DONDERDAG 22 JANUARI 1931.
77
Voortzetting van de geschorste openbare
vergadering van 19 Januari 1931 op
Honderdag 22 Januari 1931, des
namiddags te 2 uur.
Voorzitter:
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Thans zijn afwezig de heeren Huurman, Kuivenhoven en
van Es.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1931.
De heer Goslinga zal trachten de sprekers zoo kort en
zakelijk mogelijk te beantwoorden.
Hij kan bij de bestrijding van mevrouw Braggaar, die
wederom een pleidooi heeft gehouden voor het oprichten van
een gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen, kort zijn,
omdat in hetgeen zij heden heeft aangevoerd geen weer
legging kan worden gevonden van wat verleden jaar van de
zijde van Burgemeester en Wethouders tegen het toen door
haar gehouden betoog is opgemerkt en spreker in het afge-
loopen jaar in zijn kwaliteit van voorzitter van Maatschap
pelijk Hulpbetoon nooit gevallen heeft ontmoet, waarin hetzij
van de zijde van mevrouw Braggaar, hetzij van andere zijde
werd gezegd: ziet, in dit geval is het jammer, dat er geen
gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen is! De behoefte
aan een dergelijk tehuis voor ouden van dagen is derhalve
ook in het afgeloopen jaar niet gebleken.
Wordt er behoefte gevoeld aan hetgeen mevrouw Brag
gaar noemt, een neutraal tehuis voor ouden van dagen, dan
is er geen enkel bezwaar, dat zij, die daarvan voorstanders
zijn, een dergelijk tehuis oprichten. Burgemeester en Wet
houders kunnen echter niet inzien waarom dit nu op den
weg der gemeente ligt. Het gaat toch niet aan, dat men b.v.
de Gereformeerden, die toch voor hun eigen ouden van dagen
zorgen, via de belasting, nogmaals laat bijdragen in de ver
zorging van anderen. Spreker acht dat een ten eenen male
verwerpelijk standpunt.
De heer van Eek beriep zich voor instelling van een levens-
middelendienst op Amsterdam; maar deze bedoelt toch in
hoofdzaak een voorziening van de gemeentelijke instellingen
en diensten, voor de vele instellingen als tehuizen voor ouden
van dagen en blindenziekenhuizen, als universiteitstad, voor
de schoolkindervoeding. Er is dus centrale inkoop van het
noodige, waartegen spreker op zichzelf niet het minste be
zwaar heeft; een goed georganiseerde inkoop van alles, met
bekwame menschen aan het hoofd, is zeker goedkooper en
efficiënter dan wanneer elke dienst afzonderlijk inkoopt. In
Amsterdam is echter de voorziening der burgerij zeer secun
dair; blijft over de z. g. prijszetting, doch het betoog van
den heer van Eek heeft spreker niet kunnen overtuigen dat,
indien die prijszetting ook hier werd toegepast, dit ten voor-
deele van het publiek zou zijn; zij zou meer ten voordeele
der grossiers en winkeliers zijn en van den middenstand.
Het komt er op aan, of het publiek de artikelen goedkooper
krijgt dan zonder prijszetting, die trouwens slechts een advi-
seerend karakter draagt; er is geen enkele sanctie op. Men
weet alleen, dat men niet wordt afgezet, maar niet, of men
niet te duur betaalt en of men niet ergens anders goed
kooper terecht kan.
De heer Wilmer heeft in deze zaak een weinig princi-
pieele houding aangenomen en gezegd: gemeentelijke diensten
of niet is geen beginselquaestie, maar hangt van de omstan
digheden af. Spreker acht dit standpunt gevaarlijk. Gesteld
b. v. dat aangetoond wordt, en spreker gelooft, dat het theo
retisch en practisch aan te toonen is, dat een gemeentelijke
broodbakkerij met gemeentelijke distributie goedkooper zou
zijn dan tientallen particuliere broodbakkerijen, elk met eigen
distributie, zou de heer Wilmer dan voor een gemeentelijke
broodvoorziening zijn? Spreker vraagt dat, omdat hij recht
heeft te weten, wat hij ten aanzien hiervan aan den heer
Wilmer heeft; spreker zou het niet verstandig vinden. Van
het brood komt men op het vleesch, de melk, de visch en
ten slotte krijgt men een gemeentelijke voorziening, die nu
in handen van den middenstand is.
Burgemeester en Wethouders hebben geen bezwaar, dit in
antwoord aan den heer Groeneveld, eens met de Directie van
de Leidsche auto-boxen-garage te gaan praten over uitbrei
ding van het verkeer met andere stadsdeelen, maar meenen
toch dat de actie op dit punt moet uitgaan van die Directie.
Dit is nu eenmaal inhaerent aan het systeem, door het
College aangehouden, om een particulieren autobusdienst zoo
danig te subsidieeren, dat daarin een prikkel tot uitbreiding
ligt, en nu is het particulier initiatief gewoonlijk op zijn qui-vive
genoeg om te weten waaraan wat te verdienen is, zoodat men
in deze gerust de actie van de Leidsche Auto-Boxen-Garage
kan afwachten, maar er bestaat bij het College geen bezwaar
om eens na te gaan of zij te dezen aanzien plannen heeft.
Spreker komt nu tot de opmerkingen, welke over de be
grooting zelve zijn gemaakt. De heer Romijn heeft er bezwaar
tegen geopperd, dat Burgemeester en Wethouders in de
begrooting voor 1931 geen maatregelen nemen om een ver
moedelijk tekort van ƒ108.000.op de begrooting voor 1932
geheel of gedeeltelijk te stoppen. Met de grootste verbazing
heeft spreker kennis genomen van dat bezwaar, speciaal omdat
het komt van den heer Romijn, een van degenen, die ver
leden jaar hebben gestemd vóór het voorstel van de heeren
Huurman, de Reede en Spendel, dat in de toen aanhangige
begrooting een gat sloeg van 250.000.—. Gesteld eens, dat
Burgemeester en Wethouders in het vermoedelijk tekort van
1932 hadden willen voorzien, dan hadden zij, waar de opcenten
op de fondsbelasting voor 2/3 werken over dit jaar en voor
1/3 over het volgende jaar, driemaal zooveel of 324.000.
meer moeten heffen aan opcenten, maar dat kon niet, omdat
het maximum dat niet toeliet. Bovendien zou men dan op
deze begrooting een overschot hebcen gehad van 216.000.
Begrotingstechnisch is dat niet mogelijk. Men kan niet in
een bepaald jaar de burgerij meer laten opbrengen dan noodig
is om de uitgaven over dat jaar te dekken, en nu weet spreker
wel, dat het jaar 1931 door de bepalingen van de wet-de
Geer gunstiger is dan het volgend jaar, maar het was niet
mogelijk anders te handelen. Al de inkomsten, welke op
grond van de wet-de Geer in de begrooting zijn opgenomen,
zijn volmaakt wettelijk verantwoord. Zeker, 1932 zal te dezen
aanzien ongunstiger zijn, maar bij het opmaken van de be
grooting voor dat jaar zal moeten worden overwogen, of dat
gat geheel moet worden gestopt uit opcenten op de gemeente
fondsbelasting of ook uit andere inkomsten. Het belasting
gebied van de gemeente is wel beperkt, maar de opcenten
op de gemeentefondsbelasting vormen niet de eenige bron
van inkomsten. Te dezen aanzien geldt eenigszins gewijzigd
het Schriftwoord: Elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.
Zoo heeft ook elk begrootingsjaar genoeg aan zijns zelfs
kwaad en het is wel wat veel gevergd van Burgemeester en
Wethouders, die toch al zooveel moeite hadden deze begrooting
te doen kloppen, dat zij zich ook moeten uitsloven een volgende
begrooting nu reeds sluitend te maken. Iets anders was het,
indien in deze begrooting opzettelijk dingen waren gezet, die
1932 benadeelden; dat zou onverantwoordelijk geweest zijn,
maar dat kan de heer Romijn kwalijk aantoonen.
De heer Bosman heeft over de tarieven voor gas en elec-
triciteit zulke enormiteiten verkondigd, dat spreker zich
afvraagt of hij dat allemaal eigenlijk wel gemeend heeft: de
Lichtfabrieken zouden niet met verlies mogen verkoopendat
was onhoudbaar. De heer Bosman heeft gelijk, dat aan kleine
afnemers met verlies wordt verkocht; er wordt met verlies
geleverd aan 44 van de gasverbruikers spreker laat de
industrie hierbij buiten bespreking en aan 40 van de
electriciteitsgebruikers. Volgens den heer Bosman zouden de
kleinste afnemers den hoogsten prijs moeten betalen, want
hoe kleiner het verbruik, hoe hooger de prijs ter plaatse van
het verbruik, in verband met de kosten voor distributie. Die
kosten blijven gelijk, of men 10 M3. verbruikt of 100 M3. en
drukken dus veel zwaarder op die 10 M3. dan op de 100 M3.,
zoodat men voor hofjes- en kamerbewoners, de kleine ver
bruikers, den gasprijs zou moeten stellen op 40 tot 50 cent,
terwijl anderen het zouden kunnen krijgen voor 5| of 6 cent
per M3. Een dergelijk tarief is echter onhoudbaar en niemand
zou ooit daaraan zijn stem geven. Hetzelfde geldt voor het
electriciteitstarief. Hier ziet men de sociale taak van een
gemeentebedrijf, en sterker, van elk monopolistisch bedrijf,
dat in een algemeen belang voorziet. Ook niet elke trein, die
loopt, brengt winst op; heel wat trajecten en treintjes leveren
verlies op en toch moeten die loopen.
Niet elke klant van de Leidsche Duinwater Maatschappij
levert winst op aan de Mij. en toch moet zij elk huis in
Leiden, ook den kleinsten verbruiker, aansluiten. Zoo moet
ook ieder gas en electriciteit kunnen bekomen tegen redelijke
prijzen; de groepen particuliere verbruikers van gas en elec
triciteit als geheel brengen winst aan, maar dat beteekent
niet, dat ieder, die tot die groepen behoort, winst oplevert;
er wordt integendeel verlies geleden, dat echter wordt gecom
penseerd door winsten, die elders behaald wordenwat men
op den een verliest, wint men weer op den ander.
Het idee van den heer Bosman kan niet opgaan; het zou
een tarifeering wezen, welke onuitvoerbaar was en zeker
niet in het belang van den kleinen man en ook niet in het
belang van een geregelde afname, welke toch ook uit een
sociaal en hygiënisch oogpunt gewenscht is. Men doet het
op een andere wijze; men stelt het tarief lager en lijdt er
verlies op, maar dat wordt goed gemaakt door winst op
anderen. Nu zegt de heer Bosman, dat, als elke groep ver
bruikers haar eigen kosten dekte, de industrie wel goedkooper
gas en stroom kon krijgen, en dat is juist. Indien aan een