MAANDAG 19 JANUARI 1931. 21 Deze heffing zal echter vermoedelijk niet meer opbrengen dan 80.000.—, zoodat met 80.000.— 32.000. 112.000.— het gat van 200.000.niet is gestopt. Er zal nog 88.000.gevonden moeten worden. Een klein bedrag kan nog de belasting op de bouwterreinen opleveren, waartoe in 1921 reeds is besloten.De opbrengst kan niet groot zijn, omdat ten hoogste van de verkoopwaarde mag worden geheven en een aanzienlijk deel van de gronden, welke voor belasting in aanmerking komen, in handen van de gemeente is. Het is evenwel een zeer billijke belasting, daar de stijging der waarde van de gronden, welke voor bouwterrein in aanmerking komen, een onverdiend voordeel oplevert voor de eigenaren. De uitbreiding der gemeente ver oorzaakt de waardestijging en deze heeft rnet persoonlijke verdienste of inspanning der eigenaren niets te maken. Het is dus volkomen redelijk, dat de gemeente een deel van die winst ontvangt. Ook kan deze heffing dienen ter voorkoming van het uit speculatieve overwegingen in handen houden van bouw terreinen; de belasting wordt ook geheven van gronden, die voor bouwterrein in aanmerking komen. De invoering van deze belasting, waarop spreker reeds jaren lang heeft aangedrongen, is steeds afgestuit op het feit, dat het uitbreidingsplan nog niet was vastgesteld. Spreker hoopt, dat dit bezwaar eindelijk zal worden opgeheven. Sprekers conclusie is dus deze, dat de begrooting sluitend gemaakt zal moeten worden door te beschikken over een deel van de algemeene reserve van ongeveer 455.000.-. Het is inderdaad een buitengewoon middel, dat alleen in buiten gewone omstandigheden, zooals men thans beleeft, mag worden toegepast. Spreker erkent trouwens, dat de financieele toestand van Leiden zorgelijk is. Dat de begrooting alleen sluitend kan worden gemaakt, doordat de kolenprijzen toevallig zijn gedaald en daardoor de winsten der Lichtfabrieken hooger kunnen zijn geraamd, teekent den moeilijken toestand. Blijft de economische toestand zoo ongunstig, dan zullen forsche maatregelen noodig zijn om het financieel evenwicht te be waren. Het Rijk zal zijn medewerking moeten verleenen, dat belangrijke financieele offers zullen worden gevraagd van de bezitters van groote vermogens of de trekkers van groote inkomens, teneinde financieele tekorten te voorkomen. In tijden van diepe ellende en groot gebrek is het ontoelaatbaar, dat een klein deel der bevolking haar weeldeleven blijft voort zetten. In het belang van een ordelijke ontwikkeling van de maatschappelijke verhoudingen zullen de gegoeden dan ge noodzaakt moeten worden belangrijke offers te brengen. Wie deze dingen alleen beschouwt vanuit het standpunt van de Leidsche financiën, zal bedrogen uitkomen. De wereld is in gisting, groote levensbelangen van belangrijke bevolkings groepen botsen tegen elkander. Wie rampen wil voorkomen en de maatschappij wil beschermen tegen anti-sociaal optreden van een door de ellende wanhopig geworden massa, zal moeten medewerken om langs vaste lijn door forsch kapitalistisch optreden te trachten gezonder maatschappelijke verhoudingen in het leven te roepen. Als een onderdeel van dat grootsche werk zal ook de gemeente Leiden haar bescheiden taak moeten vervullen. Haar financieele belangen zal zij aan deze taak ondergeschikt moeten maken. Spreker komt tot de uitbreiding van de gemeentetaak op het gebied van de levensmiddelenvoorziening. Het is voor de ingezetenen van buitengewoon belang, dat zij voor hun geld zich voldoende het noodige kunnen verschaffen, en vooral op dit gebied kan de gemeente den armsten ingezetenen te hulp komen. Door zelf in het groot te koopen en hetzij zelf te verkoopen in het klein ot hiervoor gebruik te maken van den tusschenhandel, door het vaststellen van maximumprijzen kan de gemeente zorgen, dat voor noodzakelijke levensbehoeften niet meer behoeft te worden betaald dan noodig is en dat waren van goede kwaliteit worden geleverd. Vooral in tijden van schaarschte is de medewerking van de gemeente ge- wenscht. Door achterhouding met speculatieve oogmerken worden de waren dan menigmaal veel duurder dan met het oog op den geringen voorraad noodzakelijk is, terwijl de tusschenhandel menigmaal zal trachten op die duurdere prijzen zijn winstpercentage te behouden en de waren daardoor nog veel duurder maakt dan in de gegeven omstandigheden noodig en gewenscht is. Verleden jaar heeft spreker uitvoerig uiteengezet, hoe nuttig het Amsterdamsche gemeentebestuur in dit opzicht werkzaam is ten opzichte van het vleesch, de visch, de brandstoffen, de aardappelen, en hoe het door centralen inkoop van die levens- benoodigdheden, als ook van kleeding en schoeisel voor zieken huizen, instellingen van weldadigheid, schoolkleedingen voeding voor eigen gemeentelijke behoeften tracht on noodige duurte der levensbenoodigdheden tegen te gaan. In het verleden jaar vastgestelde wethoudersprogramma, het program der Amster damsche sociaal-democraten, Roomsch-Katholieken en anti- revolutionnairen, komt het volgende punt voor: «Voortdurende bemoeiing betreffende de voorziening in de voornaamste levensbehoeften in overleg en in samenwerking met de organisaties der betrokken of zoo noodig door zelf standig ingrijpen der gemeente". Hier wordt dus voor de uitvoering der gemeentetaak op dit gebied gebruik gemaakt van de krachten van den handel- drij venden middenstand, waartegen volstrekt geen bezwaar bestaat; integendeel, zijn ervaring kan de gemeente behulp zaam zijn bij het uitvoeren van haar taak. Wat dus Anti-Revolulionnairen en Katholieken in Amster dam gewenscht achten, waarom zouden zij daartegenover hier een ander standpunt innemen? Of moet dit in Leiden wachten tot de sociaal-democraten hier even sterk zijn ge worden als in Amsterdam? Laten Katholieken en Anti-Revo lutionairen zich in deze dwingen door de politieke verhou dingen, dan geelt dat geen fraai beeld van hun beginsel vastheid. Natuurlijk mag de bemoeiing met de levensmid delenvoorziening nooit dilettantenwerk wordendeskundige leiding, behoorlijk op haar taak voorbereid, mag niet ont breken. De vorming van deskundigen, die op de hoogte zijn van de qualiteit der waren, van hun herkomst, van de prijzen in den groot- en kleinhandel, van de gewoonten, de eischen en de behoeften der ingezetenen is noodig voordat de gemeente haar taak op het gebied van de levensmiddelenv, orziening mag aanvangen. Het belang der ingezetenen eischt dringend, dat de ge meente ook op dit terrein werkzaam is Bij de behandeling van het voorstel tot overneming van het meerendeel der aandeelen in de Leidsche Duinwater- Maatschappij zijn ten opzichte van het optreden van het Over heidsbedrijf zeer verstandige opmerkingen gemaakt, zoo b. v. door Rurgemeester en Wethouders, dat bij exploitatie van een Overheidsbedrijf niet het maken van winst, doch het dienen van het algemeen belang der bevolking op den voor grond staat; hetgeen zeer zeker van groote beteekenis is, waar het geldt de zorg, dat de bevolking zich kan voorzien tegen billijken prijs van levensmiddelen, die voor bet bestaan onontbeerlijk zijn. Alleen het publiek karakter van het Overheidsbedrijf kan den waarborg opleveren, dat gewaakt wordt voor goede qua liteit en billijken prijs. Centralisatie, exploitatie in het groot, de op zijde schuiving van een onnoodig aantal tusschenper- sonen, de ontzaglijke besparing in de kosten door het stelsel matig regelen der bezorging van de waren, veroorzaken dat de Overheid op dit gebied veel goedkooper kan leveren en beschikbaar stellen. Wie denkt aan het aantal overtollige winkels, wie ziet hoe onnoodig arbeid wordt verricht door de bezorgers van brood, melk, kruidenierswaren, waarvan een reeks in elke straat werkzaam zijn, zal toegeven, hoeveel arbeid en dus hoeveel kosten in dit opzicht bespaard kunnen worden. Een onderzoek te Amsterdam heeft uitgewezen dat 800 gram brood aan bezorgloon 4 cent kost; bij centrali satie in de bezorging werd dit bedrag tot 2 cent terugge bracht. De middenstand, die in dezen Raad veel invloed heeft, verzet zich tegen de uitbreiding der Overheidsbemoeiing, omdat hij vreest, dat daardoor zijn belangen geschaad worden. Dat verzet is begrijpelijk, evenals begrijpelijk was het verzet der arbeiders tegen de invoering der machines en dat van den middenstand tegen uitbreiding der verbruikscoöperaties. Dit verzet tegen de eischen der maatschappelijke ontwik keling, hoewel te begrijpen, is onverstandig, daar het onvrucht baar en nutteloos is. Verstandiger is zich aan te passen aan de veranderde en veranderende maatschappelijke verhou dingen en te trachten in anderen vorm een passenden werk kring te inden. Samenwerking met en indiensttreding bij de Overheidsexploitatie is veel verstandiger tactiek dan een hopeloos verzet. In Amsterdam hebben de Katholieken en Anti-revolutionnairen, op wier optreden de middenstand veel invloed heeft, zich reeds voor een belangrijk deel met die verstandige tactiek vereenigd; spreker hoopt, dat in Le den alle partijen van dit zelfde verstandige inzicht blijk zullen geven. Nu is altijd tegen spreker aangevoerd: maar bewijs nu eens, dat overheidsbemoeiing met de levensmiddelenvoor ziening voordeelig is en dat de prijzen in Leiden inderdaad zullen dalen. Op sprekers verzoek heeft de Wethouder voor de levensmiddelenvoorziening te Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de prijzen van verschillende levensmiddelen hier en in Amsterdam. In dit rapport leest spreker het volgende »lk moet ontkennen, dat de levensmiddelen, waarmede de gemeente Amsterdam zich in hoofdzaak bemoeit, te weten vleesch, aardappelen en brandstoffen, door de gemeentebe moeiing duurder zijn dan in andere gemeenten. Degenen, die een dergelijke bewering uiten, zullen naar mijn over tuiging, niet in staat zijn deze met bewijzen te staven. Immers moet bij een juiste vergelijking tusschen de prijzen in Amsterdam en elders rekening worden gehouden met tal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 9