202
MAANDAG 30
MAART 1931.
Indien dit is geschied met het oog op de drukte van de kaas
markt, is het dan niet voldoende de bepaling te laten gelden
voor de uren, waarop de kaasmarkt wordt gehouden?
De Voorzitter zegt, dat niet alleen door het bezoek aan
de kaasmarkt het verkeer is toegenomen, maar ook doordat
alle bodewagens een standplaats op de Kaasmarkt hebben
gekregen.
De heer Wilbrink zegt, dit geen reden te achten voor de
invoering van het eenrichtingsverkeer voor de Middelweg.
De heer Goslinga acht de aanneming van het voorstel van
de Commissie voor de Strafverordeningen zeer gewenscht, omdat
de Middelweg tusschen de Hooglandsche Kerkkoorsteeg en de
Moriaansteeg zeer nauw is en het verkeer, dat door deze
beide stegen gaat, onder een scheeven hoek zou worden ge
sneden door het verkeer, dat van de Kaasmarkt komt, indien
het verkeer in de richting van de Kaasmarkt naar de Nieuw-
straat niet verboden werd. In dat geval zou de toestand ge
vaarlijk worden.
De Voorzitter zegt, dat op den Middelweg verscheidene
aanrijdingen hebben plaats gehad, waarom de bewoners over
den verkeerstoestand daar ter plaatse hebben geklaagd. Op
grond daarvan is deze regeling voorgesteld.
De heer Zitman zegt, dat dit alleen betrekking kan hebben
op het gedeelte tusschen de Moriaansteeg en de Lange Nieuw-
straat, welk gedeelte ook Middelweg heet.
De heer Wilbrink wil het rijverbod wel invoeren voor het
gedeelte tusschen de Moriaansteeg en de Lange Nieuwstraat,
maar niet laten gelden voor het overige gedeelte van den
Middelweg.
De Voorzitter meent, dat het beter is den Middelweg als
een geheel te beschouwen en geen uitzondering voor bepaalde
gedeelten te maken.
Artikel II wordt met 18 tegen 12 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Vallentgoed, Meijnen, Romijn,
van Es, Eikerbout, Bergers, Tepe, Reimeringer, Splinter,
Goslinga, de Reede, van Rosmalen, van der Reijden, Donders,
Wilmer, Manders, van Eek en Coster.
Tegen stemmen mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Zitman, van Stralen, van Tol, de Waal, Koole, Kooistra, Wil
brink, Schüller, Groeneveld, Huurman en Verweij.
De artikelen III tot en met IX worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
XVI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 11 Augustus 1864 (Gem.blad No. 11), houdende Reglement
voor het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis
binnen Leiden.
(Zie Ing. St. No. 62.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
Mevrouw Braggaar—de Does heeft met belangstelling
kennis genomen van het bezoek, dat door den Burgemeester
en den heer Goslinga aan het Gereformeerd Minne- of Arme
Mannen- en Vrouwenhuis is gebracht. Met voldoening heeft
zij geconstateerd, dat als resultaat van dat bezoek de leeftijds
grens is verlaagd van 70 jaar op 65 jaar, hoewel ook die
leeftijd op zichzelf hoog genoemd mag worden.
De reden van de verlaging is te vinden in het geringe
gebruik, dat van het huis werd gemaakt. Door de verlaging
van de leeftijdsgrens zal het bezoek waarschijnlijk toenemen
op het oogenblik is het aantal daar verpleegden 25, dat is
veel te weinig.
Intusschen spij t het spreekster, dat geen gelegenheid zal worden
geopend voor het opnemen van gehuwde paren, waarvan de
noodzakelijkheid zoowel bij de behandeling van de begrooting
voor 1931 als die voor 1930 is bepleit. De argumenten, die
toen zijn aangevoerd, zal spreekster niet opnieuw behandelen,
daar zij bekend zijn.
Dat de noodzakelijkheid niet alleen wordt gevoeld door leden
van de sociaal-democratische fractie, is spreekster gebleken in
een gesprek, dat zij met den heer Goslinga heeft gevoerd,
waarin de heer Goslinga zeide, dat getracht zou worden door
een verbouwing van de inrichting gelegenheid tot het opnemen
van gehuwde paren te krijgen.
Ook het program van de Roomsch-Katholieken spreekt van
bevordering van de opneming van gehuwde paren.
Spreekster juicht het toe, dat als gevolg van de plaats gehad
hebbende besprekingen de hinderlijke bepaling, dat men tot
de bedeelden moest behooren, wilde men voor opneming in
aanmerking komen, is weggenomen.
Spreekster zou echter ook den schijn van armlastigheid voor
degenen, die opneming vragen, willen wegnemen en acht het
daarom gewenscht, dat het vo rstel van Burgemeester en
Wethouders gewijzigd wordt, waartoe zij een voorstel in
dient.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van mevrouw Braggaarde Does, luidende:
»Ondergeteekende steld voor, het eenige artikel als volgt
te lezen
Het Gereformeerd Minne- of Oude Mannen en Vrouwenhuis
is uitsluitend bestemd voor de Nederduitsch Hervormde ge
meente, en worden door Regenten daarin opgenomen en
verzorgd personen, binnen deze gemeente die den ouderdom
van 65 jaren hebben bereikt."
Het amendement van mevrouw Braggaarde Does wordt
voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van
beraadslaging uit.
De heer Goslinga zegt, dat het het College genoegen doet,
dat mevrouw Braggaarde Does met voldoening heeft kennis
genomen van dit voorstel, dat een tweeledige bedoeling heeft,
n.l. om de leeftijdsgrens te verlagen en om te laten vervallen
den eisch, dat men tot de bedeelden behoort. Dat de Raad
niets in de stukken heeft gelezen over de verpleging van
gehuwde paren is geen wonder, want de medewerking van
den Raad is in geen enkel opzicht vereischt voor Regenten
om de gelegenheid open te stellen voor gehuwde paren om
samen te wonen; dat is een interne aangelegenheid van het
gesticht, waartoe het bestuur kan overgaan, zonder dat de
Raad daartoe op eenigerlei wijze zijn toestemming behoeft
te verleenen; dat is nergens voorgeschreven en spreekt van
zelf. Wel hebben Regenten bij het laatste bezoek van het
College aan dit gesticht, toen spreker daarover sprak, niet
alleen toegegeven dat dit mogelijk was, maar ook gaarne over
weging daarvan toegezegd; dan zouden echter eenige ver
anderingen moeten worden aangebracht. Inhoeverre die reeds
aangebracht zijn, weet spreker op het oogenblik niet, maar hij
is gaarne bereid dat aan Regenten te vragen.
Het amendement-Braggaarde Does kan niet, zooals het
luidt, zoo maar door den Raad worden aangenomen; indien
de Raad het wenscht, zou het bij wijze van motie in handen
van Burgemeester en Wethouders gesteld moeten worden om
daarover met Regenten te overleggen, want naar de geldende
opvatting kan deze verordening niet gewijzigd worden dan
in gemeen overleg tusschen Gemeentebestuur en Regenten.
Het College had b.v. gewenscht geheel te schrappen de
woorden «bedeeld wordende", maar Regenten verklaarden
toen reeds, dat dit onmogelijk was met het oog op de
stichtingsacte. Artikel 1 geeft in hoofdzaak de stichtingsacte
weer; Regenten meenden aan de stichtingsacte geen geweld
aan te doen door op te nemen »of daartoe in de termen
vallende" en door den leeftijd op 65 jaar te brengen, terwijl
de stichtingsacte voorschrijft «ouden van dagen te verzorgen";
Regenten waren echter niet bereid tot nog lager te gaan,
omdat men dan h. i. de bepalingen der stichtingsacte zou
overtreden. Mevrouw Braggaarde Does stelt een zeer
radicale wijziging in den naam voor, waardoor ook het doel
van het gesticht veranderd zou worden, zij stelt n.l. voor te
lezen, dat in het Gereformeerd Oude Mannen- en Vrouwen
huis zullen worden opgenomen personen, behoorende tot de
Nederduitsch Hervormde Gemeente die den 65-jarigen leeftijd
bereikt hebben, dus zonder eenig criterium te stellen ten
aanzien van hun behoeftigheid. Spreker meent, dat dit in
strijd is met de stichtingsacte en geen kans van slagen zal
hebben en kan den Raad niet adviseeren dit te doen; mocht
de Raad daarop willen ingaan, dan zal het toch aldus moeten,
dat de Raad Burgemeester en Wethouders verzoekt over een
wijziging van die strekking overleg te openen met Regenten.
Over dit voorstel is overleg gepleegd, maar nieuwe wijzigingen
kunnen niet maar zoo worden aangebracht.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat volgens den heer
Goslinga het samenwonen van gehuwde paren een interne
aangelegenheid is, maar dan verwondert het spreekster, dat
in den Raad wel gesproken kan worden over de leeftijds
grens en over het al of niet bedeeld zijn. Zijn dat dan geen
interne aangelegenheden?
De heer Gosi.tNGA zegt, dat die zaken in de verordening
staan, en dus geen interne aangelegenheden zijn. Omtrent
het samenwonen van gehuwde paren staat echter niets in de
verordening.