434 VRIJDAG 123 JANUARI 1931. De heer Schüller plaatste wel de opmerking: u doet niets, maar spreker zou den leden van de Scc.-Dem. Vrouwen- Club den raad willen geven ook dergelijke vereenigingen op te richten, waarmede zij veel nut stichten en aan de ge zinnen veel ellende zullen besparen. Het is spreker bekend, dat de gevallen als mevrouw Braggaarde Does heelt aangehaald, veel voorkomen. Spreker zou er misschien nog veel meer van kunnen vertellen, doordat hij reeds 33 jaar lid van de St.-Vincentius-vereeniging is. De heer Reimeringer zegt, dat de heer Bergers nu wel enkele vereenigingen heeft genoemd, maar dat de verlangens van mevrouw Braggaarde Does veel verder reiken. Er zijn daarbij allerlei principieele kwesties op te lossen. Spreker geeft mevrouw Braggaar—de Does de verzekering, dat deze zaken in de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst besproken zullen worden; het is een vrij groote lijst met wenschen. Mevrouw Braggaarde Does heeft den goeden raad van den heer Bergers niet noodig, want spreekster maakt als sociaal- democrate zelf uit, waaraan zij haar tijd besteedt. Volgens den heer Bergers is de hulp zoo goed, maar spreekster heeft juist gewezen op de vele ellende, die daarbij geleden wordt en al is de heer Bergers op dit gebied deskundig, misschien ziet hij het met een ander oog dan spreekster. Hoe kan het dan toch voorkomen, dat moeders, ook tijdens haar kraambed, honger lijden. Spreekster heeft het niet alleen over deonver- mogenden, maar ook over de min-vermogenden, die ge woonlijk zich niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon aanmelden. Ook die menschen moeten daarvoor in aanmerking komen. Spreekster verzoekt derhalve den Wethouder deze zaken onder oogen te zien, zooals deze ook heeft toegezegdb.v. de ver strekking van voedsel aan de moeder. Dr. Horst heeft spreekster uitdrukkelijk medegedeeld, dat hij, zoo mogelijk, tot borst voeding adviseert, omdat die het beste is; dat heeft spreeksters volle instemming, maar het is alleen mogelijk een kind de noodige voeding te geven, wanneer de moeder ook krijgt wat zij noodig heeft. Bovendien is het advies van den dokter alleen niet voldoende, er moet ook toezicht zijn op de goede naleving. Volgnr. 539 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 540 tot en met 542 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt namens het College voor in te voegen een nieuw volgnr. 542a, luidende: ^Subsidie aan de ver eeniging Christelijke Jeugdhulpf 500. Het nieuw ingevoegde volgn. 542a en volgnr. 543 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 544 wordt de begrooting van de Stedelijke Werk inrichting voor 1931 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 545, luidende: y>Subsidie aan de Afd. Leiden van de Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden in Nederlandf 1.500. waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van mevrouw Braggaarde Does, luidende: »Ondergeteekende stelt voor, een gemeentelijke Commissie te benoemen, belast met de zorg der Leidsche blinden". De Voorzitter stelt voor, ook dit voorstel te behandelen in eene Raadsvergadering in Februari. Mevrouw Braggaarde Does heeft daar geen bezwaar tegen, op dezelfde voorwaarden als zij gesteld heeft ten aanzien van haar vorige voorstellen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter tot aanhouding van het voorstel van mevrouw Braggaarde Does besloten tot een vergadering van den Raad in de maand Februari a.s. Volgnr. 545 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 546 wordt de begrooting van den Armenraad 1931 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 547 tot en met 553 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 554, luidendeWerkverschaffing aan werkloozenMemorie.". waarbij tevens aan de orde komt het gewijzigde voorstel van den heer van Stralen luidende: »De Raad, van oordeel dat de aanleg van den Leidschen Hout zooveel mogelijk moet dienstbaar gemaakt worden aan de behoefte tot werkverruiming; dat de afwerking van het volledig boschplan daarom ten spoedigste dient ter band genomen te worden; besluit om ter bevordering van de tewerkstelling van meerdere werklooze aibeiders een bijdrage uit de gemeentekas beschikbaar te stellen en daarvoor een memoriepost in de begrooting op te nemen"'. De Voorzitter stelt namens het College voor, dit voorstel van den heer van Stralen te behandelen tegelijk met een voorstel, dat door het College aan den Raad gedaan zal worden om gelden beschikbaar te stellen voor de afwerking van den Leidschen Hout, ten einde hem zoover gereed te maken, dat hij kan worden open gesteld. Er is geen gevaar dus voor verslechtering, de Hout zal daardoor integendeel verbeterd worden. Spreker hoopt, dat de heer van Stralen er genoegen mee zal nemen, dat het voorstel daarbij behandeld zal worden. Het voorstel zal binnen zeer korten tijd moeten komen. Eigenlijk hadden Burgemeester en Wethouders gewild, dat het geld nu reeds beschikbaar gesteld werd. Het voorstel zal echter op een der volgende agenda's geplaatst worden. De heer van Stralen zegt met deze wijze van behandelen genoegen te nemen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter tot aanhouding van het voorstel van den heer van Stralen besloten. Volgnr. 554 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Beraadslaging over volgnr. 555, luidende i>Bijdrage van de gemeente in de kosten van wachtgeldregelingen. Memorie." De heer van Stralen zegt, dat het hem bekend is, dat er een Ryksregeling bestaat, krachtens welke subsidie kan worden verleend voor een wachtgeldregeling, die werkgevers voor hun werknemers hebben getroffen. Het is spreker echter niet bekend, of er werkgevers zijn, die een soortgelijke wacht geldregeling hebben getroffen, zoodat de memoriepost niet veel beteekent. Wel heeft spreker vernomen, dat werkge vers er veel toe overgaan hun arbeiders te ontslaan. In dezen bijzonderen crisistijd, waarin het wel gewenscht is, dat de werkgevers op eenigerlei wijze bijdragen in de kosten van de bestrijding der werkloosheid, zou spreker er bij het college op willen aandringen op de Leidsche werk gevers, die daarvoor in aanmerking komen, aandrang uit te oefenen om over te gaan tot het inlichten van een dergelijke wachtgeldregeling, aangezien het Rijk en de gemeente sub sidie kunnen verleenen. De heer Goslinga zegt, den heer van Stralen te kunnen mededeelen, dat reeds gebeurd is wat deze heeft verzocht te doen. Een van de grootste werkgevers heeft reeds aan Burgemeester en Wethouders verzocht hem de volledige voorwaarden te doen weten, welke hem met den grootst mogelijken spoed zijn medegedeeld. Het College wacht thans voorstellen van dien werkgever af. De heer van Stralen is niet goed ingelicht, wanneer hij meent, dat de werkgevers niet op de hoogte van de zaak zijn. Naar aanleiding van de ontslagen in verband met de crisis zijn de werkgevers in den laatsten tijd er weer op attent gemaakt. Zij worden geregeld door den socialen dienst op de hoogte gehouden, omdat het college er een groot be lang voor de werkloozen en voor de gemeente in ziet. De heer van Stralen stelt de vraag, of de Wethouder kan mededeelen, welke voorwaarden in dit geval zijn gesteld, hetgeen den Raad toch niet onverschillig kan zijn. De heer Goslinga zegt, dat het de Rijksvoorwaarden zijn, aangezien ook het Rijk daarbij subsidie verleent. Spreker heeft onlangs gelezen, dat de moderne bond van fabrieksarbeiders een soortgelijke regeling heeft getroffen bij een Linoleumfabriek in Krommenie. Leiden verkeert in dezelfde positie als andere gemeenten. De heer Elkerbout merkt op, dat ook de verschillende vakbonden in dit opzicht werkzaam zijn. Het is niet alleen een taak van de gemeente, maar ook van de vakbonden hieraan mede te werken, te meer waar getracht wordt de uitkeering

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 34