MAANDAG 2
MAART 1931.
169
laag is ia verband met den gepresteerden arbeid; natuurlijk
wordt bij elke gelegenheid door spreker en de zijnen gepro
beerd daarin verbetering te krijgen. Pogingen van het bestuur
zelf van den Leidschen Hout zijn herhaaldelijk afgestuit op
onwil van het departement, maar welk bezwaar kan ertegen
zijn, dat men, als men meent, dat dien arbeiders meer loon
toekomt, een bepaald bedrag uittrekt, dat men van plan is te
verloonen en dat men, als het niet anders kan, afstand doet van
de Rijksbijdrage, wanneer die alleen verkregen kan worden
ten koste van lage loonen. De Wethouder wees naar Haarlem,
waar ƒ22.50 wordt verdiend, niet als maximum, zooals de
heer Goslinga nu zegt; in de practijk bleek, dat zij dit niet
allemaal konden verdienen; daarvan is eenige agitatie het
gevolg geweest en er is dan ook voorgesteld, het op ƒ25.
te brengen. Spreker is het er ten volle mee eens, dat het
beter is 200 Vte verloonen dan ƒ500.— aan steun te geven,
maar zoo staat de zaak hier niet. Wanneer de arbeiders bij
den Leidschen Hout steun zouden ontvangen, zou die van
sommigen in verband met hun gezinssterkte ƒ16,a ƒ17.
bedragen en in dezen winter hebben zij daar moeten werken
voor ƒ20.25, dus voor een heele week hard werken, terwijl
algemeen erkend wordt, dat zij meer loon waard zijn. Er mag
dus geen gelegenheid onbenut worden gelaten om dien men-
schen een behoorlijk loon uit te betalen.
Het argument, dat de Wethouder aanvoerde tegen het
volledig afwerken van het plan door den bouw van een thee
huis of restaurant, is hetzelfde argument, dat aangevoerd
wordt door vele werkgevers en anderen, die in dezen tijd van
malaise het werk niet laten uitvoeren en daardoor voor een
groot gedeelte de malaise grooter maken. Bovendien: kan
men van luxe spreken, wanneer men een inrichting maakt,
waar de Leidenaren, die in den Hout wandelen, een kopje
thee kunnen drinken?
Spreker zal geen voorstel doen, maar betreurt het toch,
dat opnieuw zal moeten worden berust in de uitbetaling van
de lage loonen bij den Leidschen Hout.
De heer Schüller zegt, dat Wethouder Goslinga ten op
zichte van hem gedurende de laatste twee jaren de tactiek
heeft gevolgd van hem woorden in den mond te leggen, die
hij niet heelt gesproken.
Spreker heeft niet anders gedaan dan inlichtingen vragen.
Hij heelt geen enkele beschuldiging geuit. Hij wenscht echter
niet te aanvaarden, dat de Wethouder, die hier toch ook in
het openbaar spreekt, hem woorden in den mond legt, welke
hij niet heeft gebruikt. Die woorden treffen niet spreker, maar
dengene, die ze heeft geuit. En dat voor een christelijke
Wethouder.
De Voorzitter zegt, dat nu gebleken is, dat de heer Schüller
niet de bedoeling heeft gehad wantrouwen uit te spreken in
het gevoerde beleid ten aanzien van den Leidschen Hout,
terwijl de heer Goslinga meende, dat daarvan iets uit de
woorden van den heer Schüller zou zijn gebleken. Spreker
gelooft, dat nu in de persverslagen kan worden vermeld, dat
de heer Schüller heeft gezegd, niet bedoeld te hebben, dat
er van wantrouwen sprake zou zijn en dat Burgemeester en
Wethouders hebben verklaard, dat hun niets is gebleken,
waardoor wantrouwen zou gewekt kunnen zijn.
Het lijkt spreker ook goed, wanneer hiervan niets in de
couranten wordt opgenomen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XII. Voorstellen in zake de reorganisatie van het bewaar-
schoolonderwijs, enz.
(Zie Ing. St. No. 266 van het jaar 1930.)
De heer Elkerbout zegt, dat de heer Van Es in deze ver
gadering niet aanwezig kon zijn, aangezien hij zich met het
oog op de ernstige ongesteldheid van zijn vader naar Delft
heeft begeven.
De heer Van Es is lid van de commissie voor onderwijs
zaken, heeft zich geheel en al van het vraagstuk van het
bewaarschoolonderwijs op de hoogte gesteld en zou als woord
voerder van sprekers fractie optreden.
In verband met het een en ander zou sprekers fractie het
aangenaam vinden, indien de Raad zou kunnen besluiten dit
punt tot de volgende vergadering aan te houden, waartoe
spreker het voorstel doet.
De Voorzitter zegt, dat het in verband met het reeds
vergevorderde uur en de zekerheid, dat over dit agendapunt
een uitvoerige gedachtenwisseling zal plaats hebben, aanbe
veling zou verdienen, indien de Raad, afgescheiden van alle
andere overwegingen, zou besluiten de bespreking van dit
punt uit te stellen tot de eerstvolgende vergadering, welke
hoogstwaarschijnlijk 16 Maart a.s. zal plaats hebben.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter tot aanhouding
van punt 12 der agenda besloten.
XIII. Voorstel van Mevr. Braggaarde Does, in zake de
benoeming van een gemeentelijke Commissie, belast met de
zorg voor de Leidsche blinden.
Mevrouw Braggaar—de Does heeft in de sectievergadering
allereerst aangedrongen op een betere huisvesting voor de
tewerkgestelde Leidsche blinden; aan dat verzoek is inmiddels
voldaan, waarvoor spreekster haar dank uit; alleen verzoekt
zij de nieuwe huisvesting zoo spoedig mogelijk te willen be
trekken.
Ook is door spreekster in de sectie behandeld de ziekte
regeling, die zeer willekeurig wordt toegepast. Zoo heeft de
eene persoon bij ziekte 10 weken lang zijn loon doorbetaald
gekregen, terwijl hij zijn bijwerk nog kon doen, terwijl een
ander, kostwinner, die in het Academisch Ziekenhuis moest
worden opgenomen, 1 week loon uitbetaald kreeg en verder
verwezen werd naar Maatschappelijk hulpbetoon; bij de be
grooting is met zeer veel voldoening gesproken door vele
Raadsleden over het werk van Maatschappelijk Hulpbetoon,
maar de moeder van dien blinde heeft van Maatschappelijk
Hulpbetoon in 8 weken 2 x 2.50 ontvangen. Een vergelijking
van deze 2 gevallen bewijst, dat er alle reden is om van
willekeur te spreken. Nu wordt er in de memorie van antwoord
gezegd,dat gepoogd zal worden een vrijwillige ziekteverzeke
ring te sluiten met kleine premie. Maar kort geleden is toch
voor deze blinden een regeling getroffen, dat het loon slechts
1 week wordt doorbetaald en dat zij zich dan moeten ver
voegen bij Maatschappelijk Hulpbetoon. Wanneer zij dan
behandeld worden als in het door spreekster besproken ge
val van die weduwe, dan ziet het er voor hen bij ziekte
niet bijzonder gunstig uit. Deze zaak zal zeer zeker onder de
oogen gezien moeten worden.
Spreeksters derde vraag betrof de geschiktheid van den
bedrijfsleider. Tegen dezen bedrijfsleider als mensch heeft
spreekster niets, integendeel, hij is buitengewoon goed en door
en door eerlijk, maar aan een bedrijfsleider moet men ook
nog andere eischen stellen, n.l. dat hij heeft vakkennis en
kennis van zaken en dat hij in staat is leiding te geven.
Spreekster acht het niet gewenscht daarover in den Raad
te spreken, maai zij zou wel gaarne willen, dat het College
een onderzoek instelde naar de geschiktheid van dezen bedrijfs
leider en dat dan niet alleen bij de Vereeniging tot verbete
ring van het Lot der Blinden, maar ook bij de personen, die
steeds onder dezen bedrijfsleider werkzaam moeten zijn.
Het antwoord, dat spreekster ontving op de vraag, of bij
gelijken arbeid en gelijke capaciteiten ook gelijk loon wordt
betaald, ging eigenlijk langs die vraag heen. Het luidde: Er
wordt voor den arbeid zoo billijk mogelijk betaald. Daar ging
het niet om. Het was spreekster bekend, dat bij gelijken
arbeiden gelijke capaciteiten in sommige gevallen een loons
verschil van 2,50 bestond, welk bedrag in verhouding tot
een klein loon zeer groot is.
De heer Zitman heeft tijdens de behandeling van de be
grooting tot spreekster het verwijt gericht, dat zij niet had
gesproken over de mogelijkheid van vergrooting van de vak
bekwaamheid, waardoor het afzetgebied zou worden verruimd.
Dat verwijt was ongegrond, want spreekster heeft juist in de
sectievergadering speciaal op dit punt de aandacht gevestigd,
hetgeen de heer Zitman zou hebben bemerkt, indien hij het
afdeelingsverslag nauwkeuriger had gelezen, wat toch een
eerste vereischte is, vooral als men critiek wil voeren.
Het antwooid op spreeksters opmerking luidde: Het wachten
is op een betere huisvesting. Komt deze er, dan zal ook
gepoogd worden meer vakken aan te leeren.
Over het afzetgebied kan men niet geheel en al tevreden
zijn. De afzet is niet voldoende. Spreekster zou daarom het
College met klem willen verzoeken er bij de hoofden van
diensten en bedrijven op aan te dringen van deze nuttige en
noodige instelling zooveel mogelijk artikelen te betrekken.
Het zou ook aanbeveling verdienen voor de scholen op deze
instelling de aandacht te vestigen.
De toekomst ziet er voor de blinden, die bij deze instelling
zijn te werk gesteld, niet bijzonder goed uit. Men heeft hun
Zaterdag j.l. medegedeeld, dat er nog werk was voor een volie
weekof twee weken van halve dagen. Wanneer de gemeente
dus niet spoedig ingiijpt, zullen die menschen niet meer te
werk gesteld kunnen worden, wat voor hen beteekent loon
derving. Hierover is ook met geen enkel woord gesproken
met den Blindenbond of met den gedelegeerde; eerst j.l.
Zaterdag 12 uur is dit hun medegedeeld.
Het vorige jaar heeft Wethouder Goslinga in zekeren zin
een verwijt gericht lot spreekster, dat zij dit jonge plantje
rustig moest laten groeien en de wortels niet uit den grond
moest trekken. Spreekster heeft, om bij die beeldspraak te
blijven, dat plantje dit jaar met rust gelaten, met het resul-