MAANDAG 30 MAART 1931. 221 Het derde gedeelte van de conclusie sub 1 luidende »te bepalen, dat tot de openbare bewaarscholen en de van gemeentewege gesubsidieerde bewaarscholen geen kinderen mogen worden toegelaten, die op het tijdstip van toelating den leeftijd van 3| jaar nog niet hebben bereikt." wordt aangenomen met 21 tegen 10 stemmen. Vóór stemmende heer Vallentgoed, mevrouw Brag- gaarde Does, de heeren Zitman, Romijn, van Stralen, van Tol, Bergers, de Waal, Koole, Tepe, Reimeringer, Kooistra, Schüller, Donders, Groeneveld, Wilmer, Mandeis, Bosman, van Eek, Verweij en Coster. Tegen stemmende heeren Meijnen, van Es, Eikerbout, Splinter, Goslinga, de Reede, Wilbrink, van Rosmalen, van der Reijden en Huurman. De conclusie sub II, luidende: «Voor nieuw te bouwen bijzondere bewaarscholen, waar van de plannen de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders hebben verkregen, worden de stichtingskosten vergoed, met dien verstande, dat die vergoeding niet over- trelt het bedrag, hetwelk gevonden wordt door het getal leerlingen, waarvoor de school plaats biedt, te vermenig vuldigen met f 250.en dat de bepalingen van de artikelen 79 en volgende van de Lager Onderwijswet 1920, betreffende waarborgsommen etc., zooveel mogelijk overeenkomstige toe passing zullen vinden." wordt aangenomen met algemeene (31) stemmen. De conclusie sub III, luidende: »aan de besturen van de bestaande gesubsidieerde be waarscholen gedurende 20 jaren een jaarlijksche vergoeding te verleenen gelijk aan 3£°/o van de getaxeerde waarde van die scholen en Burgemeester en Wethouders uit te noodigen nadere voorstellen in te dienen betreffende de wijze waarop die taxaties zullen geschieden." De conclusie sub IV, luidende «de jaarwedde van een hoofd van eene openbare bewaar school na 2, 4 en 6 jaren dienst als hoofd eener bewaar school telkens te verhoogen met ƒ100. en de conclusie sub V, luidende »te bepalen, dat de onderwijzeressen van de openbare be waarscholen eene jaarwedde genieten van 1.000.met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van 100.en dat voor het bezit van de bevoegdheid om als hoofdonderwijzeres op te treden het salaris met ƒ200.per jaar wordt verhoogd;" worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Aan de orde is thans de stemming over de toevoeging aan de conclusie sub V, luidende: «Tijdelijke onderwijzeressen ontvangen eene belooning be rekend naar 1000.per jaar." De heer Wilbrink vraagt, of nu ook het voorstel van de meerderheid, dat daartegenover staat, in stemming wordt gebracht. De Voorzitter zegt eerst de voorstellen van de minderheid in stemming te zullen brengen, omdat zij een verdere strekking hebben. De heer Wilbrink betwist dit. De meerderheid wenscht, dat het personeel niet in salaris achteruitgaat en de minderheid stelt voor, dat de achteruitgang niet meer dan 1.000.zal bedragen, zoodat het eerste voorstel van verdere strekking is. De vorenvermelde toevoeging aan de conclusie sub V wordt aangenomen met 21 tegeri 10 stemmen. Vóór stemmen: de heer Vallentgoed, mevrouw Braggaar de Does, de heeren Zitman, Romijn, van Stralen, van Tol, Bergers, de Waal, Koole, Tepe, Reimeringer, Kooistra, Schüller, Donders, Groeneveld, Wilmer, Manders, Bosman, van Eek, Verweij en Coster. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van Es, Eikerbout, Splinter, Goslinga, de Reede, Wilbrink, van Rosmalen, van der Reijden en Huurman. De conclusie sub VI, luidende: »te bepalen, dat de hoofden van de openbare bewaarscholen niet meer ambulant zullen zijn;" en de conclusie sub VII, luidende: «uit de verordening van 17 Mei 1920 (Gem. Blad No. 27) te laten vervallen artikel 4, luidende: »De kweekelingen en, indien noodig ook de onderwijzeressen, ontvangen kosteloos onderwijs en leermiddelen'';" worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De conclusie sub VIII, luidende: »te besluiten, dat ten behoeve van een na den datum van dit besluit te stichten bijzondere bewaarschool geen subsidie wordt verleend, indien niet te voren de goedkeuiing van den Gemeenteraad is verkregen omtrent de plaats van vestiging;" wordt aangenomen met 21 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen: de heer Vallentgoed, mevrouw Braggaar de Does, de heeren Zitman, Romijn, van Stralen, van Tol, Bergers, de Waal, Koole, Tepe, Reimeringer, Kooistra, Schüller, Donders, Groeneveld, Wilmer, Manders, Bosman, van Eek, Verweij en Coster. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van Es, Eikerbout, Spinner, Goslinga, de Reede, Wilbrink, van Rosmalen, van der Reijden en Huurman. Aan de orde is thans de stemming over de conclusie sub IX, luidende: «te bepalen, dat het sub II bedoelde bouwsubsidie wordt toegekend zoo spoedig mogelijk na den dag waarop de school wordt geopend, met dien verstande, dat, indien de school, op den dag van opening minder dan 72 leerlingen telt, het bouwsubsidie wordt toegekend zoodra mogelijk na afloop van het jaar waarin geregeld ten minste 72 leerlingen de school hebben bezocht", waarop door den heer Wilbrink is voorgesteld een amen dement, luidende: «Ondergeteekende stelt den Raad voor punt IX als volgt te lézen: te bepalen, dat het sub II bedoelde bouwsubsidie wordt beschikbaar gesteld zoodra met den bouw is begonnen en de vereischte waarborgen zijn gegeven." De heer Wilbrink zegt, dat de Wethouder het voorstel acceptabel acht en de toezegging heeft gedaan, het in de verordening te zullen verwerken. Spreker neemt met deze toezegging genoegen, indien de Raad er eveneens genoegen mede neemt. De Voorzitter stelt de vraag, of de heer Wilbrink zijn voorstel thans intrekt. De heer Wilbrink meent, dat het voorstel door den Wet houder wordt overgenomen. De heer Tepe zegt, dat hij het voorstel niet in precies den- zelfden vorm zou willen overnemen. Hij kan er hetzelfde van zeggen als van het vorige voorstel. Het lijkt spreker juist, dat de Baad het principe als juist erkent en besluit, dat het in de verordening zal worden verwerkt. Spreker zou dan ook den heer Wilbrink willen verzoeken zijn voorstel in te trekken en met deze toezegging genoegen te nemen. Het principe van het artikel wordt dan aangenomen, maar gewijzigd in den geest als de heer Wilbrink het wenscht. De heer Huurman meent, dat de Raad zich in principe thans daarover wel kan uitspreken. De heer Wilbrink zegt, dat het inderdaad gaat om het principe. De minderheid van het College stelt voor de bouw subsidie te betalen, als de school gebouwd is en bevolkt is met 72 leerlingen, terwijl spreker voorstelt, dat zoodra de Raad zijn goedkeuring aan de plannen heeft gehecht en daar mede heeft uitgesproken, dat de behoefte aan de school be staat, de bouwsom automatisch beschikbaar wordt gesteld. De heer Tepe zegt het niet juist te vinden, dat de heer Wilbrink de kwestie van de 72 leerlingen niet in zijn amen dement heeft opgenomen. Later zou men, bij aanneming van het amendement, uib het artikel of uit de Handelingen iets anders kunnen lezen dan dat de bouwsubsidie verleend wordt voor een school, die 72 leerlingen telt. De heer Wilbrink zegt, dat dit niet kan. Indien de redactie van zijn amendement bezwaar oplevert, is hij bereid het aldus te wijzigen, dat gelezen wordteen school van ten minste 72 leerlingen. De Raad zal natuurlijk geen voorstel tot den bouw van een school goedkeuren, als het in strijd is met de verordening. De heer Romijn geeft den heer Wilbrink in overweging te wachten tot de verordening aan de orde gesteld is. De heer Goslinga zegt, dat thans wordt voorgesteld door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 27