72
WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
meer durft spreker niet te zeggen, voorstellen doen in verband
met de saneering van een deel'der binnenstad, alsmede omtrent
onbewoonbaar verklaring van de slechtste woningen buiten
dat deel.
De heer Kooistra heeft gevraagd betere mededeelingen te
doen; spreker kan er niet meer van mededeelen, want het
is zooals spreker gezegd heeft. In de Gezondheidscommissie
heeft toch een geestverwant van den heer Kooistra zitting?
Laat hij d iar zijn licht eens opsteken, dan zal hij precies
hetzelfde hooren wat spreker heeft medegedeeld.
De heer Kooistra zegt, dat men dan op persoonlijke aan
gelegenheden komt; daarover zou spreker echter liever niet
spreken, want dan zou hij anderen leden onaangenaam zijn.
Spreker verzoekt dus Burgemeester en Wethouders de Gezond
heidscommissie in haar geheel tot werken aan te zetten.
De heer Splinter zegt, dat de heer Kooistra vertrouwelijk
wel eens mag vragen, hoe het met de aangelegenheid staat.
Naar aanleiding van wat de heer Kooistra heeft gezegd
over de woning voorziening en de oprichting van een woning-
beurs merkt spreker op, dat het laatste geen zin heeft, te
meer niet, nu de volkstelling heeft plaats gehad. Spreker is
het niet eens met den heer Kooistra, dat het de taak van
een woningbeurs is om een bemiddelingsinstituut voor parti
culieren te zijn.
Burgemeester en Wethouders zullen zorgdragen, dat de
statistieken weer geregeld verschijnen. Bij de voorbereiding
van de behandeling van de begrooting voor 1930 heeft spreker
reeds medegedeeld, dat de oude statistieken bij den brand
van het Stadhuis zijn vernietigd.
Intusschen heeft spreker zich laten inlichten over het aantal
woningen. Op 31 December 1930 was het aantal gezinnen
16.662. De woningvoorraad bedroeg 17.035 woningen, terwijl
er, mede in aanmerking genomen een reserve van 2%, 17.002
zouden noodig zijn. De woningvoorraad zou derhalve 33
woningen meer bedragen dan er noodig zijn. Spreker geelt
direct toe, dat dit niet in zich sluit, dat er ook arbeiders
woningen over zijn. Burgemeester en Wethouderszullen daaraan
hun aandacht blijven wijden. Aan de Os-en Paardelaan zullen
56 nieuwe woningen verrijzen. Wanneer het plan van de
289 woningen is uitgevoerd, zullen er 117 woningen voor
groote gezinnen zijn gebouwd.
Dat het Burgemeester en Wethouders ernst is met deze
zaak, kan uit het volgende blijken.
Op 7 April 1930 bereikte den Raad een adres van de
Federatie van te Leiden en Omstreken gevestigde Woning
bouwverenigingen. In dit adres werd gezegd, dat de Gemeente
nog beschikt over terreinen, welke voor arbeiderswoningbouw
in aanmerking komen en welke direct voor eventueele bebouwing
kunnen worden aangewezen. De Federatie verzocht deze
terreinen voor den bouw van arbeiderswoningen beschikbaar
te stellen, omdat bij de bij haar aangesloten woningbouw
verenigingen een groot aantal leden was ingeschreven, dat
nog een woning behoefde.
Ter voorbereiding van hun praeadvies op het adres der
Federatie hebben Burgemeester en Wethouders bij schrijven
van 24 Juni 1930 het bestuur der Federatie verzocht hun ten
aanzien van elk der bij haar aangesloten Leidsche vereni
gingen een lijst toe te zenden van de leden, die voor een
woning staan ingeschreven. Een overeenkomstig verzoek werd
gericht tot de besturen van de Vereniging tot Bevordering
van den bouw van Werkmanswoningen, de Woningbouw
vereniging »de Goede Woning" en de Stichting tot Beheer
en Exploitatie van woningen. Van slechts een enkele bouw
vereniging kwam daarop een ai.twoord binnen; echter niet
van de Federatie. Op 7 October hebben Burgemeester en Wet
houders het bestuur van de Federatie aan hun vorig schrijven
herinnerd. Op dit oogenblik is het antwoord van de Federatie
nog niet ingezonden. Burgemeester en Wethouders zijn echter
niet in staat zonder deze gegevens de zaak te onder
zoeken.
De heer Kooistra heeft gezegd, dat naar verhouding het
aantal woningen, dat per jaar in Amsterdam bijgebouwd wordt,
veel grooter is dan in Leiden. Maar een vergelijking met
Amsterdam te dezen gaat niet op, omdat die gemeente zich
sneller uitbreidt dan Leiden.
In vergelijking echter met andere plaatsen, die ongeveer
in dezelfde omstandigheden verkeeren, maakt Leiden een
zeer goed figuur. De heer Kooistra zegt verder, dat de woning-
dienst in Amsterdam zoo goed is ingericht, mnar men heeft
hier toch ook niet te klagen. Het Bouw- en Woningtoezicht
is altijd bereid ieder alle gewenschte inlichtingen te geven.
Met het bouwrijp maken van grond zijn Burgemeester en
Wethouders op eigen initiatief begonnen; het aanleggen van
straten aan den Lammenschansweg en omgeving en aan de
Sumatrastraat en omgeving is of zal spoedig worden aanbe
steed. Wanneer de bouwrijp gemaakte grond behoorlijk kan
worden verkocht, dan zal spreker voorstellen om op dien weg
verder te gaan en b.v. den grond tusschen Lusthoflaan en
Marnixstraat bouwrijp te doen maken.
Ten aanzien van de grondpolitiek heeft de heer Parmentier
den heer Schüller reeds geantwoord, dat alles, wat voor aan
koop in aanmerking komt, door het College ook voor aankoop
wordt voorgesteld; in de laatste 4 jaren zijn dan ook ver
schillende belangrijke aankoopen gedaan, waaraan de Raad
altijd zijn volle medewerking heeft verleend. De grond moet
echter niet te duur zijn; men moet niet zeggen: dat is voor
de gemeente en die moet maar betalen; dat gebeurt dikwijls.
Spreker heeft pas weer een aanbod gehad van 3| H.A. aan
den rand van de stad, waarvoor even ƒ67.000.gevraagd
werd; men behoeft van spreker niet te verwachten, dat hij
er ooit toe zal medewerken voor dergelijke prijzen grond te
koopen en evenmin van het College.
De heer Schüller betreurt het, dat de grond in Zuiderzicht
is verkocht. Spreker is altijd nog blij, dat de Raad daartoe
wel besloten heeft. In 3 jaar tijd is Zuiderzicht volgebouwd;
dit heeft in elk geval tot gevolg gehad een groote opschui
ving van gezinnen uit vereenigingswoningen, die nu een eigen
woning hebben gekregen dat is niet weg te cijferen. Wanneer
de gemeente «Zuiderzicht" in exploitatie had genomen, had
men een afzonderlijken dienst daarvoor moeten inrichten;
thans is de dienst daarvoor niet geschikt.
De heer Schüller stelt verder voor een commissie te be
noemen om het beleid van Burgemeester en Wethouders in
zake den verkoop van «Zuiderzicht" te onderzoeken; spreker
verklaart namens het College, daaraan stellig niet te willen
medewerken. Het Raadsbesluit tot verkoop is genomen met
overgroote meerderheid, met 21 tegen 9 stemmen; de Raad
heelt uit de stukken precies de situatie kunnen zien en
spreker zal er nooit zijn stem aan kunnen geven, een com
missie in te stellen, om achteraf nog eens te onderzoeken, of
Burgemeester en Wethouders de zaak wel goed behandeld
hebben.
Spreker uit den wensch, dat de Raad zoo verstandig zal
zijn om dit voorstel van den heer Schüller te verwerpen.
Over het erfpachtstelsel kan spreker kort zijn, omdat spreker
in 1928 bij de behandeling van de begrooting bet erfpacht
stelsel uitvoerig heeft besproken. Spreker heeft daarbij gezegd,
dat hij tegenover het erlpachtstelsel niet afwijzend staat,
indien het betreft aanvragen van industrieele ondernemingen
of van particulieren voor industrieele of andere doeleinden.
De heer Schüller heeft verschillende gemeenten genoemd,
waar het erfpachtstelsel is ingevoerd. Men wijst er in dezen
Raad steeds op, dat de gemeente 's-Gravenhage altijd grond
uitgeeft in erfpacht. Dat is echter niet altijd het geval blijkens
den inhoud van de advertentie, welke spreker in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant aantrof:
«Verkoop Gemeente-terreinen te 's-Gravenhage.
De Directeur van den Dienst der Stadsontwikkeling en
Volkshuisvesting brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
op 30 Januari 1931 voor gegadigden de gelegenheid zal bestaan
in te schrijven voor eenige te verkoopen perceelen bouwgrond
in het plan «Oostbroek" aan en nabij den De la lleyweg en
de Ellecomstraat, benevens voor een perceel grond in het
plan «Molensloot" aan de Cornelis van der Lijnstraat."
Men kan zich in deze dus niet op de gemeente's-Gravenhage
beroepen.
Gedurende den tijd, dat spreker Wethouder is, kwam geen
enkele serieuze aanvrage binnen om gronden in erfpacht te
ontvangen. De industrieelen zeiden altijd bij de onderhande
lingen over terreinendat zij de terreinen wel willen koopen,
maar niet in erfpacht willen ontvangen. Ook voor den
bouw van de 289 woningen heeft men geen grond in erf
pacht gevraagd.
Had men dat wel gedaan, dan zou spreker misschien niet
afwijzend tegenover dat verzoek gestaan hebben.
Hoe staat de zaak in andere gemeenten?
Nijmegen en Enschedé: alleen verkoop.
Schiedam: verkoop regel; alleen voor industrie en bouw-
vereenigingen erfpacht.
Delft verkoop regeleenmaal werd erfpacht toegepast bij
Woningwetbouw.
Dordrecht: voor industrie en bouwvereenigingen erfpacht;
overigens in het algemeen verkoop.
Eindhoven: verkoop regel; slechts wanneer toekomstige
behoefte voor eigen doeleinden wordt voorzien erfpacht.
Haarlem: als regel naar keuze van gegadigden, dus zoowel
erfpacht als verkoop; alleen in bijzondere gevallen bezwaar
tegen verkoop.
Den Boschals regel verkoop, doch indien gegadigden
erfpacht verzoeken geen bezwaar; doch hiervoor is nog geen
animo geweest.
Groningen: als regel erfpacht, zoo vaak het van belang is, dat
de gemeente den toestand ter plaatse in de toekomst biijft be-
heerschen; in het tegenovergestelde geval veelvuldig verkoop.
Spreker kan zich bij de gedragslijn van die verschillende
gemeenten best aansluiten.