77
werking treding op 1 Maart 1930 van de arbeidersziekte
verzekering (Ziektewet), welke eend niet-voorziene uitgaaf
van 10.656.22 vereischte, waarvan echter van de bedrijven
en instellingen een bedrag van 6.458.64 is terugontvangen.
Ingévolge de begrootingsvoorscbriften moeten de boven
genoemde kosten, alsmede de daartegenover staande ont
vangsten, nadat zij op de daarvoor bastemde verzamelposten
zijn geraamd, ovèr de verschillende hoofdstukken en para
grafen der begrooting worden verdeeld.
In verband hiermede treft U hieronder een overzicht aan
van de voor pensionneering en verzekering in totaal ge
raamde en uitgegeven of ontvangen bedragen met vermel
ding, of de uitgaven en ontvangsten meer of minder hebben
bedragen, dan geraamd was. Bovendien vindt U aan het
slot van den hierbij gaanden begrootingsstaat, model D,
de bij de verschillende verzamelposten behoorende verdee-
lingsstaten, waarin de op de diverse hoofdstukken en para
grafen der gemeentebogrooting ter zake gedane uitgaven en
ontvangsten zijn aangegeven.
Uitgaven.
Volgn. 198. Verzekering tegen on
gevallen en invaliditeit3.087.226
De uitgaven ter zake, geraamd
op 6.200.hebben bedragen
ƒ9.287.22®. (Zie den verdeelingsstaat
behoorende bij volgn. 198). De inge
volge art. 41,3e lid, der Invaliditeits
wet, over 1930 verschuldigde wis
kundige reserves, waarvoor geen
gelden waren uitgetrokken, ver-
eischten eene uitgaaf van ƒ469.67.
Voorts overtrof, o. a. in verband met
de verhooging van de premie, de
uitkeering aan het Gemeentelijk
Fonds, waaruit de schadeloosstel
lingen enz. ingevolge de Ongevallen
wet worden gekweten, de raming
ad 2.800.—, met 1.604.80.
Ten slotte bedroegen de kosten
van rentezegels voor los personeel
bij den dienst van gemeentewerken
enz. meer dan geraamd was.
Volgn. 198a. Premiën ingevolge de
Ziektewet nieuw volgnummer) 10.656.22
Zooals hierboven reeds werd
medegedeeld, vereischte de arbei
ders-ziekteverzekering eene niet
voorziene uitgaaf van 10.656.22.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 198a.
Volgn. 199. Wachtgelden
De uitgaven hebben bedragen
154.geraamd was 1.740.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 199.
Volgn. 200. Vitkeeringen als be
doeld in art. 6 der verordening
regelende het verleenen van wacht
geld aan gemeente-ambtenaren
De uitgaven, welke waren ge
raamd op 7.713.hebben be
dragen 6.838.09.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 200.
Volgn. 201. Pensioenen
De uitgaven, geraamd op
209.916.hebben bedragen
206.686 31.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 201.
Volgn. 202. Bijdragen voor eigen
en weduwen- en weezenpensioen inge
volge art. 36 der Pensioenwet 1922
De uitgaven hebben bedragen
408.031.53geraamd was 411.080.-.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 202.
Volgn. 201. Bijdragen voor inkoop
van diensttijd voor pensioen inge
volge de artt. 41, 42a en 135 der
Pensioenwet 19222.033.
De hier bedoelde inkoopsommen,
welke worden berekend naar de
bepalingen van het Koninklijk Be
sluit van 22 December 1922 S. 684,
gewijzigd bij Koninklijk Besluit van
22 Maart 1926 S. 47, vereischten
1.586,
874.91
3.229.69
3.048.47
op den dienst 1930 eene uitgaaf van
10.533.geraamd was/8.500.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 204.
Volgn. 205. Overige uitgaven ter
zake van de pensionneering van
ambtenaren f 5.013.95
De uitgaven, welke globaal waren
geraamd op 2.100.hebben be
dragen ƒ7.113.95 of 5.013.95 meer.
De overschrijding is een gevolg
van de vaststelling in den loop van
1930 door den Pensioenraad van
verschillende inkoopsommen, welke
verschuldigd waren voor ambtena
ren, die op 1 Mei 1913 in dienst
der gemeente waren en na, 1 Oc
tober 1913 in dienst van een andere
gemeente, het Kijk of de Provincie
zijn overgegaan.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 205.
Tegenover deze hoogere uitgaaf
staat eene hoogere ontvangst van
4.428.50 op volgn. 15. Zie de ver
hooging van dit volgnummer met
gemeld bedrag.
Totaal
20.790.39®
Ontvangsten.
Volgn. 11. Verhaal van bijdragen
voor eigen- en weduwen- en weezen-
pensioen ingevolge art. 36 der Pen
sioenwet 1922
De ontvangsten hebben bedragen
99.969.38®zij waren geraamd op
100.320.—.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 11.
Volgn. 13. Verhaal van bijdragen
voor inkoop van pensioen ingevolge
de artt. 42 en 137 der Pensioenwet
1922
De ontvangsten.
welke waren
-, hebben be-
geraamd op 2.200.
dragen 1.935.88®.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 13.
Volgn. 14. Vergoeding van de be
drijven in de kosten van verzekering,
pensionneering enz. van ambtenaren
en beambten2.565.16
De ontvangsten op dit uit ver
schillende onderdeelen bestaande
volgnummer hebben bedragen
228.526.16geraamd was 225.961.-.
De restitutie door de bedrijven
van de premiën ingevolge de „Ziekte
wet" had op dit volgnummer eene
niet-voorziene ontvangst van
6.458.64 tengevolge. In verband
echter met de lagere uitgaven voor
„pensioenen" en voor „bijdragen
voor eigen- en weduwen- en wee-
zenpensioen'' (zie de overschotten
op de volgnrs. 201 en 202), waar
door ter zake ook minder van de
bedrijven werd terugontvangen,
bedraagt de hoogere ontvangst op
dit volgnummer ten slotte slechts
2.565.16.
Zie den verdeelingsstaat behoo
rende bij volgn. 14.
Volgn. 15. Overige ontvangstenter
zake van de pensionneering van
ambtenaren4.428.50
De ontvangsten hebben bedra
gen 7.778.50; zij waren geraamd
op 3.350.—.
Zie de toelichting bij volgn. 205
der uitgaven en den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 15 der
ontvangsten.
Totaal
6.993.66
8.739.07
350.615
264.11®
614.73
weer.
Minder.
Meer.
Meer.
Miudor.
Minder.