200
MAANDAG 30
MAART 1931.
Dat door de beslissing, welke den Raad thans gevraagd
wordt, de verkeerscomrnissie voor een voldongen feit zou
worden gesteld en deze commissie daardoor in haar arbeid
zou worden belemmerd, kan volgens spreker geen ernstige
bewering zijn; ditzelfde zou kunnen worden gezegd van
andere bepalingen van de verordening, welke ouder zijn dan
de nu voorgestelde.
In bijna alle gevallen, welke betrekking hebben op de
verordening op het rijden, bestaat in den Raad verschil van
meening. Het feit, dat men van te voren kan zeggen, dat ten
aanzien van sommige onderdeelen van het voorstel verschil
van meening zal bestaan, is dus geen reden om de behandeling
uit te stellen en de zaak eerst te geven in handen van een
commissie, welke de Commissie voor de Strafverordeningen zal
adviseeren.
Op grond van het een en ander adviseert spreker den Raad
het voorstel van den heer Groeneveld niet aan te nemen.
De heer Groeneveld is door de Commissie voor de Straf
verordeningen benoemd tot lid en voorzitter der nieuwe
verkeerscomrnissie; de Voorzitter zegt het op prijs te stellen,
dat spreker dat aanvaard heeft, maar spreker begint die
betrekking hoe langer hoe minder te waardeeren. Die com
missie is er nu eenmaal om een nieuwe verkeersverordening
te ontwerpen en terwijl zij daarmede bezig is, gaat de Raad
doodkalm door wijziging te brengen in de bestaande ver
ordening. Nu weet spreker wel. dat die commissie niet tot
taak heeft het verkeer te regelen, zooals de Voorzitter zegt;
daarvoor zijn de verkeersagenten, maar haar taak is toch om
althans de beginselen te ontwerpen, waarnaar het verkeer
hier zal worden geregeld; anders begrijpt spreker heelemaal
niet wat die commissie te doen heeft; zij moet toch een
ontwerp indienen. De Voorzitter zegt, dat dit de taak van die
commissie niet is; dan begrijpt spreker niet wat dan wel haar
taak is. Sprekers tijd is heel kostbaar en wanneer het in de
practijk toch niets beteekerit, moet men in plaats van sprekpr
maar een ander lid benoemen. Bovendien is het lidmaatschap
van zoo'n commissie dikwijls onaangenaam, omdat men dan
veel minder vrij is. Spreker verzoekt den Voorzitter dus een
nadere verklaring van zijn woorden; anders ziet spreker er
van af.
De heer van Eck. heeft er wel degelijk in de Commissie
voor de Strafverordeningen op aangedrongen deze zaak in
het algemeen te laten rusten, al heeft hij geen stemming
gevraagd en zich er tenslotte bij neergelegd. Spreker had er
echter wel op aangedrongen om, buiten dringende nood
zakelijkheid, geen andere regeling te treffen. Spreker is het
niet eens met de opvatting van den Voorzitter omtrent de
taak van de verkeerscomrnissie. De Commissie voor de Straf
verordeningen in het algemeen, en spreker in het bijzonder,
acht zich onbevoegd een verordening op het Rijden te maken
en te herzien zonder voorlichting van een deskundige com
missie, die niet alleen algemeene richtlijnen moet vaststellen,
maar ook naar aanleiding daarvan bespreken en overwegen,
of herziening der verordening op het Rijden gewenscht is;
zij moet dus ook in bijzonderheden treden. Die Commissie is
samengesteld uit personen, die op de hoogte zijn van het
verkeer en van de ligging der straten; die kunnen dus het
beste beoordeelen welke verboden moeten worden uitge
vaardigd. Wanneer er nu over bepaalde punten verschil van
meening in den Raad is, of wanneer het mogelijk of waar
schijnlijk is, dat de Raad, indien hij daarover nog eens moest
oordeelen, voorgelicht door die deskundige commissie, dan tot
een andere conclusie kwam, is het toch beter die zaak even
te laten liggen.
Spreker ontkent niet, dat bij deze zaak eenige haast is,
maar daarvan is bij elke regeling sprake. Het is practischer
met de behandeling van dit voorstel te wachten.
De Voorzitter heeft de taak van de verkeerscomrnissie wel
wat klein voorgesteld, indien zij zich niet ronduit zou kunnen
uitspreken over de geheele materie en de Commissie voor de
Strafverordeningen niet op het standpunt zou staan, dat
zijzelf geen beslissing kan nemen, voordat de verkeercommissie
is gehoord. Daaruit vloeit echter niet voort, dat de Raad zou
moeten zeggen de deskundigen hebben het gezegd en daarom
moeten wij het aanvaarden.
Spreker acht het oordeel van de deskundigen wel noodig
en meent, dat de verkeerscomrnissie het recht heeft te eischen,
dat over zaken als deze haar oordeel wordt gevraagd.
De heer Wilmer geeft den Raad in overweging niet al te
lang meer over deze zaak te spreken. Men meent over het
algemeen, dat in dit stadium alleen regelingen moeten ge
troffen worden voor zaken, waarvan een spoedige behandeling
geëischt is. Degenen, die de verantwoordelijkheid dragen voor
de verkeersregeling hier ter stede, hebben uitdrukkelijk
verklaard, dat een spoedige behandeling van de voorgestelde
wijzigingen gewenscht is. De Raad heeft zich bij die meening
neer te leggen. Men kan nu niet eischen, dat de Raad zal
nagaan, of deze verklaring van de verantwoordelijke personen
op degelijke motieven berust.
Wat het eventueele verschil van meening in den Raad
betreft: ook over de vraag van de spoedeischendheid zou
verschil van meening kunnen bestaan. De Raad dient echter
te aanvaarden, dat er inderdaad met spoed gehandeld moet
worden en een regeling dient te worden getroffen. Wenscht
men zich niet op alle punten met de voorgestelde wijzigingen
te vereenigen, dan kan men daarover bij de afzonderlijke
punten spreken.
Het zou niet zoo verschrikkelijk zijn, als over een jaar
spreker ziet niet in, dat binnen dien tijd de regeling opnieuw
in den Raad ter sprake wordt gebracht betreffende het
een of andere onderdeel een andere beslissing zou worden
genomen.
De heer Zitman zegt, dat deze wijziging van de verordening
noodzakelijk is geworden door de verbouwing aan de Haven-
brug en op andere plaatsen.
De verkeerscomrnissie zou wel een jaar met het uitbrengen
van haar rapport kunnen wachten, maar men kan de onder
havige zaak niet zoo lang uitstellen en daarom dient de Raad
de voorgestelde wijzigingen aan te nemen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt verworpen
met 20 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Zitman, Meijnen, Romijn, van
Es, Eikerbout, van Tol, Bergers, Tepe, Reimeringer, Splinter,
Goslinga, de Reede, Wilbrink, van Rosmalen, van der Reijden,
Donders, Wilmer, Huurman, Manders en Coster.
Vóór stemmen: de heer Vallentgoed, mevrouw Braggaar
de Does, de heeren van Stralen, de Waal, Koole, Kooistra,
Schüller, Groeneveld, van Eck en Verweij.
(De heeren Huurman en Manders waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
Beraadslaging over artikel I, luidende:
»In artikel 7 lid 1 wordt de punt achter Morschstraat ver
vangen door een puntkomma en aan dit lid wordt toegevoegd
22. de Lange Koppenhinksteeg in de richting naar de
Kaasmarkt;
23. de Korte Koppenhinksteeg in de richting naar de
Hooigracht;
24. de Leuvenstraat tusschen de Staal wijkstraat en de
Schelpenkade in de richting naar de Schelpen kade;
25. den weg onder de Zijlpoort in de richting naar de Haven;
26. den weg ten Noorden van de Zijlpoort in de richting
naar den Lagen Rijndijk:
27. de Havenkade tusschen de Kalvermarkt en de Minne-
broersgracht in de richting naar de Minnebroersgracht."
De heer Groeneveld geeft toe, dat de Koppenhinkstegen
zoo smal zijn, dat zij ongeschikt zijn voor dubbel verkeer,
doch kan zich niet vereenigen met de voorgestelde richting
van het eenrichtingsverkeer. Op een gedeelte van den Ouden
Rijn is ook eenrichtingsverkeer ingevoerd en nu zijn de
Koppenhinkstegen in wezen het verlengde van de kade van
den Ouden Rijn. Nu is het verkeer op den Ouden Rijn toe
gestaan in de richting van de Hoogstraat naar de Hooglandsche
Kerkgracht en het is in strijd met alle regels van verkeer
en van rechtshouden, voor de Koppenhinkstegen het verkeer
toe te staan in tegengestelde richting. Spreker heeft geen
bezwaar tegen invoering van éénrichtingsverkeer daar, maar
de richting moet juist andersom zijn en het moet zich aan
passen bij het reeds op den Ouden Rijn bestaande eenrich
tingsverkeer. Als reden wordt aangevoerd, dat er op dat
plein wel eens kaasmarkt wordt gehouden, maar dat is alleen
op Vrijdag, van 8 tot 10 uur, dus slechts 2 uur per week
en men krijgt er sprekers stem niet voor om daarvoor het
verkeer in strijd met elke goede regeling te doen plaats
hebben. Ook het verkeer op de Kaasmarkt kan zich heel
goed aanpassen aan de gewone verkeersregels van rechts
houden en een omkeering van de richting van het éénrich
tingsverkeer in de Koppenhinkstegen levert voor de Kaasmarkt
niet het minste bezwaar op. Spreker had liever gezien, dat
deze zaak in de Verkeerscomrnissie zou zijn bezien. De Com
missaris van Politie is het met spreker eens, dat de richting
van het éénrichtingsverkeer moet worden omgekeerd. Spreker
dringt er dus op aan bij de punten 22 en 23 de voorgestelde
richting om te keeren.
Spreker vraagt zich af, waarom alleen de Leuvenstraat in
deze voorstellen is opgenomen en niet tegelijkertijd een ver
keersregeling is voorgesteld voor andere straten, welke even
smal zijn, zooals de Potgieterlaan, waar het tweerichtingen-