GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
73
INGEKOMEN STEKKEN.
No. 130. Leiden, 12 Mei 1931.
In verband met bet in werking treden op 15 April j.l.
van de wet van 31 Januari 1931, S. 41, tot herziening van
de Gemeentewet, moeten in ons voorstel tot vaststelling
van verordeningen op de heffing en invordering van eene
belasting op toon eel vertooningen en andere vermakelijkheden
(Ingek. Stukken no. 88) nog enkele wijzigingen worden aan
gebracht, welke verband houden met de thans geldende
nummering van de Gemeentewet in eene doorloopende reeks
van artikelen.
"Van deze gelegendheid maken wij gebruik U tevens voor
te stellen de in art. 3, sub e, van de heffingsverordening
voorgestelde vrijstelling voor tooneel-, zang- en muziekuit
voeringen ook te verleenen voor gymnastiekuitvoeringen,
hetgeen ons alsnog wenschelijk voorkomt.
In onze bovenbedoelde voorstellen brengen wij mitsdien
alsnog de volgende wijzigingen aan:
a. in artikel 3. sub e, van de heffingsverordening in plaats
van „tooneel-, zang- of muziekuitvoeringen (radioconcerten
daaronder begrepen) en bioscoopvertooningen" te lezen:
„tooneel-, zang- of muziekuitvoeringen (radioconcerten daar
onder begrepen), bioscoopvertooningen en gymnastiekuitvoe
ringen"
b. in artikel 11 van de heffingsverordening „276" te ver
vangen door „309";
e. in artikel 13 van de heffingsverordening „265&" te ver
vangen door „299" en „26oc" door „300";
d. in artikel 1 van de invorderingsverordening „1146is"
te vervangen door „122";
e. in artikel 3 van de invorderingsverordening „271" te
vervangen door „306".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 131. Leiden, 21 Mei 1931.
Het Bestuur van het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis heeft de eer de volgende voordracht in te die
nen voor een benoeming tot regentes, in de door het aan
Mevr. H. A. Koningv. Wermeskerken verleend ontslag
ontstane vacature.
1. Mevr. S. VON SCHMID—Boreel.
2. Mej. R. J. KERN.
Uit naam van het Bestuur vnd.
A. Beets, Voorzitter
N. J. Krom, Secretaris
Aan den Raad der Gemeente Leiden
N'. 132. Leiden, 21 Mei 1931.
Onder mededeeling, dat ons College zich met het hieronder
afgedrukte voorstel van de Commissie van Beheer over de
gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" geheel
kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering alsnu in over
weging:
a. genoemde Commissie te machtigen tot het in eigen
beheer doen veranderen van de paviljoens D van het krank
zinnigengesticht „Endegeest" op de wijze als door den
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw d.d. 11 Mei
1931 is goedgekeurd, voor de som van 2600.te betalen
uit de middelen van het Afschrijvings-en Vernieuwingsfonds
dier inrichtingen;
b. ons College te machtigen tot H. M. de Koningin het
verzoek te richten om:
1°. het maximum aantal patiënten, dat in het krank
zinnigengesticht „Endegeest" mag worden verpleegd, te
vermeerderen met 4 (2 mannen en 2 vrouwen) en mitsdien
het Koninklijk besluit van 18 Juli 1930 No. 154 in dien zin
te willen wijzigen, dab in het eerste lid van artikel 4 in
plaats van „487", „223" en „264" resp. wordt gelezen:
„491", „225" en „266";
2°. het Koninklijk besluit, sub 1°. genoemd, voorts in dien
zin te willen wijzigen, dat in het tweede lid van artikel 4
en in het tweede lid van artikel 5 telkens in plaats van
„1931" wordt gelezen: „1941".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 12 Mei 1931.
Wij hebben de eer Uw College het volgende mede te
deelen.
De beide D-paviljoens van het krankzinnigengesticht
„Endegeest" (één voor mannen en één voor vrouwen) hebben
op de eerste verdieping elk een vertrek, welke vertrekken
vroeger als badkamers werden gebruikt, doch sedert jaren
niet meer a's zoodanig worden gebezigd. De Geneesheer-
Directeur heeft daarin aanleiding gevonden ons voor te
stellen deze vertrekken (elk lang 4.40 M., breed 3.50 M. en
hoog 3.30 M.) productief te maken door ze in te richten als
slaapplaats voor resp. 2 mannelijke en 2 vrouwelijke patiënten,
teneinde aldus tot een uitbreiding van het aantal plaatsen
met 4 te kunnen geraken. De Inspecteur van het Staats
toezicht op Krankzinnigen te 's-Gravenhage, met wien de
Geneesheer-Directeur daaromtrent overleg pleegde, kon zich
met dit denkbeeld vereenigen, mits vooraf de inrichting van
de beide paviljoens aldus werd veranderd, dat:
1°. in de voormalige badkamers ter verbetering van de
ventilatie een tweede raam werd aangebracht;
2°. de ruimten van de op den beganen grond gelegen
dagverblijfzalen werden vergroot door de aan die zalen
grenzende veranda's tot gesloten serre's te maken.
Onze Commissie, welke zich met een en ander kon ver
eenigen, liet van de door den Inspecteur gewenschte wijzi
gingen een plan opmaken en zond dit ter voldoening aan
het bepaalde in artikel 7 van het Koninklijk besluit van 18
Juli 1930 No. 154 ter goedkeuring aan den Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw. Bij schrijven van
11 Mei j.l. No. 2397 Afd. A, hetwelk met de bijlagen ter
Uwer kennisneming hiernevens gaat, werd de door ons
gevraagde toestemming tot de verandering van de beide
paviljoens overeenkomstig de overgelegde teekening door
den Minister verleend.
Aangezien de uitbreiding van het aantal plaatsen aan de
exploitatie van de inrichting ten goede komt, ware alsnu
het verzoek daartoe tot H. M. de Koningin te richten; de
kosten van de verandering van de beide paviljoens, bij uit
voering in eigen beheer in totaal op 2.600.begroot,
kunnen, waar het hier een uitgave betreft, waardoor de
capaciteit van het gesticht wordt verhoogd, ten laste van
het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds worden gebracht.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik Uwe aandacht
tevens op het volgende te vestigen. Volgens het tweede lid
van artikel 4 van het boven reeds aangehaald Koninklijk
besluit van 18 Juli 1930 No. 154 mogen in het gesticht
„Endegeest" gedurende het tijdvak, eindigende 31 December
1931, boven het in het eerste lid van dat artikel vermelde
maximum aantal patiënten nog 15 mannen en 19 vrouwen
verpleegd worden, terwijl krachtens het tweede lid van
artikel 5 van dat besluit in de aangewezen inrichting voor
jeugdige zwakzinnigen „Voorgeest" eveneens tot 31 December
1931 boven het gestelde maximum nog 11 mannelijke en
10 vrouwelijke zwakzinnigen mogen worden verpleegd. Aan
gezien deze termijnen dus spoedig afloopen en het zeer ge-
wenscht moet worden geacht, dat ook nadien over deze
grootere plaatsruimte, waaraan nog dringend behoefte be
staat, kan worden beschikt, ware aan H. M. de Koningin
mede te verzoeken de bovengenoemde termijnen alsnog met
tien jaren, dus tot 31 December 1941, te willen verlengen.
Het bovenstaande resumeerende, geven wij Uw College
mitsdien in overweging den Raad voor te stellen:
I. onze Commissie te machtigen tot het in eigen beheer
doen veranderen van de paviljoens D van het krankzinnigen
gesticht „Endegeest" op den voet als hierboven vermeld
voor de som van 2.600.te betalen uit de middelen van
het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds onzer inrichtingen;
II. Uw College te machtigen tot H. M. de Koningin het
verzoek te richten om:
a. het maximum aantal patiënten, dat in het krank
zinnigengesticht „Endegeest" mag worden verpleegd, te
willen vermeerderen met 4 (2 mannen en 2 vrouwen) en
mitsdien het Koninklijk besluit van 18 Juli 1930 No. 154
in dien zin te willen wijzigen, dat in het eerste lid van
artikel 4 in plaats van „487", „223" en „264" resp. wordt
gelezen: „491", „225" en „266";
b. het Koninklijk besluit, sub a genoemd, voorts in dien
zin te willen wijzigen, dat in het tweede lid van artikel 4
en in het tweede lid van artikel 5 telkens in plaats van
„1931" wordt gelezen „1941".
De Commissie van Beheer over de Gestichten
„Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest",
Aug. L. Reimeringer, Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.