VRIJDAG 23 JANUARI 1931.
133
ook dit volgnr. zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming
aangenomen wordt.
Volgnr. 538 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 539, luidende: Kosten van de
kraamverzorging van armlastige ingezetenen. f 4.550.
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat iedere vrouw van
nature recht heeft op goede verzorging, wanneer zij een
kind het leven schenkt, ook uit maatschappelijk oogpunt.
Het is een belang voor de samenleving, dat de geboorte
onder zoo gunstig mogelijke omstandigheden plaats vindt.
Wanneer het gezin dus niet voldoende in die zorg kan voor
zien, is hier dus een plicht van de overheid. De vooruit
gang in de verloskunde, de betere inzichten omtrent hygiëne
in het kraambed, kunnen veel lijden voor moeder en kind
voorkomen en de gezondheid der bevolking belangrijk bevor
deren. De nieuwe ontdekkingen op dit gebied behooren echter
ten goede te komen aan alle moeders en niet alleen aan die
uit de gegoede klassen.
Wanneer men het antwoord van Burgemeester en Wet
houders op de opmerkingen, welke in de sectievergadering
zijn gemaakt, leest, zou men tot de conclusie komen, dat de
moederschapzorg voor on- en minvermogenden in orde is.
Spreeksters gedachten gaan echter ook uit naar de moeders
uit de kringen van hen, die in gewone tijden zichzelf redden.
Hoe moeilijk hebben die vrouwen het niet, die tot den laat-
sten dag van haar zwangerschap in de nering van hun man
werkzaam zijn en gedurende en ook korten tijd na de be
valling niet over voldoende hulp beschikken. Dit geldt ook
voor vrouwen uit niet-armlastige gezinnen.
In Den Haag kunnen de a. s. moeders zich bij negen inrich
tingen aanmelden voor kraamverzorging en hulp in de huis
houding. Ook in Rotterdam is men in die richting werkzaam.
Uit andere plaatsen kreeg spreekster de opgave van de normen,
die in acht genomen worden bij de beantwoording van de
vraag, of men, en zoo ja hoeveel men zelf moet betalen.
Dr. Horst deelde spreekster mede, dat de prijzen in Leiden
onderling geregeld werden, zoodat zij daarover niet oordee-
len kan.
Spreekster meent, dat van moederschapzorg in Leiden zeer
weinig bekend is, aangezien het anders niet zou kunnen voor
komen, dat a. s. moeders, die niet tot de armlastigen gere
kend willen worden, het geld voor goede voeding besparen
om zich daarmede later van hulp (en wat voor hulp dan
nog!) te voorzien.
Nog erger is het gesteld in de gezinnen van vele arbei
ders, waar goedwillende buren of familieleden wel een handje
willen helpen en dan met eigen gezin tijdelijk intrek nemen
in de woning van de kraamvrouw, hetgeen niet in het belang
van de moeder en het kind is, afgezien nog van het gevaar,
dat de vele goedbedoelde, maar in haar uitwerking slechte
raadgevingen van deze menschen worden opgevolgd.
Voor alles is daarom noodigdeskundige hulp en voor
lichting. De laatste kan gegeven worden in moedercursus
sen onder deskundige leiding en door verspreiding in ruime
mate van lectuur, terwijl aan ieder, die in het huwelijk
treedt, de noodige schriftelijke mededeelingen kunnen worden
gegeven, zoodat men weet, hoe men in geval van zwanger
schap heeft te handelen, waaraan thans dikwijls zeer veel
ontbreekt.
Daar de zorg voor het a. s. jonge leven bij de moeder be
gint, is tijdige voorlichting van zeer veel waarde.
Ook dringt spreekster aan op het verleenen van goed opge
leide hulp in de huishouding, want het brengt voor de jonge
moeder heel veel ellende mede als zij tijdens het kraambed
de andere huisgenooten onverzorgd weet, en haar met moeite
bij elkaar gekregen huisraad en kleeding ziet verwaarloozen.
Door gemis aan goede zorg in huis mist zij de hoog noodige
rust; door goede hulp is de moeder in staat zich aan haar
moederplichten te wijden. Daarom dringt spreekster aan op
goede voorlichting en op goede hulp bij de geboorte en voor
het gezin, zoo noodig door verstrekking van voedsel, kleeren
en ligging. Ook moet meer bekendheid worden gegeven aan
wat de gemeente doet op het gebied van moederschapszorg.
Op meerdere plaatsen, b.v. op de consultatiebureaux, voor
zuigelingen, moet gelegenheid gegeven worden zich aan te
melden voor zorg voor moeder en kind. Burgemeester en
Wethouders zeggen wel: er is voldoende gelegenheid, maar
daarmede wordt bedoeld, dat het bezoek niet zoo overstelpend
groot was, terwijl spreekster meer doelde op de afstanden, die
niet zoo groot moeten zijn.
Nu zal men vragen: waar moet het geld vandaan komen.
Deze gemeentebemoeiïng betaalt zich zelf. Behalve de vele
ellende, die onvoldoende zorg voor de moeder meebrengt en
het risico, die dit voor het kind meebrengt, wanneer de
moeder door gemis aan de noodige rust niet geheel aan zich
zelf of haar kind kan wijden, is het op den duur voor de
gemeente een voordeel, doordat zij daardoor uitspaart dokters
kosten en kosten voor ziekenhuisverpleging en sanatoria. Men
denke daarover niet licht. Hoeveel zou de gemeente niet
bespaard hebben aan kosten voor ziekenhuisverpleging, als de
jonge moeder beter was ingelicht en tijdens haar kraambed
goede deskundige hulp had gehad voor zich zelf en haar kind,
en goede hulp in de huishouding.
Dat de toestand in dit opzicht nog allertreurigst is blijkt
uit een rapport van een enquête, gehouden door de Soc. Dem.
Vrouwenclub, waaraan door verschillende deskundigen en
verpleegsters is medegewerkt.
Spreekster leest daarin o.a.:
j>A 1. In verstikkende atmosfeer lag de kraamvrouw. De
man is kleermaker en zonder werk. Bij 2de enquête, Mei
1921, klaagt de vrouw zeer, geen melk te hebben om zich
te voeden. Borstvoeding en karnemelk.",
»A 23. Na 8sten dag moest de kraamvrouw alles doen, alleen
wasschen deed de schoonzuster. Ze heeft 4 kinderen onder
4 jaar.",
»A 136. 7 kinderen in huiskamer op matrassen op den
grond tijdens bevalling, waarvan het oudste was 10 jaar. De
bevalling had plaats in alcoof of tusschenkamer. Tijdens haar
zwangerschap moest de vrouw liggen. Ze deed echter tot 1
maand vóór bevalling heele huishouding, daarna gedeeltelijk
de wasch voor 11 menschen. De baker is 70 jaar oud. Den
7den dag is kraamvrouw opgestaan, zonder toestemming,
want er was alleen een dochtertje van 14 jaar voor het huis
houden. Versterkende middelen slechts eerste dagen. De man
werkloos (diamantbewerker)".
Spreekster zou op deze wijze kunnen doorgaan.
De heer Wilbrink merkt op, dat in Leiden toch geen
diamantbewerkers zijn gevestigd.
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat zij ook andere
voorbeelden kan aanhalen:
«Kindje ligt overdag in bedstee met gesloten gordijnen en
's nachts met vader en moeder. Er zijn 10 personen in 1 kamer,
waar alles gebeurt. 8ste dag is de moeder op, groote wasch
werd door dochter gedaan, die haar ook bij alles geholpen
had in het huishouden".
«Tijdens haar zwangerschap gedurende 4 dagen per week
uit werken geweest, omdat de man werkloos was, waarbij
een waschdag van wasch voor 10 personen".
»De man is werkloos. De kraamvrouw met kindje ligt in
bedstee, de man 's nachts op den grond, zeer weinig linnengoed,
wat vuil is. Het was er ijskoud, er was ook niets warms
voor kraamvrouw. (Het zuigelingetje had ijskoude handjes). Vier
gezinnen met 6 kinderen in 2 kamers. De kraamvrouw lag
om 3 uur met gaslicht op. Woning is tegelijk vodden- en
papierpakhuis, er is een vieze, ongezonde lucht".
De heer Wilbrink vraagt, of die gevallen zich in Leiden
hebben voorgedaan. De Raad heeft thans alleen te maken
met de toestanden te Leiden. Als mevrouw Braggaarde Does
daaromtrent gevallen kan noemen, zal de Raad met belang
stelling naar haar luisteren. Zij moet echter niet citeeren uit
een rapport, dat betrekking heeft op den toestand in andere
deelen van het land.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat deze opmerking
van den heer Wilbrink diens kortzichtigheid aantoont, aan
gezien in Leiden geen enquête is ingesteld. Hij volgt echter
struisvogelpolitiek, wanneer hij meent, dat in Leiden dergelijke
toestanden niet bestaan, omdat daarvan in het rapport geen
voorbeelden zijn gegeven. Spreekster zou hem den raad wil
len geven een onderzoek in te stellen, want daardoor zal hij
misschien tot andere gedachten komen.
De heer Wilbrink zegt, dat hij er misschien meer van weet
dan mevrouw Braggaarde Does.
De heer Schüller zegt, dat de heer Wilbrink van alles
meer weet, maar niets doet.
Mevrouw Braggaarde Does meent met het door haar
gesprokene te kunnen volstaan en geen voorstel te moeten
indienen, maar er bij Burgemeester en Wethouders op te
mogen aandringen naar aanleiding van wat zij te berde heelt
gebracht, een onderzoek in te stellen.
De heer Bergers zegt, dat de Katholieken op dit gebied
reeds vereenigingen hebben opgericht, b.v. de vereeniging
Baby, die a.s. onvermogende moeders een volledige luiermand
geeft, de vereeniging Hulp in de Huishouding, die gedurende
den tijd, dat de moeder in het kraambed ligt, hulp in het
huishouden verleent en de vereeniging St. Elizabeth, die zorgt
voor de verstrekking van melk en vleesch.