VRIJDAG 23 JANUARI 1931. 119 De heer Parmentier zegt, dat de Voorzitter aan die ver klaring toch zijn sanctie kan geven, dat het persoonlijke er uit genomen is. De Voorzitter is dit met den heer Parmentier eens. De heer van Eck kan daarmede genoegen nemen, als de heer Parmentier die beschuldiging terugneemt, niet alleen voorzoover zij tot spreker is gericht, maar ook voorzoover zij tot de leiding gericht is. De Voorzitter vraagt, of de heer Parmentier ook verklaren wil, dat de leiding van dienoptocht daarvoor niet aansprakelijk is. De heer Parmentier is daartoe ook bereid. De Voorzitter verklaart het incident hiermede dan voor gesloten. Thans zal over de verschillende voorstellen gestemd moeten worden. Burgemeester en Wethouders wenschen echter vooraf nog hun standpunt tegenover de verschillende voorstellen mede te deelen. Het College ontraadt de voorstellen van den heer van Eck tot invoering van medezeggenschap voor het gemeentepersoneel, tot verhooging van de opcenten op de vermogensbelasting, tot instelling van een centralen dienst voor de levensmiddelen voorziening. Verder ontraadt het College aanneming van de motie van den heer van Eck, betreffende het houden van op tochten met muziek op Zondagnamiddag; aanneming van de motie van den heer van Eck tot het toestaan van openbare vermakelijkheden op Zondagnamiddag wordt ook door het College, met uitzondering van één lid, ontraden. Verder ad viseert het College tot verwerping van de voorstellen van den heer van Eck tot intrekking der straatbelasting, tot weder invoering der zakelijke belasting op het bedrijf en tot invoering van een belasting op bouwterreinen en van het voorstel van den heer van Stralen tot verhooging van de steunnormen. Ten aanzien van het voorstel van den heer van Stralen om den tweeden norm tijdelijk niet toe te passen, zegt spreker namens het College toe, dat in individueele gevallen de aftrek niet zal worden toegepast, wanneer daartoe aanleiding bestaat; intusschen ontraadt het College aanneming van dit voorstel. Eveneens staat het College afwijzend tegenover het voorstel van den heer van Stralen tot het geven van een huurtoeslag. Ten aanzien van het voorstel van den heer van Stralen tot het geven van een toeslag op de kasuitkeeringen, verklaart spreker namens het College, dat het, indien de Regeering den uitkeeringsduur der kassen verlengt op grond van de crisis, dezen door den heer van Stralen voorgestelden maatregel zal toepassen, evenals in 1929 ook is gedaan. Het College ontraadt echter aanneming van dit voorstel, evenals van het voorstel van den heer van Stralen tot tijdelijke buiten werkingstelling van de wachttijdregeling, van de voorstellen van den heer Schüller tot het instellen van een onderzoek naar de samen stelling van den dienst der Gemeentewerken en tot uitvoering van alle bestratingswerken in eigen beheer en van het voor stel van mevrouw Braggaarde Does en den heer van Stralen tot oprichting van een gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen. Tegenover de voorstellen van den heer Manders staat het College afwijzend. Ten aanzien van het bouwplan van den heer van den Bosch handhaaft het College zijn praeadvies. Het College staat afwijzend tegenover de voorstellen van den heer Schüller betreffende de arbeidsvoorwaarden van par ticuliere straatmakers en tot het instellen van een onderzoek naar de transactie betreffende Zuiderzicht. Tegenover het voorstel van den heer Eikerbout staat het College afwijzend, doch spreker geeft het woord aan den heer Goslinga die dienaangaande een mededeeling zal doen. De heer Goslinga deelt namens het College van Burge meester en Wethouders mede, dat het tegen het voorstel van den heer Eikerbout bezwaren heeft, welke voornamelijk hierin bestaan, dat het College hierdoor wordt uitgeschakeld, aan gezien voorgesteld wordt buiten het College om een direct overleg tusschen den Raad en de vertegenwoordigers der vak centrales in het leven te roepen. Het geheele College heeft echter tegen de grondgedachte van het voorstel-Elkerbout (het overleg plegen met de ge zamenlijke plaatselijke vakcentrales in zake de werkloosheid) geen bezwaar, maar meenen, dat het overleg moet plaats hebben met Burgemeester en Wethouders, die eventueel voor stellen tot werkverruiming, werkverschaffing, steunregeling of wat dies meer zij zelfstandig bij den Raad zullen moeten indienen en verdedigen, nadat zij ze voorbereid hebben. In verband met het een en ander dient spreker tegenover het voorstel-Elkerbout eon ander voorstel in. Burgemeester en Wethouders meenen, dat zij op de in dat voorstel aangegeven wijze de bestrijding der werkloosheid in goede banen houden en ook dat daardoor veel sneller en op doeltreffender wijze maatregelen kunnen genomen worden dan wanneer hbt moet geschieden met de vertegenwoordigers van de vakcentrales in een Raadscommissie, die waarschijnlijk een log en onbewegelijk lichaam zal worden. Van hoeveel belang een dergelijk snel optreden is, kan spreker aantoonen met het volgende voorbeeld. Gepasseerden Donderdag, 's-middags om half vijf, had spreker het laatste onderhoud met de Directie en den President-Commissaris van de Leidsche Duinwater-Maatschappij over een werk in de duinen, gapasseerden Maandag is men met het werk begonnen en in den loop van deze week zijn 35 personen daarbij te werk gesteld. Dit is met een kleine commissie en een kort overleg mogelijk. Het belangrijkste is, dat Burgemeester en Wethouders meenen (zij hebben in deze debatten laten blijken, dat zij voor die meening staan), dat de leiding der bestrijding van de werkloosheid en der gevolgen van de werkloosheid in handen van Burgemeester en Wethouders moeten blijven. Spreker uit den wensch, dat de Raad het College hierbij wil steunen. De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Goslinga is ingekomen een voorstel, luidende: »De Raad, overwegende, dat de crisis-werkloosheid voortdurende be strijding behoeft, zoowel met middelen tot beperking (werk verruiming, werkverschaffing), als met middelen tot verzach ting der gevolgen, besluit het College van Burgemeester en Wethouders uit te noodigen den gezamenlijken vakcentrales gelegenheid te bieden alle voorstellen, die naar hare meening dienstbaar kunnen zijn aan het hierboven gestelde doel, door schriftelijk en mondeling overleg aan het College kenbaar te maken en gaat over tot de orde van den dag." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund, en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Elkerbout zegt de voorstellen van de Sociaal- Democratische fractie niet te kunnen steunen, aangezien spreker op het standpunt staat, dat het een en ander niet in, maar buiten den Raad moet worden uitgemaakt. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De Voorzitter brengt vervolgens in stemming de bij de algemeene beschouwingen behandelde moties en voorstellen. De voorstellen van den heer van Eck, luidende: »De Raad zich in beginsel uitsprekend voor de invoering van de medezeggenschap voor het gemeentepersoneel, besluit Burgemeester en Wethouders te verzoeken een onderzoek in te stellen, op welke wijze deze medezeggenschap zou moeten worden geregeld om hare invoering dienstbaar te maken aan de bevordering van de belangen der gemeentebedrijven en -diensten"; »De Raad besluit het aantal opcenten, dat van de vermogens belasting wordt geheven, te brengen van 15 op 50", en »De Raad besluit Burgemeester en Wethouders te verzoeken de vvenschelijkheid te onderzoeken om ook in Leiden in na- volgirig van Amsterdam in te stellen een centralen dienst voor de levensmiddelen", worden achtereenvolgens verworpen, elk met 22 tegen 10 stemmen. Tegen stemmende heeren Zitman, van der Reijden, de Reede, Wilbrink, van Rosmalen, Parmentier, Wilmer, van Es, Donders, Huurman, Bergers, Coster, Manders, Eikerbout, van Tol, Meijnen, Tepe, Reimeringer, Splinter, Goslinga, Bosman en Romijn. Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, van Eck, Schüller, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren Vallentgoed, van Stralen, Kooistra, de Waal en Koole. De motie van den heer van Eck, luidende: »De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat voortaan ook in Leiden op Zondagnamiddag als regel zal worden toegestaan le. het houden van optochten met muziek en banieren; 2e. het doen plaats hebben van tooneeluitvoeringen, bioscoop voorstellingen, muziekuitvoeringen en andere openbare ver makelijkheden." wordt gesplitst in stemming gebracht. Sub le. van deze motie wordt verworpen met 19 tegen 13 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 19