86
onder een vergelijkend financieel overzicht van den bestaanden
toestand en den nieuwen toestand, blijkt, dat de boven
omschreven regeling, in haar geheel genomen, mede uit een
geldelijk oogpunt, voor de gemeente alleszins aannemelijk
is. Voorts zal de bestrijding van de werkloosheid daarmede
zeer worden gediend; niet slechts moet een nieuwe brug
met opritten worden gemaakt, maar ook de oeververdedi
gingen langs het geheele vaarwater de Zijl zullen tot de
verruiming van werkgelegenheid bijdragen. Het is overbodig
daarnaast nog te wijzen op het groote voordeel, dat deze
regeling het begin beteekent van het verdwijnen van den
hoogst ongewenschten toestand, volgens welken de gemeente
wegen en bruggen te haren laste heeft, die buiten haar
territoir zijn gelegen en waarover zij dientengevolge geen
publiekrechtelijke beheersbevoegdheden kan uitoefenen.
Van te meer belang is dat in casu, waar, gelijk reeds werd
opgemerkt, de Spanjaardsbrug in een zoodanigen toestand
verkeert, dat een algeheele vernieuwing niet kan uitblijven
en de gemeente, hoewel zij daartoe wel het minst aangewezen
lichaam is, voor het feit zou worden gesteld zelf een dergelijke
kostbare voorziening te treffen.
Ook de Commissies van Fabricage en van Financiën achten
de transactie aanvaardbaar.
Onder mededeeling, dat het ten behoeve van een en
ander vereischte crediet te zijner tijd zal worden aangevraagd,
geven wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar de in de
Leeskamer ter visie liggende stukken, alsnu in overweging:
I. aan de provincie Zuid-Holland, behoudens rechten van
derden, kosteloos over te dragen:
a. in eigendom, beheer en onderhoud: den Zijldijk over
de volle lengte, vanaf den Lagen Rijndijk tot aan het Zwei-
land, met inbegrip van de bermen en wegslooten en onder
afstanddoening van het recht van tolheffing, met dien ver
stande, dat onder deze overdracht niet zijn begrepen en
derhalve eigendom van de gemeente blijven, het huis met
erf en tuin aan den Zijldijk, kadastraal bekend gemeente
Leiderdorp, Sectie A. Vis. 3105 en 2528 en de aan den weg
staande lantaarnpalen en bedieningskast voor de straat
verlichting;
b. de rechten en verplichtingen, die de gemeente Leiden
mocht hebben met betrekking tot het water de Zijl, met
dien verstande, dat de vroonrechten, waaronder begrepen
het visch- en jachtrecht, aan de gemeente verblijven;
c. in eigendom, beheer, onderhoud en bediening: de
Spanjaardsbrug, met het recht tot heffing van bruggelden.
II. de sub I vermelde overdracht te doen plaats hebben
op den volgenden voet:
a. de gemeente Leiden betaalt aan de provincie een vaste
bijdrage van ƒ2.435.per jaar in de voortaan voor rekening
van de provincie komende kosten van onderhoud van den
Zijldijk, daaronder begrepen de oeververdediging langs de
Zijl, en een vaste bijdrage van 900.—per jaar, in de kosten
van onderhoud en bediening van de Spanjaardsbrug;
b. in de kosten van de door de Provincie uit te voeren
vernieuwing van de Spanjaardsbrug, waaronder begrepen
de te maken oprit aan den Leiderdorpschen kant, draagt
de gemeente Leiden een derde gedeelte bij tot een maximum
van ƒ50.000.
c. in de kosten van den voor rekening van de gemeente
komenden oprit aan den Leidschen kant, waaronder begrepen
grondaankoop, draagt de provincie een derde gedeelte bij,
tot een maximum van ƒ10.000.
III. de sub I en II genoemde regeling te doen ingaan
op een door ons College, in overleg met Gedeputeerde
Staten te bepalen datum en ons College te machtigen de
in verband met die regeling verder vereischte maatregelen
te treffen.
IV. in ie trekken het Raadsbesluit van 10 November
1930 (Ingek. Stukken No. 233), voorzoover dit betrekking
heeft op den Zijldijk.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 Juni 1931.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergade
ring mede te deelen, dat zij zich met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders inzake de overdracht aan de
Provincie Zuid-Holland van den Zijldijk c. a. en de Span
jaardsbrug, kan vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 160. Leiden. 27 Juni 1931.
In haar ter visie liggend advies deelt de Commissie van
Fabricage mede, dat de werkzaamheden van den dienst van
Bouw- en Woningtoezicht in de laatste jaren geleidelijk
zoodanig in omvang zijn toegenomen, dat tot uitbreiding
van het personeel van dien dienst noodzakelijkerwijs moet
worden overgegaan. Zooals in genoemd advies uitvoerig
wordt uiteengezet, is het vooral de afdeeling, belast met de
behandeling van aanvragen om bouwvergunning en het toe
zicht op de uitvoering van bouwwerken, welke verlichting
van werkzaamheden dringend behoeft. De Commissie zou
in dezen de oplossing aldus willen vinden, dat die afdeeling
van een gedeelte van haar werkzaamheden, n.l. decontróle
van de berekeningen van de gewapend beton- en ijzercon
structies, wordt ontheven. In verband daarmede zal de aan
stelling van een nieuwen opzichter noodig zijn, die naar de
Commissie meent, echter tevens zal moeten optreden als
plaatsvervanger van den Directeur bij diens afwezigheid,
ongesteldheid of ontstentenis en die daarom een hoogeren
rang zal moeten bekleeden dan dien van opzichter, n.l. dien
van hoofdambtenaar (salaris 3.800.4.400.De
Commissie zou aan deze nieuwe functie den titel van Hoofd
inspecteur willen verbinden, met het oog waarop de bestaande
titel van opzichter ware te veranderen in Inspecteur.
Wij kunnen ons met het klemmend betoog van de Com
missie geheel vereenigen en stellen U daarom voor in de
artikelen 3 en 4 van de verordening op de samenstelling
van de bureaux van Gemeentewerken, van den Gemeente
lijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst en van het Bouw
en Woningtoezicht de noodige wijzigingen aan te brengen.
Daarbij zij er nog op gewezen, dat lid 1 van genoemd
artikel 3 niet meer overeenkomt met de werkelijkheid: in
dat lid wordt n.l. gesproken van drie opzichters, terwijl
momenteel vier technische ambtenaren aanwezig zijn, die
allen de functie van opzichter vervullen. Dit zal o. i. in de
verordening tot uiting moeten worden gebracht.
Met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer ter
inzage gelegde stukken en in overeenstemming met de
Commissie van Fabricage geven wij Uw Vergadering mits
dien in overweging vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 14 November 1918
(Gemeenteblad No. 43), regelende de samenstelling van de
Bureaux van Gemeentewerken, van den Gemeentelijken
Reinigings- en Ontsmettingsdienst en van het
Bouw- en Woningtoezicht, laatstelijk gewijzigd
bij verordening van 14 April 1930
(Gemeenteblad No. 4).
Artikel I.
Lid 1 van artikel 3 van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt:
„Aan het bureau van het Bouw- en Woningtoezicht zijn
verbonden de volgende vaste ambtenaren:
een Directeur,
een Hoofdinspecteur,
vier Inspecteurs,
een Administratief Ambtenaar."
Artikel II.
In artikel 4, lid 1, wordt in plaats van „de Directeur en
de Opzichters, genoemd in artikel 3," gelezen: „die genoemd
in artikel 3 tot en met „vier Inspecteurs"".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 161. Leiden, 27 Juni 1931.
Met betrekking tot het hierachter afgedrukt, in handen
van ons College ten fine van praeadvies gesteld, verzoek
van den Plaatselijken Raad, samengesteld uit de besturen
van de afdeeling Leiden der S. D. A. P. en van den
Leidschen Bestuurdersbond, om het daarheen te leiden, dat
aan geheel of gedeeltelijk werklooze hoofden van gezinnen,
kostwinners en alleen staande personen, welke daarvoor in
aanmerking komen, een extra steunbedrag ineens wordt
verstrekt, brengen wij Uwe Vergadering in herinnering, dat
tijdens de behandeling van de begrooting voor het loopende