MAANDAG 19
JANUARI 1931.
33
Spreker kan op geen enkel punt aantoonen, dat Burge
meester en Wethouders in deze niet diligent zijn. Toch zou
het getuigen van een verkeerde mentaliteit van het college
van Burgemeester en Wethouders en van den Raad, indien
men meende alles gedaan te hebben wat men kon en niet
meer behoeven te doen.
Ieder, die geroepen is mede te werken aan de oplossing
van een dergelijk belangrijk en moeilijk vraagstuk, moet
altijd een zekere ontevredenheid over zichzelf behouden en
bezield zijn met de gedachte, dat hij misschien wel reeds
veel gedaan heeft, maar dat er altijd nog meer gedaan kan
worden.
Men moet ten aanzien van dit vraagstuk altijd zijn activi
teit behouden.
Ieder denkbeeld, dat aan de hand wordt gedaan om de
werkverruiming en de werkverschaffing te verbeteren, moet
in ernstige overweging worden genomen. Spreker is er daarom
voor de voorstellen van den heer Manders om prae-advies te
zenden naar Burgemeester en Wethouders, en wil verder ook
het college verzoeken, ernstig te overwegen, of ook in den
Raad van Leiden niet ongeveer dezelfde voorstellen kunnen
worden gedaan, als het college van Burgemeester en Wet
houders van Amsterdam dezer dagen bij den Raad van die
gemeente hebben ingediend.
In de derde plaats wenscht spreker iets te zeggen over de
taak, welke de gemeente heeft ten aanzien van het wegnemen
of verzachten van de gevolgen der werkloosheid, m. a. w.
over de ondersteuning.
Allen zijn het er met elkaar over eens, dat de uitkeeringen
laag zijn en zeker niet zoo zijn, dat zij verminderd kunnen
worden, terwijl overwegingen om de uitkeeringen te verhoogen
niet ongemotiveerd kunnen worden geacht. Men staat hierbij
echter voor de moeilijkheid, dat de uitkeeringen niet voor
elk individu op zichzelf worden vastgesteld, maar over de
geheele linie, zoodat een verhooging van de uitkeeringen
misschien maatschappelijk ongewenschte verhoudingen ten
gevolge heelt. Spreker kan niet met zekerheid zeggen, dat
dit het geval zal zijn, maar hij helt min of meer over tot
de meening, dat het wèl zal geschieden, als hij overweegt,
dat niet alleen het dagelijksch bestuur van deze gemeente
dergelijke uitkeeringen wenscht, maar ook dagelijksche be
sturen van gemeenten, waar de S.D.A.P. invloed heeft en
mede de verantwoordelijkheid draagt, dergelijke bedragen
uitkeeren en de sociaal-democraten in die gemeenten het
daarmede eens zijn. Spreker vraagt zich af: waarom is men
in die gemeenten niet verder gegaan Spreker wenscht hieraan
een opmerking te verbinden, welke hij maakt met het oog
op de a.s. gemeenteraadsverkiezingen.
Wanneer n.l. in de propaganda voor de verkiezingen de
S.D.A.P. zou beweren, dat in deze gemeente aan de werk-
loozen lage uitkeeringen worden verstrekt, omdat de niet-
socialistische partijen in dezen Raad de meerderheid vormen
en haar afgevaardigden in het college van Burgemeester en
Wethouders hebben, zou spreker dit een bedrog van de kiezers,
van de massa noemen, wanneer daaraan niet de opmerking
werd toegevoegd, dat in gemeenten, waarin de S.D.A.P. veel
meer invloed heeft en haar vertegenwoordigers heeft in het
college van Burgemeester en Wethouders ongeveer dezelfde
uitkeeringen worden verstrekt.
Wat betreft de taak van de particulieren in verband met
het werkloosheidsvraagstuk, ook zij hebben er voor te zorgen
dat zij zooveel mogelijk meedoen aan werkverruiming en
werkverschaffing; in alle partijen, ook in die der rechterzijde,
worden verschillende personen gevonden, die nog niet vol
doende overtuigd zijn, dat zij ook individueel, als particu
lieren hebben mede te werken, om in dezen tijd zooveel
mogelijk werken te doen uitvoeren. Maar in de tweede plaats
moeten zij zorgen voor aanvulling van den werkloozensteun,
want hoe hoog men dien van Overheidswege ook opvoert,
voor verschillende individueele gevallen blijft hij toch altijd
te laag. Ook volgens de S.D.A.P. moet men betrekkelijk be
duidend beneden het gewone arbeidsloon blijven, en, als men
dat standpunt aanvaardt, dan ligt daarin opgesloten, dat voor
verschillende individueele gevallen de liefdadigheid, de parti
culiere hulp aanvullend moet werken. De meening van den
heer van Eek, dat de particuliere hulp onmachtig is zeltsom
het leed te verzachten is ten eenen male onwaar; wanneer
zij wordt opgewekt tot een zoo groot mogelijke activiteit, en
niet wordt teruggedrongen, zooals de S.D.A.P. doet, wanneer
er op geschimpt wordt, is zij niet onmachtig en is er volstrekt
geen blamage in gelegen voor hen, die haar ontvangen; wel
wanneer het gebeurt bij wijze van bedeeling; daarin zou voor
verschillende werkloozen, die nog nooit iets met armenzorg
hadden uit te staan, iets pijnlijks liggen, maar hetgeen de
Roomsch-Katholieke Volksbond tot nu toe, spreker geelt toe, op
zeer bescheiden wijze, heeft gedaan, ligt geheel niet in het karak
ter van bedeeling; die uitkeeringen geschieden door de vertrou
wensmannen van de eigen organisaties, door de eigen vrienden
van de werkloozen. Nu heeft de S.D.A.P. werkloozendemon-
straties gehouden, spreker zegt niet omdat, maar nadat van
anarchistische en communistische zijde daarmede was begonnen
men moet altijd voorzichtig zijn met het trekken van een
conclusie. Spreker wil over die demonstraties niets kwaads
zeggen, maar men verwijt spreker en anderen zoo dikwijls,
dat zij niet weten wat er in de arbeiders omgaat, dat zij niet
gevoelen de behoeften van arbeidersgezinnen. Maar wie gevoelt
voor de werklozengezinnen meer, hij die louter een demon
stratie organiseert en zegt: stelt uw eischen aan het gemeente
bestuur en, als ze niet worden ingewilligd, hebben wij gedaan
wat wij konden, meer kunnen wij niet doen; of hij, die de
werkloozen daadwerkelijk helpt en hun, die daaraan behoefte
hebben, een aanvulling op den gemeentelijken steun geeft
zooveel als in zijn vermogen is. Wie kent beter de mentaliteit
in een arbeidersgezin; is die zóó, dat men tevreden is met
demonstreeren, of dat men ondersteuning wil hebben, van
welke zijde ook, als deze maar op behoorlijke manier gegeven
wordt? Na de op den Roomsch-Katholieken Volksbond uitge
oefende critiek brengt spreker dien Volksbond hulde, dat deze
organisatie toch nog gisteren bij het uitgaan der kerk/700.
heeft verzameld voor uitkeering aan haar werklooze leden.
Spreker gelooft, dat die leden daaraan meer hebben dan
aan het houden van demonstraties en de opmerking, als de
demonstraties geen succes opleveren»gaat uw gang maar,
meer dan demonstreeren en eischen kunnen wij niet." Spreker
stapt hiermede af van het vraagstuk der werkloosheid.
Verschillende voorstellen, welke bij deze begrooting door
de S.D.A.P. zijn ingediend, komen overeen met voorstellen,
welke bij de behandeling van de begrooting voor het dienst
jaar 1930 zijn gedaan. Spreker wil thans alleen iets zeggen
over de voorstellen van den heer van Eek, welke reeds be
sproken zijn. De voorstellen, welke door andere leden van de
S. D. A. P. zijn ingediend, zullen straks door andere leden
van die fractie besproken worden. Indien spreker het met de
weerlegging daarvan uit den Raad of door Burgemeester en
Wethouders niet eens is, zal hij er in tweede instantie op
terugkomen.
Wat de medezeggenschap van het gemeentepersoneel betreft:
ook spreker heeft den indruk, dat te dien aanzien verbeteringen
mogelijk zijn. De heer van Eek heeft echter niet aangegeven
op welke wijze de verbeteringen tot stand gebracht dienen
te worden. Het is even goed mogelijk, dat het de bedoeling
van den heer van Eek is, om een verbetering voor te stellen,
waarmede spreker het wel eens is, als om een verbetering
voor te stellen, waarmede spreker zich niet kan vereenigen.
Er is dit jaar nog minder reden voor het voorstel van den
heer van Eek te stemmen dan het vorige jaar, omdat, naar
spreker hoopt, spoedig over deze zaak een praeadvies van
Burgemeester en Wethouders zal verschijnen, nu het verzoek
van de vier rechtsche bonden van gemeentepersoneel om
verandering te brengen in de werkwijze van de Commissie
voor georganiseerd overleg en van de zoogenaamde dienst
commissies in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies is gesteld. Bij de bespreking van dit praeadvies
zal men kunnen debatteeren over de medezeggenschap van
het gemeentepersoneel en zullen besluiten in de een of
andere richting genomen moeten worden.
Ten aanzien van de instelling van een centrale levens
middelenvoorziening heeft spreker reeds vaker gezegd, dat de
beginselen van zijn partij op dat punt, zooals op verschillende
andere punten, zeer soepel zijn.
De S. D. A. P. staat op het dogmatische standpunt, dat de
gemeentelijke dienst per sé beter is dan de particuliere voor
ziening. Sprekers partij staat op het standpunt, dat in het
eene geval de gemeentelijke dienst, in het andere geval de
particuliere voorziening beter is. De feiten moeten het uit
wijzen. Toonen de feiten aan, dat de gemeentelijke dienst
beter is, dan is sprekers partij een voorstander daarvan,
omdat in de eerste plaats het algemeen belang gediend moet
worden.
Uit de feiten, welke van middag aan den Raad zijn mede
gedeeld, 'kan niemand den indruk krijgeu, dat de centrale
dienst van de levensmiddelenvoorziening van Amsterdam de
levensmiddelenvoorziening daar ter plaatse beter heeft ge
maakt dan die in Leiden. Wanneer dit werd aangetoond,
zou spreker een voorstander van het voorstel van den heer
van Eek zijn.
De heer van Eek heeft nu een blaadje papier ingediend,
waarop enkele volzinnen. Wanneer hij echter een uitgewerkt
plan voor den centralen dienst van de levensmiddelenvoor
ziening zou indienen èn in feiten zou aantoonen, dat die
centrale dienst goed werk zou verrichten en werkelijk in het
algemeen belang zou zijn, zou er voor sprekers partijgenooten
geen enkel beginselbezwaar zijn om zich met zulk een voorstel
te vereenigen. Zij gaan echter niet mede met iets, dat zeer
vaag is en waarvan zij niet weten, wat zij er aan hebben,
terwijl de mogelijkheid en wenscheiijkhcid van zulk een dienst
in de verste verte niet is aangetoond.
Het verveelt den heer van Eek niet elk jaar opnieuw een