MAANDAG 16 FEBRUARI 1931. 153 gerepareerd zijn, zoodat de kinderen met droge voeten op school komen. Zij houden echter beter droge voeten in klompen, dan in schoenen, die slecht of misschien heelemaal niet ge repareerd zijn. Men weet hoe het gaat met schoenen, als zij alleen 's Zondags worden gedragen, worden zij netjes onder houden, maar als zij eiken dag worden gedragen, zijn zij in den regel meer kapot dan heel. Nu haalt mevrouw Braggaar een medisch advies aan, waarin wordt gezegd, dat door het dragen van klompen de spieren van de voeten lijden, maar er zullen ook wel medische adviezen zijn in dezen zin, dat het voor de kinderen beter is met droge voeten op school te zitten dan met natte voeten. Als de kinderen klompen dragen en deze, in school komende, uittrekken en vervangen door sokjes, dan hebben zij gedurende den schooltijd droge en warme voeten. De heer Meunen zegt, dat over enkele der voorstellen van mevrouw Braggaar, welke een reeks van jaren telkens aan de orde zijn geweest, telkens zijn bestreden en telkens zijn verworpen, weinig behoeft te worden gezegd. Mevrouw Braggaar dient te onderscheiden tusschen verzorging van armen in het algemeen en verzorging van schoolkinderen. De schoolkindervoeding strekt om de kinderen, terwijl er school is, des te beter naar school te kunnen laten gaan, maar er is geen reden ze uit te strekken tot alle kinderen en tot alle weken van het jaar, ook wanneer het vacantie is. In vele opzichten sluit spreker zich aan bij het betoog van den heer Bergers. Hij ontkent, dat het dragen van klompen het stempel van armoede op de kinderen drukt. In Neder land zijn er lO.OOOden en lOO.OOOden gewend geweest aan het dragen van klompen, zonder dat dit op hen het stempel van armoede heeft gedrukt. Wat betreft het voorstel om een nieuwe commissie te benoemen, spreker is van 1923 tot 1927 in de gelegenheid geweest practische ervaring op te doen omtrent de werking van de bestaande particuliere commissie en hij wil wel ver klaren, dat hij groote bewondering heeft leeren koesteren voor den arbeid, welken de leden der commissie zich ten bate van de schoolkinderen getroostten, dat z. i. een woord van hulde tegenover die commissie hier geenszins misplaatst is en dat hij het een schande zou vinden, indien die commissie buiten functie werd gesteld en door een andere vervangen. De heer Tepe begint gaarne met mevrouw Braggaar hulde te brengen voor de volharding en den moed, waarmede zij deze voorstellen telkens in den Raad verdedigt. Spreker is overtuigd, dat zij meent daarmede de belangen der kinderen uit de minder gesitueerde gezinnen te dienen. Aan den anderen kant moet zij hem niet kwalijk nemen, omdat hij niet zulk een compositie-talent, bezit dat hij vier keer een variatie kan geven op hetzelfde thema, als hij in hoofdzaak verwijst naar het door hem gesprokene bij de behandeling van de laatste drie begrootingen, toen hij het standpunt van Burgemeester en Wethouders heeft uiteengezet. Hij wil ten opzichte van enkele onderdeelen daaraan een kleinigheid toe voegen met betrekking tot de eerste twee voorstellen. Bij de toelichting van het eerste voorstel heeft mevrouw Braggaar ook aangedrongen op wijziging van de normen bij het verstrekken van voedsel en schoeisel aan de kinderen. Deze zaak is hier nu zeker niet aan de orde; wanneer mevrouw Braggaarde Does meent, dat er aanleiding is om in die richting iets te doen, moet zij daartoe een apart voor stel indienen, maar spreker acht zich niet geroepen en ook niet in staat hierop nu een positief antwoord te geven. Verder vroeg mevrouw Braggaarde Does, of spreker kon verklaren, waarom wettelijke bezwaren, die hier door het College tegen haar voorstellen worden aangevoerd, elders niet gevoeld worden. Mevrouw Braggaar is daarmede aan het verkeerde adres: zij moet die vraag richten tot de betrokken gemeente; daar zai men wel weten op welke gronden men zijn standpunt kan verdedigen, dat spreker niet verdedigbaar acht; spreker acht de wettelijke bezwaren tegen schoenenen voeding in de vacanties nog altijd van kracht en er is geen reden om op die meening terug te komen, zeker ook niet door het feit, dat men in andere gemeenten er anders over denkt. Terzake van de verstrekking van voeding gedurende de vacanties ziet mevrouw Braggaarde Does in het besluit van Burgemeester en Wethouders, om in de Kerst vacantie een zekere vergoeding voor gemis der voeding aan de ouders te geven, een bewijs dat het College toch niet afkeerig is van haar voorstel. Het College is daarvan juist afkeerig; anders had het op haar voorstel kunnen ingaan, maar verleden jaar bij de behandeling van dit voorstel is juist gezegd: wanneer in dergelijke gezinnen gebrek wordt geleden, zal daarin uit anderen hoofde moeten worden voorzienen juist omdat dit niet moet gebeuren door de vacantievo iding, hebben Burgemeester en Wethouders dezen maatregel toegepast, niet omdat zij daar mede wenschen te erkennen, dat het verstrekken van kinder voeding in de vacantie hun goedkeuring zou wegdragen. Onlangs is spreker ter oore gekomen van een hoofd van een openbare school dat, toen na den Stadhuisbrand verschil lende scholen eenige dagen gesloten waren met het oog op de volkstelling, gedurende dien tijd toen doorgegaan is met de voeding. Men kan dit dus beschouwen als een heel kleine proef van de noodzakelijkheid van voeding tijdens de vacanties; van de 50 kinderen, die op die school normaal aan de voeding deelnamen, zijn er in die 3 dagen 6 geweest, die toen daaraan deelnamen; wel een bewijs, dat er althans op die school niet zoo'n sterke behoefte is aan voeding tijdens de vacantie. In zake de verstrekking van schoenen heeft spreker zich in verbinding gestold met 4 hoofden van scholen, waar nog klompen verstrekt worden; 3 daarvan verklaarden onomwonden dat zij het zouden betreuren, wanneer de klompen door schoenen vervangen werden. Algemeen achtten zij voor de kinderen zelf klompen beteren herhaaldelijk wordt hun door de kinderen gevraagd, of zij hun schoenen mogen uittrekken om warme voeten te krijgen. Waar nu de meest bevoegde beoordeelaars klompen boven schoenen verkiezen, stellen Burgemeester en Wethouders zich toch niet op een eigenwijs standpunt door zich bij deze deskundigen aan te sluiten, geheel afgezien van de wettelijke bezwaren daartegen, door spreker in vorige jaren aangevoerd. Spreker komt tenslotte tot het voorstel om een gemeente lijke commissie voor schoolkindervoeding in het leven te roepen. Het is wel opmerkelijk, zegt hij, dat een dergelijk voorstel wordt gedaan. De partij, waartoe mevrouw Braggaar behoort, staat op het standpunt, dat in zake de sociale zorg de primaire taak aan de overheid toekomt, maar het zal mevrouw Braggaar en haar partijgenooten bekend zijn, dat zeer zeker de groote meerderheid van den Raad zich op het standpunt plaatst, dat de overheidszorg een secundaire zorg moet zijn en de primaire zorg behoort bij het particulier initiatief. Waar dit voorstel toch werd gedaan, had spreker verwacht, dat mevrouw Braggaar althans een poging zou hebben aangewend om aan te toonen, dat het particulier initiatiefin deze tekort schoot, indien dat naar haar meening het geval was. De heer van Stralen doet opmerken, dat de heer Bergers er over geklaagd heeft, dat de particulieren zoo weinig geven. De heer Tepe antwoordt dat, indien mevrouw Braggaar een poging in die richting had gedaan, voor Burgemeester en Wethouders het moment aangebroken zou zijn geweest om te overwegen of ingrijpen van overheidswege noodig was. Mevrouw Braggaar is echter in gebreke gebleven dat aan te toonen en het zou haar onmogelijk zijn dat te doen. Bovendien wijst spreker er op, dat men bij het instellen van een gemeentelijke commissie niet alleen zou verliezen de betrekkelijk geringe som van ƒ600welke thans door de particuliere commissie bij elkander wordt gebedeld, maar ook en vooral zou mi-sen de groote hoeveelheid arbeid en liefde, welke degenen, die zich vrijwillig voor dit werk geven, ten dienste van de gemeente stellen door zich jaren lang aan die taak te wijden. Daarvoor in de plaats zou komen een gemeen telijke instelling, welke niet alleen veel geld zou kosten, maar waarvan men bovendien niet zou mogen verwachten, dat door haar met dezelfde liefde zou worden gewerkt als door de bestaande particuliere commissie. Het m- oie en nuttige werk van het particulier initiatief, dat in de eerste plaats bestaat, niet in het bijeenbrengen van een groote hoeveelheid geld, maar in het schenken van vele arbeidskrachten, zou door het instellen van een gemeentelijke commissie onmogelijk worden gemaakt, terwijl er iets voor in de plaats zou treden, waarvan mevrouw Braggaar weet, dat de meerderheid van den Raad het niet wenscht. Spreker hiopt, dat de Raad de voorstellen niet zal aannemen. De heer Goslinga wil een enkel woord zeggen over het voorstel van mevrouw Braggaar om ook tijdens de vacantie schoolkindervoeding te verstrekken. Mevrouw Braggaar heeft gezegd, dat Burgemeester eri Wet houders de wenscheljkheid daarvan hebben toegegeven, omdat zij hebben voorgesteld tijdens de Kerst vacantie aan de kinderen voedsel te verstrekken, al is dan een deel der kinderen uit geschakeld. De heer Tepe heeft gesproken, alsof Burgemeester en Wethouders een maatregel getroffen zouden hebben; Burgemeester en Wethouders zijn in deze echter onschuldig, maar de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon heett besloten aan de gesteunden gedurende de Kerstvacantie voor elk kind, dat kindervoeding geniet, een toeslag van f\. per week te geven, op grond hiervan, dat bij de vaststelling der steunbedragen er ook altijd eenigermate mede rekening wordt gehouden, dat de kinderen schoolkindervoeding genieten. Hier wordt dus geen schoolkindervoeding gegeven, maar een bedrag in geld verstrekt voor het gemis aan voeding; dat is princi pieel heel wat anders. Nu zegt mevrouw Braggaar—de Does: er wordt een deel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 13