GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
57
IDOEEOHEK STUKKEN.
N°, 89. Leiden, 7 April 1931.
De toestand van den Morschweg eischt naar onze meening
dringend verbetering. Niet alleen is de breedte van den
rijweg, die bovendien nogal uiteenloopt, over bet algemeen
veel te gering en ontbreken veelal trottoirs aan weerszijden,
maar ook behoeven de bestrating en de afwatering ingrij
pende voorzieningen. Waar nu de Morschweg reeds thans
als verbinding tusschen de stad eenerzijds en den Hoogen
en Lagen Morschweg anderzijds, alsmede als weg voor het
doorgaande verkeer een belangrijk verkeer tot zich trekt
en dit verkeer in de naaste toekomst, wanneer de bebou
wing aan deze zijde van de stad zal toenemen en boven
dien door de brug over het Galgewater een recRtstreeksche
verbinding met den Haagweg zal zijn tot stand gekomen,
nog aanzienlijk zal toenemen, achten wij het oogenblik ge
komen, om tot verbetering van den Morschweg over te
gaan. Een plan daartoe leggen wij Uw Vergadering bij
dezen voor.
Zooals uit de overgelegde teekening A, waarop dit plan
is aangegeven, blijkt, is ontworpen een rijweg van ten minste
7 M. breedte, welke, waar mogelijk, gebracht is op 7.50 M.
Deze breedte kan voldoende worden geacht. Bij de aan
sluiting aan den Morschsingel en aan den Hoogen en Lagen
Morschweg laat de plaatselijke situatie een grootere breedte
toe, evenals bij den oprit naar de nieuwe brug over het
Galgewater. Tusschen de De Wetstraat en de Bijnzichtstraat,
alsmede tusschen de Floralaan en de Lopsenstraat is echter
in verband met de vooruitspringende bebouwing ter plaatse
vooralsnog geen grootere rijwegbreedte te verkrijgen dan
van 6 M. De rijweg van den oprit naar de nieuwe brug is
op de teekening geprojecteerd op een breedte van 6 M.
indien mogelijk, is het de bedoeling deze breedte nog te
vergrooten, hetgeen nog bij ons college in onderzoek is.
De ontworpen trottoirs zullen in verband met de onregel
matige en telkens verspringende bebouwing een breedte
krijgen, welke wisselt van 1,30 M. (op één plaats 1,10 M.)
tot 3,90 M.
Ten einde de onderhavige verbetering tot stand te brengen,
is het noodig te beschikken over verschillende aan particu
lieren toebehoorende voortuinen, gedeelten openbare weg en
afgesloten stoepen. Dienaangaande is met de desbetreffende
eigenaren overleg gepleegd, met het gevolg, dat de gemeente
thans in de gelegenheid is de op de mede overgelegde teeke
ning B met roode kleur aangegeven voortuinen of gedeelten
voortuin te koopen tegen ƒ10.per M2 en de met blauwe,
resp. bruine kleur aangeduide gedeelten openbare weg of
stoep om niet over te nemen. Van enkele gedeelten voor
tuin, welke gemeenteëigendom zijn, doch aan de eigenaren
der aangrenzende huizen in gebruik zijn gegeven, zal dit
gebruik moeten worden opgezegd.
Wat de verharding betreft, deze zal vrijwel geheel ver
nieuwd moeten worden; ontworpen is daarom een nieuw
wegdek van le soort vlamovenstraatklinkers. De trottoirs
zullen worden gemaakt van basaltine-tegels met granieten
trottoirbanden.
De kosten, aan deze wegverbetering verbonden, zijn ge
raamd op 63.000.Dit bedrag kan worden geput uit het
Fonds voor Stadsverbetering en andere Sociale Doeleinden,
waarin thans nog een bedrag van ƒ76.580.aanwezig is.
Weliswaar is dit bedrag grootendeels voorloopig gereserveerd
ten behoeve van het verleenen van huurtoeslagen aan be
woners van woningen voor groote gezinnen (zie Raadsbesluit
van 7 Juli 1930, Ingek. Stukken No. 119), doch het laat
zich thans aanzien, dat de dienst 1930 een zoodanig saldo
zal opleveren, dat het fonds daaruit weder zal kunnen
worden aangevuld.
Met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neer
gelegde stukken geven wij, in overeenstemming met de
Commissie van Fabricage en die van Financiën, Uw Ver
gadering alsnu in overweging:
a. te besluiten tot aankoop ten behoeve van de gemeente,
tegen den prijs van ƒ10.per M2., van de aan den Morsch
weg gelegen voortuinen en gedeelten voortuinop de overge
legde teekening B rood gekleurd en deel uitmakende van
de perceelen, kadastraal bekend als gemeente Leiden, Sectie L,
Nis. 124, 125, 141, 142 en 1311, en Sectie P, Nis. 391, 392,
393, 396, 399, 400, 401, 402, 403, 404, 405, 415, 416, 417,
418, 477, 478, 479, 480, 502, 505, 534, 535, 538, 539, 540,
541, 542, 543, 740 en 741;
b. te besluiten tot overneming om niet ten behoeve van
de gemeente van de gedeelten openbare weg, gelegen aan
den Morschweg, op de overgelegde teekening B blauw ge
kleurd en deel uitmakende van de perceelen, kadastraal
bekend als gemeente Leiden, Sectie L, Nis. 770, 771, 772,
774, 775, 866, 931, 932, 933, 939, 940, 941, 1101,1102,1218,
1219, 1287, 1288 en 1310, en Sectie P, Nis. 391, 392, 419,
420, 481, 505, 535, 537, 538, 539, 540, 541, 542, 543, 544,
545, 546, 547, 548, 553, 554, 596, 876 en 877, alsmede van
de afgesloten stoep, op de genoemde teekening bruin gekleurd
en behoorende tot het perceel Sectie P, No. 558;
c. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
model D, dienst 1931, een bedrag van 63.000.ter be
schikking te stellen ten behoeve van de verbreeding en
verbetering van den Morschweg.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 31 Maart 1931.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergade
ring mede te deelen, dat zij zich geheel kan vereenigen met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de kosten
van verbreeding en verbetering van den Morschweg uit het
Fonds voor Stadsverbetering en sociale doeleinden te be
strijden, in afwachting van een verdere versterking van
dat Fonds.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 90. Leiden, 9 April 1931.
Ons vereenigende met nevensgaand voorstel van de Com
missie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal" geven wij
Uwe Vergadering in overweging: 7
a. te besluiten tot vaststelling van de navolgende ver
ordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 14 April 1904
(Gem.Blad No. 11), regelende de benoeming en den
werkkring van de Commissie voor het Stedelijk
Museum „de LakenhaV, laatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 13 Maart
1922 (Gem.Blad No. 10).
Eenig Artikel.
In artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van „zeven" gelezen: „acht" en in plaats van „zes":
„zeven".
b. bij aanneming van het sub a voorgestelde tot benoeming
van het achtste lid van de Commissie voor het Stedelijk
Museum „de Lakenhal" over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 27en Maart 1931.
Gedurende het leven van Dr. J. C. Overvoorde heeft deze
zich steeds belast met het Secretariaat van de Commissie
voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal".
Artikel 15 van de verordening van 14 April 1904, regelende
de benoeming en den werkkring van de Commissie voor
het Stedelijk Museum „de Lakenhal" liet daartoe de moge
lijkheid. Deze toestand geeft der Commissie evenwel geen
volledige bevrediging en zij zou thans het Directeurschap
en het Secretariaat van de Commissie, niet langer in een
hand willen laten.
De Directeur kan volgens de verordening geen lid van
de Commissie zijn, doch heeft toegang tot de vergadering,
tenzij de Commissie afzonderlijk wenscht te vergaderen, in
welk geval hij een adviseerende stem heeft.
Het is dus zeer wel mogelijk dat de Commissie vergadert
buiten tegenwoordigheid van den Directeur en de Commissie
is dus, wanneer de tegenwoordige toestand gehandhaafd
blijft, in dat geval zonder Secretarisdoch bovendien is het
niet wenschelijk dat de Directeur de functie van Secretaris
vervult, omdat, wanneer hij de vergadering bijwoont, hij
juist aanwezig is om voorstellen toe te lichten of adviezen
te geven en dan moet zeker zijn aandacht niet afgeleid
worden door de verplichting, notulen te maken.
Waar bij de samenstelling der Commissie rekening ge
houden is met de waarneming van de functie van Secretaris
door den Directeur, en het moeilijk is uit de tegenwoordige
leden iemand te vinden die voldoende vrijen tijd beschik
baar heeft, om het Secretariaat naar behooren waar te nemen,
terwijl de Commissie toch al met het oog op het soort werk
dat zij verricht, gaarne een vermeerdering van het aantal
leden met één, zou zien, geeft zij Uw College in overweging
om den Baad voor te stellen, in de bovengenoemde veror-