorstellen te doen om te bevorderen dat woningen, gebouwd met gemeente lijken steun, Rijkssubsidie of ook op andere wijze, op gemakkelijke voorwaarden ook voor de kleinere beurzen in eigendom kunnen worden verkregen. 5e. De Raad noodige B. en W. uit a. voorstellen te doen om bij werkeloosheid ook thans zooveel mogelijk werken ter bestrijding der werkeloosheid, als mede sub 2e bedoeld, te doen uitvoeren, en deze te doen uitvoeren in een korteren dan den normalen arbeids dag, opdat zooveel mogelijk werkeloozen hierdoor te werk kunnen worden gesteld. b. onder de oogen te zien, of met hetzelfde doel als onder a genoemd, ook bij groote werkeloosheid de vaste gemeente bedrijven niet in aanmerking kunnen komen voor een ver korten arbeidstijd. c. na te gaan, of eveneens met hetzelfde doel als onder a genoemd, ook particuliere bedrijven genegen zouden zijn een verkorten arbeidstijd toe te passen onder eventueel van wege de gemeente te verleenen steun, en een voorstel omtrent de wijze van die steunverleening aan den Raad te doen. 6e. De Raad noodige B. en W. uit aan de Landsregeering onder aanvoering van de tot deze voorstellen geleid hebbende motieven te verzoeken maatregelen te beramen om te geraken a. tot een spoedige invoering van een Rijks steunregeling voor werkelooze arbeiders, b. tot werkverruiming op die tijden, waarop werkeloosheid optreedt of redelijkerwijze kan verwacht worden op te zullen treden, en verschuiving van werk van de tijden van vol doende of overvloed van werk naar de tijden van gebrek aan werk, b.v. in den winter. c. tot een wettelijke invoering van een verkorten arbeids tijd vooral in tijden van werkeloosheid voor alle bedrijven, of wel die, welke hiervoor op de eerste plaats in aanmerking komen. d. tot een samenwerking met andere landen om gezamenlijk die maatregelen te treffen, welke tot eene bestrijding der werke loosheid en hare gevolgen het meest doelmatig kunnen zijn. J. H. A. Manders. Leiden, 17 Januari 1931. Aan den Gemeente Raad van Leiden. Geven met verschuldigde gevoelens te kenneu J. v. d. Knaap en C. Troost resp. voorzitter en secretaris van den Algemeenen Bond van Overheidspersoneel in Nederland, secretariaat Prinsengracht 415 alhier; dat zij met diepe deernis hebben kennis genomen van de cijfers, welke de steeds grooter wordende omvang van de werkloosheid beschrijven dat zij tevens opgemerkt hebben, dat deze werkloosheid geen gewoon seizoen verschijnsel is, maar een steeds aan groeiende vermindering van arbeid, welke al reeds vanaf 192L te constateeren is; dat deze werkloosheid volgens hen ook voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door de sedert dien tijd steeds meer opgevoerde rationalisatie en de vermeerdering van den arbeidstijd, welke sedert 1923 in het algemeen opgevoerd is van 45 tot 48 uur per week;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8