MAANDAG 19 JANUARI 1931. 27 Oppervlakkig beschouwd wordt het teveel aan arbeids krachten door die steunverleening niet verminderd of weg genomen. Toch is dit verkeerd gezien. Het geld is een noodzakelijk ruilmiddel, maar mag ook niet meer zijn en mag niet in de plaats kunnen treden van voedsel, kleeding enz. Wanneer men zich het geld wegdacht, zou een overvloed van voort brengselen voor den bezitter van geen waarde zijn en deze zou gaarne, de gierigaard uitgezonderd, mededeelen aan hen, die tekort kwamen. Om die voortbrengselen te verwerken zou arbeid noodig zijn. Nu is het geld er en het bezit ervan is zoo aanlokkelijk, dat de mededeelzaamheid van den overvloed ervan voor velen zeer moeilijk wordt. Zij stellen prijs op het behoud daarvan, zien daardoor hun bezit, dat hun toch zoovele voordeelen verschaft, steeds vermeerderen en denken er daaiom ook niet aan het te besteden, zooals het besteed zou moeten wor den, n.l. door mede te deelen van hun overvloed aan anderen, die het zoozeer noodig hebben. Het geld, dit in zeer ruimen zin, rolt niet, maar blijft zitten waar het zit. Wordt het nu, waar particuliere bronnen niet voldoende zijn, van Overheids wege gebruikt om den werkloozen arbeider een behoorlijk bestaan te verschaffen, dan wordt hierdoor niet alleen een goed en noodzakelijk werk ten behoeve van dien arbeider verricht, maar wordt middellijk ook medegeholpen omarbeid te verschaften, het teveel aan arbeidskrachten mede op te heffen. Het geld gaat rollen. Over de steunverleening in anderen vorm dan in geld, in kleeding, schoeisel, voedingsmiddelen, die in de middeleeuwen uit vaste fondsen van kerken, en liefdadige instellingen ver plicht waren gesteld door legaten, schenkingen en op andere wijze, doch waarvan de fondsen later aan den Staat en Staats instellingen, die wel de fondsen, maar niet de verplichtingen overgenomen hebben, vervallen zijn, kan hier niet naar gelang de hooge waarde, welke ook daaraan toegekend moeten worden, uitgewijd worden. Spreker meent dat de zaak door den heer van Eek zeer verkeerd gezien wordt, wanneer hij zegt het niet eens te zijn met een op te richten steuncomité. De heer van Eek zegt: een werklooze verlangt recht. Neen, die Rechthaberei staat bij den werklooze niet op den voorgrond. De werklooze wil zeer gaarne aan werk geholpen worden, maar hij is zeer zeker ook tevreden, wanneer al het mogelijke gedaan wordt om hem een goed bestaan te verzekeren. De werklooze moet ook een behoorlijk bestaan hebben. De socialisten moeten zich aanpassen aan de maatschappij, zooals zij is; het gaat niet aan te zeggen: de verhoudingen zijn verkeerd en wij doen daaraan niet mee. Van zulk een tactiek worden de hulpelooze arbeiders de dupe; deze kunnen niet van idealen leven. Waarom kan bijvoorbeeld wel in Haarlem de hulp van de socialisten voor zoo'n steuncomité verkregen worden en hier niet? Ook de bevordering van het verkrijgen van een eigen woning voor den arbeider is een zeer groot belang; bij ziekte, werk loosheid en andere zware omstandigheden vervalt dan al reeds de wekelijks terugkeerende zorg voor de betaling der huur, die toch gemiddeld x/6 van het inkomen bedraagt. Door verkorting van den arbeidstijd? De genoemde middelen kunnen afzonderlijk, maar ook tezamen worden toegepast om de werkloosheid te bestrijden en het lot van den werklooze te verzachten. Met is begrij pelijk, dat de gemeente, de localiteit, de staat allereerst aan zich zelf zullen denken en zuilen trachten al wat in die rich ting gedaan wordt, binnen eigen grenzen te houden, om daarvan zelf zooveel mogelijk de vruchten te plukken. De gemeente zal trachten de werkverschaffing, de uit te voeren werken binnen hare grenzen te houden, onder hare gemeentenaren te verdeelen. Volkomen begrijpelijk, doch het baat niet veel. Het baat slechts, als één gemeente dit doet, voor die gemeente. Doen alle gemeenten het, dan is het nuttig effect verdwenen wat in een gemeente aan eigen arbeiders wordt geholpen en aan vreemde arbeiders dus geweerd, wordt elders in gelijk aantal aan eigen arbeiders uitgestooten. De werkloosheid is een internationale kwaal; gemeentelijk, plaatselijk, zelfs landelijk zal hiertegen niet veel kunnen worden uitgericht. De oorzaak zit dieperalleen door interna tionale voorzieningen, over de geheele wereld, zal bij het tegenwoordige ruilverkeer daaraan kunnen worden tegemoet gekomen. Een beperking van den arbeidstijd, tot niet langer dan voor het voortbrengen en verwerken van de voor een behoor lijk levensonderhoud vereischte voortbrengselen noodig is, kan een middel tot bestrijding der werkloosheid zijn. Dit beteekent niet, dat het niet nuttig zou zijn, dat bovendien ook nog werk kan of behoort te worden verricht voor voortbrengselen ter veraangenaming, vergemakkelijking van het leven van den mensch. Integendeel. Maar allereerst heeft men toch te zorgen voor het eerste levensonderhoud. De invoering van den 8-urendag werd vroeger verdedigd uit een oogpunt van algemeen volksbelang, op physieke en ethische gronden. Een algemeen volksbelang eischt hier ver korting, omdat bij den tegenwoordigen arbeidsduur in alle lagen der maatschappij een teveel aan arbeidskrachten moet geconstateerd worden; physieke gronden eischen voor vele industrieën, als genoemd, verkorting, ethische motieven daar, waar de geest door het zenuwsloopende werk wordt afgestompt. Spreker wijst er in dit verband op, dat te New-York een ernstige poging wordt gedaan om de werkweek op 5 dagen en den werkdag op 6 uren te bepalen, dat men te Berlijn in verband met de crisis voor bepaalde categorieën der gemeente arbeiders de 44-urige werkweek heeft ingevoerd, dat men voor de kolenmijnen in Engeland bezig is te onderhandelen over de invoering van den 7-urigen arbeidsdag, dat de Spaanscbe Minister van Arbeid een verordening heeft gepu bliceerd, welke, ter bestrijding van de werkloosheid, het werkzaam zijn van vreemdelingen in Spanje regelt en tenge volge zal hebben, dat buitenlandsche firma's vrijkomende betrekkingen, welke totdusverre door vreemdelingen werden waargenomen, door Spanjaarden zullen doen bezetten. Als men alleen voor Leiden kon zorgen, zou dit oogen- blikkelijk kunnen baten, maar op den duur niet. Meer uit gebreide maatregelen zullen hiervoor getroffen moeten worden. leder heeft recht op een behoorlijk bestaan. Ieder is daarom verplicht tot arbeid voor de gemeenschap. Er zal dus een zoodanige verdeeling der voortbrengselen moeten zijn, dat ieders bestaan gewaarborgd is, maar dan zal ook, wanneer ieder verplicht is tot arbeid voor de gemeenschap, een daaraan evenredige verdeeling van dien arbeid moeten plaats hebben, hetgeen niet anders gevonden kan worden dan door inkorting van den tegenwoordigen arbeidsduur. Velen waren vóór de invoering van den 8-urendag beducht, dat deze economisch niet mogelijk was en dat de productie niet op even hoog peil gehouden zou worden. Die vrees is ongegrond geblekenhet tekort, door den wereldoorlog ont staan, is meer dan ingehaald. De vervolmaking der techniek zal steeds een korteren arbeidsdag vereischen om in de wereldbehoefte te kunnen voorzien. Nog meer dan eens zal, wanneer de techniek vooruit blijft schrijden, een overproductie ontstaan, die tot malaise in handel, industrie, scheepvaarten landbouw zal voeren. Overproductie malaise! Begrijpe, die het begrijpe. Vroeger zou men wellicht van de 7 vette jaren gesproken hebben, als men in de omstandigheden van thans verkeerde, nu men overal overvloed van alle mogelijke voort brengselen heeft. Waarom noemt men het thans malaise? Omdat, doordat overal overvloed heerscht, niemand gebrek heeft om te koopen; omdat de fabrikant, de koopman, de makelaar, de beursman geen orders meer boeken kan, omdat hij in vorige perioden zooveel orders geboekt heeft, zoovelen van de noodige producten voorzien heeft, dat allen meer hebben dan zij af kunnen zetten. Men noemt het ook malaise, wanneer land- en tuinbouw en veeteelt zooveel hebben opge leverd, dat nergens gebrek bestaat en dat wegens den over vloed de prijzen gedrukt wordenomgekeerd heerscht er in landbouw, handel en nijverheid z.g. welvaart, wanneer er vraag naar alles is. Hoe grooter vraag naar en hoe grooter gebrek er aan alles is, des te hooger is het welvaartspeil! Bij overproductie, malaise! Gelukkige malaise, wanneer niet het geld de verkeerde rol speelde, wanneer van dien overvloed iedereen, die het noodig had, bedacht kon worden. Er moet evenwel geld zijn en omdat dit die verkeerde rol speelt en er geen of althans weinig kans bestaat, dat deze verkeerde factor uit het maatschappelijk leven wordt weg genomen, omdat daardoor de overproductie tot niets dient en door het geld juist een verkeerde werking heeft op de maatschappij, daarom zal die overproductie weggewerkt moe ten worden, waarvoor inperking en regeling van den arbeids dag noodig zal zijn, zoodanig dat er een billijke verdeeling van den arbeidstijd, evenals een behoorlijke verdeeling dei- productie komt tot verschaffing van een behoorlijk bestaan aan ieder. Het eenvoudigste is den 8-urigen arbeidsdag naar gelang der behoeften tot een 7-urigen of zelfs nog korteren terug te brengen. Handel en industrie zullen zich verrassend snel daaraan weten aan te passen. De landbouw zal, waar op het platteland de levensvoorwaarden zooveel zwaarder daarom altijd nog niet ongelukkiger zijn, nog heel wat moeten leeren, doch ook daar moet de invoering van een korteren arbeidsdag geen bezwaar ontmoeten. Voorkomen zal daardoor worden de groote trek van bet platteland naar de steden met al zijn slechte gevolgen, tot zegen van het platteland en ook van de stad. Dat dit met de tegenwoordige economische verhoudingen, waar de prijzen der landbouwproducten zoo laag zijn, dat zij geen behoorlijk bestaan meer opleveren, zonder eenige verdere regeling mogelijk zou zijn, is ondenkbaar. Hier zal dan ook noodig zijn bijzondere steun en bescherming der Regeering en samen werking met andere landen. Aan de invoering, aan den hier en daar te verleenen steun,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 15