MAANDAG 19 JANUARI 1930. 35 dat de overheid alleen daar haar bemoeienissen moet doen gelden, waar het strikt noodig is. De verschillende voorstellen van de sociaal-democratische Raadsleden getuigen echter van het beginsel der S. D. A.P., dat de overheid haai bemoeienis sen moet uitstrekken tot daar, waar het maar eenigszins mogelijk is. De voorstellers zullen dan ook hierbij de leden van sprekers fractie als tegenstemmers ontmoeten. De heer van Eek heeft gezegd, dat de crisis een algemeen voorkomend verschijnsel is en eigenlijk een tijdperk van wanhoop is aangebroken, welke wanhoop tot ieder middel van verweer zou kunnen voeren. Het einde, waartoe de S. D. A.P. komt, is: als hare inzichten niet worden gedeeld, is geen verbetering mogelijk, doch ontstaan alleen wanhoop en revolutie. Gelukkig nemen echter groote scharen van menschen in wanhoop niet een toevlucht tot allerlei ver keerde dingen; het zijn zij, die niet alleen de materieele, maar ook en vooral de geestelijke belangen op het oog hebben, die zij zelfs op den voorgrond stellen. Tegenover de personen en gezinnen, die in grooten nood vei'keeren, zullen steeds anderen staan, die helpend willen optreden en dit alleen doen door de liefde voor hun medemenschen. Bovenal: dein nood verkeerenden zullen hun verwachting niet alleen op menschen stellen, doch vooral op God, die het gebod gaf: Heb God lief boven alles en uwen naaste als uzelven. Wanneer het College van Burgemeester en Wethouders het particulier initiatief zooveel mogelijk zal steunen en te hulp komen, waar het noodig is, zal het verder geen vergeefsch beroep doen op de medewerking van sprekers partijgenooten en gaat sprekers partij met vertrouwen de aanstaande ge meenteraadsverkiezingen te gemoet. Veler oogen zullen open gaan en velen zullen zien, dat wanneer de S. D. A. P. aan het bewind komt en haar wenschen, thans in de voorstellen belichaamd, werkelijkheid worden, Leiden zeer spoedig aan den rand van den afgrond zal zijn gekomen. Mevrouw Braggaar—de Does zegt dat dr. van Es zijn oordeel geeft over zaken, waarvan hij heel weinig afweet. Wat weet hij van den steun, verstrekt door Maatschappelijk Hulpbetoon? Niets. Volgens dr. van Es hebben menschen, die het hardst schreeuwen, geen honger en geen gebrekdan had hij zelf allang geschreeuwd, want hij heeft nooit gebrek geleden. De heer van Es heeft dit nooit gezegd. Mevrouw BraggaarDe Does zegt dat dr. van Es dan straks maar daarop moet antwoorden. De heer Wilmer heeft verwezen naar plaatsen, waar sociaal-democratische Wethouders waren en waar toch niet meer bereikt werd dan hier, maar daar zijn zij nog steeds in de minderheid. De heer Wilmer zegt, dat zij het met die maatregelen toch eens zijn, hun stem daaraan geven en zitting hebben in het College. Mevrouw BraggaarDe Does zegt dat het altijd haar gewoonte is om, wanneer anderen spreken, daarnaar te luis teren en zou daarom gaarne zien, dat anderen ook naar haar luisteren en haar rustig laten spreken. De heer Wilmer keurt als Katholiek de particuliere lief dadigheid niet af; spreekster is echter als socialiste tegen standster daarvan, omdat het de menschen niet opheft, maar naar beneden haalt. De socialisten achten steun aan werk- loozen geen gunst, maar een recht; de werkloozen moeten niet geholpen worden door enkele liefdadige vereenigingen of personen, die daarin voldoening hebben, maar het geld voor de werkloozenzorg moet bijeengebracht worden door een redelijke belasting naar draagkracht. De heer Wilmer heeft verklaard vóór de sociaal-democratische vooistellen te zullen stemmen, indien het nut daarvan aangetoond wordt; de sociaal-democraten zijn echter nooit gewend voorstellen te doen, die niet nuttig zijn en de heer Wilmer zal dus geen bezwaar hebben voor al die voorstellen te stemmen. Spreekster uit haar voldoening over de rede van den heer Manders, waarmede zij het op vele plaatsen eens is; het is haar gebleken dat, wanneer een christen christelijke daden predikt en daartoe aanspoort, de rechterzijde daarvan geen notitie neemt, of slechts schampere opmerkingen daarover maakt. De waarde van het door den heer Manders gespro kene zal pas blijken, wanneer straks over de sociaal-demo cratische voorstellen zal worden gestemd. Spreekster wil vervolgens eenige opmerkingen maken over het Heilige Geest of arme Wees- en Kinderhuis, hoeveel kinderen daar verpleegd worden en hoe het verpleeggeld geregeld is. Spreekster erkent, dat het college van Burgemeester en Wet houders in deze van goeden wille is. Het weeshuis wordt be stuurd door een college van regenten en de Raad heeft in dit geval geen competentie. Toch moet spreekster er op wijzen, dat zij niet voldaan is. Spreekster kan in de eerste plaats moeilijk aannemen, dat in een stad van 70000 inwoners slechts 36 kinderen voor opne ming in aanmerking komen. Spreekster vermoedt, dat de ver- pleegprijs, welke inmiddels dank zij de bemoeienissen van Burgemeester en Wethouders is verlaagd van 400.— tot 350.en voor kinderen beneden de 10 jaren 250.be draagt, in deze een rol speelt. De verpleegprijs is nog te hoog, hetgeen blijkt uit de omstandigheid, dat het aantal verpleegden in het afgeloopen jaar gelijk was aan dat van het jaar te voren. Indien de prijs, welke vroeger 200. was, beduidend verlaagd werd, zou deze inrichting meer aan haar doel beantwoorden. Aangezien het gebouw is ingericht voor de huisvesting en verpleging van 200 kinderen en de onderhoudskosten van het gebouw toch doorgaan, acht spreekster het beter den verpleeg prijs zoo te stellen, dat het voor vele ouders geen bezwaar zou opleveren hun kinderen in deze inrichting te doen ver plegen. De exploitatiekosten zouden daardoor belangrijk dalen. Bovendien voorkomt men op die wijze, dat vele kinderen gehuisvest zijn in een omgeving, welke niet bevorderlijk is voor hunne opvoeding, welke toch den grondslag vormt voor hun verdere leven. Al is spreekster er van overtuigd, dat Burgemeester en Wet houders in deze al het mogelijke willen doen, toch meent zij, dat het goed is in den Raad de aandacht op deze zaak te vestigen en Burgemeester en Wethouders te verzoeken, zooveel mogelijk hun aandacht aan deze zaak te blijven wijden. Evenals het vorige jaar heeft spreekster's fractie gemeend thans een voorstel te moeten indienen tot oprichting van een Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen. Spreekster's fractie kan zich niet vereenigen met het antwoord van Bur gemeester en Wethouders op dit punt, maar meent, dat er wel degelijk behoefte aan een dergelijke inrichting bestaat. Spreekster acht het feit, dat het overeenkomstige voorstel het vorige jaar met 22 tegen 8 stemmen werd verworpen, nog geen bewijs, dat aan deze inrichting geen behoefte zou bestaan. Er worden meer goede voorstellen door den Raad verworpen Burgemeester en Wethouders zeggen in hun antwoord, dat er in de bestaande inrichtingen nog voldoende plaatsen zijn. Noch spreekster, noch een harer partijgenooten heeft in dien geest een opmerking gemaakt. Er is echter behoefte aan een gemeentelijk tehuis, waarin menschen van alle richtingen kunnen verpleegd worden. Het behoort een huis te zijn, waarin een prettige geest heerscht, waarin zij, die hun ge- heele leven hard gewerkt hebben, in een aangename, vrien delijke omgeving hun laatste levensdagen kunnen slijten, waar zij zich zooveel mogelijk thuis gevoelen. De leiding moet niet gelegd zijn in handen van hen, die zich heer en meester wanen. Ook moet er niet alleen uiterlijk een band bestaan, doordat de stakkerds vader en moeder tegen de hoofden van het tehuis moeten zeggen. Aan het hoofd van deze inrich ting moeten personen worden geplaatst, die liefde voor hun werk hebben en daardoor een sfeer weten te scheppen, welke den oudjes weldadig aandoet. Spreekster wil hiermede niets ten nadeele van de tegen woordige functionarissen zeggen. Burgemeester en Wethouders hebben spreekster's aanmer kingen bij de vorige begrootingen juist bevonden, want in het Minnehuis zijn verbeteringen aangebracht, die den ouden van dagen ten goede komen. Het is spreekster ter oore ge komen dat de leeftijdsgrens voor het Oude Mannenhuis, waar over zij vroeger gespioken heeft, verlaagd zal worden van 70 op 65 jaar; spreekster acht dit een verbetering, hoewel zij ook dezen leeftijd nog te hoog acht. Andere bezwaren zijn, dat men voor opneming lidmaat moet zijn van een bepaalde kerk, dat men gezond moet zijn en recht van lijf en leden, wat voor arbeiders, die een geheel leven van werken achter zich hebben, een groot bezwaar is. 267 Ook heeft spreekster vernomen, dat getracht zal worden gelegenheid te scheppen, dat gehuwde paren in het Oude Mannenhuis kunnen samenwonen. Dit geeft spreekster de vol doening, dat Burgemeester en Wethouders niet evenals de Raad door eenvoudig tegen te stemmen zich van deze zaak afmaken door hunne belangstelling in deze is deze verbetering ver kregen. De zorg voor ouden van dagen is een plicht en een eerbied jegens den ouderdom, geen armenzorg. Nu zal men wel zeggen, dat die menschen het thuis toch veel minder hadden. Dit kan volkomen juist zijn, maar de Overheid heeft tot taak dien menschen te geven wat zij ook tijdens hun leven vol arbeid gemist hebben, n.l. een tehuis, waar niet geviaagd wordt naar godsdienst en waar men ook niet gedwongen is de godsdienstoefeningen bij te wonen, evenmin als spreekster hen zou willen beletten hun godsdienst plichten waar te nemen, voorzoover zij daaraan behoefte hebben. Dat dit anders kan, is spreekster gebleken bij haar bezoek aan andere instellingen, o.a. aan een gemeentelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 23