MAANDAG 30 MAART 1931.
199
paling sinds eenige jaren heelemaal niet meer nageleefd
wordt, omdat dit niet meer noodig is, sinds daar een breede
weg is gekomen. Er was toch wel aanleiding, nu het toch
aan de orde is, om ook die verkeersbelemmering daar op te
heffen. Spreker meent, dat de voorgestelde wijzigingen beter
aangehouden kunnen worden, daar toch ook weer elk systeem
ontbreekt; spreker acht het beter, dat de hiervoor ingestelde
commissie de zaak in het algemeen behandelt, met uitzondering
dan van een pair zaken, waarover wel geen verschil van
gevoelen zal bestaan, zooals de regeling van het verkeer aan
de Zijlpoort en bij de Gansoordbrug, waarbij in wezen geen
verandering wordt gebracht, maar de bestaande toestand blijft
gehandhaafd. De regeling voor de Zijlpoort is eigenlijk over
bodig, omdat de borden er al een paar maanden staan; de
toestand daar is dus al geregeld en moet alleen bekrachtigd
worden.
Spreker stelt dus voor, de behandeling van dit voorstel aan
te houden.
De Voorzitter zegt, dat is ingekomen een voorstel van
den heer Groene veld, luidende:
«Ondergeteekende steit voor, van de voorstellen tot wijziging
van de Verordening op het Rijden alleen in behandeling te
nemen de voorstellen betreffende artikel 7, nos. 25 en 26,
ai tikel 246is, nos. 9, 10 en 11, en de rest van deze voor
stellen uit te stellen tot een algemeene herziening van de
Verordening op het Rijden."
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter kan het wel eens zijn met hetgeen de heer
Groeneveld in het algemeen omtrent deze verordening heeft
opgemerkt. Ook de Commissie voor de Strafverordeningen is
tot de overtuiging gekomen, dat de geheele verordening op
nieuw onder de loupe moet worden genomen en herzien, dat
zij onoverzichtelijk is geworden en aan het systeem misschien
het een en ander hapert, zoodat het wellicht beter is een
geheel nieuwe verordening te ontwerpen.
De Commissie voor de Strafverordeningen heeft een beroep
gedaan op eenige heeren om haar bij te staan bij het ont
werpen van een nieuwe verordening, waarin de regeling van
het verkeer als onderwerp wordt genomen, in tegenstelling
tot de bestaande verordening, welke alleen een regeling van
het rijden bevat.
De Commissie voor de Strafverordeningen heeft zeer zeker
rekening gehouden met den wensch van den heer Groeneveld
om zoo weinig mogelijk wijziging in de bestaande verordening
te brengen. Zij heeft alleen voorstellen gedaan voor de ge
vallen, waarin directe voorziening gewenscht is, en juist in
verband hiermede ontraadt spreker, mede namens de Commissie
voor de Strafverordeningen, de aanneming van het voorstel
van orde van den heer Groeneveld.
De Commissie voor de Verkeersverordening zal eenigen tijd
noodig hebben voor het ontwerpen van tie nieuwe verordening,
die daarna in de Commissie voor de Strafverordeningen be
handeld moet worden, zoodat er geruime tijd mede gemoeid
zal zijn.
De bestaande verordening, welke niet mooi is, zal door de
voorgestelde wijzigingen niet erger ontsierd worden. Boven
dien doet dit er betrekkelijk weinig toe. De hoofdzaak is:
veiligheid, zekerheid en goede regeling van het verkeer.
De heer van Eck zegt, dat hij, gelijk hij in de Commissie
voor de Strafverordeningen heeft medegedeeld, er bezwaar
tegen heeft om deze zaak op het oogenblik in haar geheel
te behandelen, hetgeen spreker een vreemde wijze van doen
zou achten. Immers: de Commissie voor de Strafverordeningen
heeft het noodzakelijk gevonden om, alvorens zich over een
wijziging van de verordening uit te spreken, het advies in
te winnen van een deskundige commissie, welke thans is
ingesteld en waarvan het rapport wordt afgewacht.
Indien omtrent de thans voorgestelde wijzigingen eenstem
migheid in den Raad bestond, zou het inderdaad niet verstandig
zijn deze zaak aan te houden. Omtrent verscheidene punten
bestaat echter verschil van meening en het is niet onmogelijk,
dat, wanneer straks het rapport van de verkeerscommissie
via de Commissie voor de Strafverordeningen den Raad heeft
bereikt, de Raad ten aanzien van die punten tot een ander
inzicht komt.
Spreker sluit zich dan ook gaarne aan bij het voorstel van
den heer Groeneveld om thans alleen die punten te behan
delen, waarvan men kan aannemen, dat daaromtrent geen
verschil van meening in den Raad bestaat. Het is echter
onpractisch thans ook de andere punten te behandelen,
aangezien de mogelijkheid bestaat, dat de verordening, welke
thans zal worden gewijzigd, na het uitbrengen van het rap
port van de verkeerscommissie opnieuw gewijzigd zal moeten
worden.
Nu zijn natuurlijk aan uitstel wel bezwaren verbonden;
al zal de heer Wilbrink, en ook de heer Groeneveld, wel
zorgen, dat die commissie snel zal werken, toch zal dit nog
wel eenigen tijd duren. Wanneer de Raad echter eenige
punten, waarmede betrekkelijk haast is, in handen van die
commissie stelt, zal dat voor haar een aansporing zijn om
vlugger te werken. Spreker acht het niet rationeel ten aan
zien van deze punten die deskundige commissie uit te
schakelen en daarover te besluiten zonder het oordeel in te
winnen van de personen, op wier oordeel de Raad en de
Commissie voor de Strafverordeningen prijs stellen. Spreker
zondert hierbij natuurlijk uit de punten, waarvoor een wijzi
ging onvermijdelijk is, waarover de Raad eenstemmig is,
welker regeling ook bij deskundige voorlichting zoo zou
blijven.
De heer Groeneveld is teleurgesteld, dat de Commissie
voor de Strafverordeningen sprekers eenvoudig voorstel niet
wil overnemen. In de bestaande verordening zijn sommige
dingen te weinig, maar andere helaas te veel geregeldvoor
de ingestelde verkeerscommissie zou het misschien aange
namer zijn, wanneer er maar zooveel mogelijk ongeregeld
was, maar die commissie is er nu eenmaal en tracht eenig
systeem in het verkeer te brengen, maar de Raad gaat ge
woon door, alsof die commissie er niet is, met de verorde
ning te wijzigen. Dan wordt het lidmaatschap van een
dergelijke commissie toch wel van heel weinig beteekenis,
en is het op zijn hoogst een aardig tijdverdrijf misschien.
Hier worden eenige verkeersrichtingen voorgesteld door de
Commissie voor de Strafverordeningen, die naar spreker meent
precies moeten worden omgekeerd; wanneer desniettegen
staande de Raad die voorstellen aanneemt, is de verkeers
commissie niet meer vrij en kan zij moeilijk, zoo niet on-
mogelijk, daarin verandering brengen, daar het dan een
bestaande toestand geworden is. Zoo zijn er meer voorstellen,
die spreker verkeerd acht en die hij liever aan de verkeers
commissie wil overlaten. Al zijn er misschien eenige gebreken
in, de tegenwoordige regeling bestaat al jaren en er is geen
dringende noodzaak die vandaag den dag te veranderen; dat
kan best nog even wachten, totdat die commissie de geheele
verkeersregeling bezien heeft; spreker acht het verkeerd nu
reeds het werk voor de verkeerscommissie te doen en inci
denteel, dus onsystematisch, te regelen. De Raad moet daar
aan niet beginnen, maar deze zaak nu eens aan die commissie
overlaten en afwachten wat deze er van zal terechtbrengen.
De Voorzitter drukt er zijn verwondering over uit, dat de
heer van Eck, die in de Commissie voor de Strafverorde
ningen aan de totstandkoming van dit voorstel heeft mede
gewerkt, daarvan nu eigenlijk terugkomt. Toen deze zaak in
die Commissie besproken werd, is wel degelijk tegelijkertijd
aan de orde geweest de gedachte om de geheele verordening
op het rijden in handen te stellen van een daartoe te benoe
men speciale commissie, waarin deskundigen zitting zouden
hebben; juist met het oog daarop zijn toen verschillende
andere punten, die voorgesteld waren, aangehouden, waarbij
geen haast was, ter beslissing en ter behandeling op het oogen-
blik, waarop die commissie haar rapport zou uitbrengen.
De beer van Eck is blijkbaar thans daarvan teruggekomen,
hetgeen ongetwijfeld zijn goed recht is.
Het is onjuist te meenen, dat de commissie, welke op
verzoek van de Commissie voor de Strafverordeningen is in
gesteld (de verkeerscommissie) voortaan de commissie zal zijn,
die den Raad heeft te adviseeren omtrent de verkeersvraag-
stukken en de strafverordeningen. Haar taak is slechts de
Commissie voor de Strafverordeningen van advies te dienen,
omdat laatstgenoemde commissie zich niet voldoende op de
hoogte acht te zijn van de technische zijde van het verkeers-
vraagstuk.
Er bestaat dan ook geen aanleiding de verkeerscommissie
te hooren, waar het betreft het wijzigen van de verordening
op het rijden; zij zou ook niet over deze zaak, welke door
de Commissie voor de Strafverordeningen als dringend is voor
gesteld, dadelijk haar oordeel gereed kunnen hebben.
Intusschen kan men niet beweren, gelijk de heer Groeneveld
deed, dat men deze verkeerscommissie wel ter zijde kan schuiven.
Zij heeft op zich genomen de verordeningen overzichtelijk te
maken en zoo noodig nieuwe richtlijnen voor de regeling van
het verkeer aan te geven en dus de vereischte wijzigingen
van de verordeningen voor te stellen. De Commissie voor de
Strafverordeningen zal hebben na te gaan, of zij zich met de
beginselen van de verkeerscommissie kan vereenigen, waarna
de zaak bij den Raad aanhangig zal worden gemaakt.
Het zou naar sprekers meening geen juiste behartiging van
de belangen, welke den Raad zijn toevertrouwd, zijn, indien
men eerst over de onderhavige zaak de verkeerscommissie zou
hooren.