MAANDAG 22 DECEMBER 1930.
335
De heer van Eck kan ook geen genoegen nemen met de
toezegging van den Voorzitter. Spreker stelt het op prijs, dat
de Voorzitter het uitbrengen van praeadvies door het College
wil bevorderen, maar daarmede is de zaak nog niet beslist.
Van den zomer hebben de voorstellers reeds bij Burge
meester en Wethouders aangedrongen op het nemen van
maatregelen met het oog op den dreigenden grooten nood in
den winter. Er is toen niet heel veel van terecht gekomen
en het spreekt van zelf, dat de voorstellers onder den invloed
van den toenemenden nood overwogen hebben een meer
ingrijpend voorstel te doen. Langer dan een week uitstel kan
deze zaak niet lijden, leder zal toestemmen, dat de nood dooi
de werkloosheid buitengewoon nijpend is. Op het oogenblik
is het nog open weer, maar als het gaat vriezen, wordt de
toestand buitengewoon ernstig en dan kan men met deze
zaak toch niet wachten tot de Begrooting. Bij de Begrooting
wordt in het algemeen behandeld, wat er het volgende jaar
zal gebeuren, dan wordt de gedragslijn vastgesteld voor het
volgende jaar.
Deze zaak moet niet eerst het volgende jaar tot uitwerking
komen, maar zij eischt zoo spoedig mogelijk een beslissing.
Van Burgemeester en Wethouders kan natuurlijk niet geëischt
worden, dat zij onvoldoende voorbereid met een praeadvies
hieromtrent komen, maar deze zaak is wel zoo gewichtig,
dat, wanneer het praeadvies klaar is, daarvoor desnoods een
aparte vergadering moet worden gehouden. Spreker heeft er
den vorigen keer ook reeds over gesproken, doch er toen niet
verder op aangedrongen, omdat hij meende, dat deze zaak
beter behandeld kon worden in de vergadering, die reeds
gepasseerd is. Waar het hier een belangrijke zaak geldt,
omdat, wanneer het weer verandert, de toestand nijpend kan
worden, dringt spreker er bij Burgemeester en Wethouders
op aan deze zaak over een week te behandelen. Deze zaak
is toch reeds een week uitgesteld en Burgemeester en Wet
houders komen ook wel eens met een spoedeischende behan
deling, zoodat het onderwerp in korten termijn behandeld
wordt.
De heer Goslinga doet opmerken, dat het voorstel, dat de
heer van Stralen nu doet, hetzelfde is als dat, wat hij bij
de behandeling van de begrooting in de secties ter sprake
heelt gebracht. Dit is hetzelfde voorstel, dat op 17 November
in het Verslag is gebracht en dat in de Memorie van
Antwoord zal worden beantwoord. Indien deze zaak zoo
spoedeischend was, had de heer van Stralen zijn denkbeelden
reeds eenigen tijd eerder kunnen formuleeren, om ze ais
voorstellen los van de begrooting in te dienen. Nu komt het
er op neer, dat een stuk van de begrooting vooraf zou wor
den behandeld. Dat is niet de schuld van Burgemeester en
Wethouders, maar dat is een logisch uitvloeisel van de wijze,
waarop deze zaak van den kant van den heer van Stralen is
aangepakt. Waar de Maandagen van Burgemeester en Wet
houders geruimen tijd bezet zijn met allerlei conferenties en
besprekingen, is het uiterst moeilijk nu een stuk van het
begrootingsdebat af te doen en dan deze zaak bij de begroo
ting nog eens te behandelen.
De heer van Stralen merkt op, dat het zijn bedoeling
niet geweest is om deze zaak, die hij nu spoedeischend be
handeld wil zien, eerst bij de begrooting te behandelen. In
derdaad zijn door spreker in de secties verschillende voor
stellen ter sprake gebracht, waarbij de bedoeling bestond om
daarover een beslissing van den Raad te vragen bij de be
handeling van de begrooting. Toen was echter niet bekend
de datum van behandeling van de begrooting en het is
spreker bijzonder tegengevallen, dat de begrooting eerst in
de tweede helft van Januari behandeld zal worden. Vervolgens
zijn bij de voorstellen, die door hem verleden week zijn
ingediend, twee zaken aanhangig gemaakt, die niet in de
secties besproken zijn.
Er zijn echter nog andere zaken dan waarop Burgemeester
en Wethouders in de stukken antwoord zullen geven. Dat
zijn de voorstellen om een toeslag te geven op do kasuit-
keeringeu van de werkloozen, die van de kas teruggaan in
den steun, en de opschorting van de wachttijdregeling. Spreker
acht het gewenscht, dat deze voorstellen zullen ingaan op 1
Januari 1931; vooral het tweede voorstel is buitengewoon
geëigend om op dien datum in te gaan, omdat ook de ver
slechtering, die de voorstellers gaarne willen keeren, op dien
datum ingaat. Burgemeester en Wethouders zullen waar
schijnlijk ook niet de toezegging willen doen, dat er aan de
voorstellen terugwerkende kracht zal worden verleend. Burge
meester en Wethouders hebben de toezegging gedaan op het
voor drie weken ingekomen adres van het P. A. S. een spoed
eischend praeadvies uit te brengen en spreker had niet anders
verwacht dan dat. dit praeadvies er vandaag geweest zou
zijn. Ware dit het geval geweest, dan had misschien het
indienen van een afzonderlijk voorstel achterwege kunnen
blijven, omdat verschillende zaken, die in het voorstel
worden behandeld, ook in dat adres voorkomen. Nu dat
praeadvies echter niet is verschenen, meent spreker, dat het
voorstel behandeld moet worden, vóór het jaar om is. Ondanks
hetgeen door den Voorzitter en den Wethouder is opgemerkt,
meent spreker, dat er geen tegenstelling is tusschen hetgeen
de voorstellers vroeger te berde hebben gebracht en hetgeen
zij nu vragen.
Spreker sluit zich dus aan bij den heer van Eck en blijft
er bezwaar tegen maken, dat het voorstel eerst bij de be
grooting zal worden behandeld.
Met de toezegging, dat de behandeling op 5 Januari a. s.
zal plaats hebben en aan een eventueel besluit terugwerkende
kracht zal worden verleend tot 1 Januari 1931, kan spreker
genoegen nemen.
De heer van Eck wil nog enkele opmerkingen maken naar
aanleiding van het verwijt aan den heer van Stralen, dat de
voorstellen niet eerder zijn ingediend. Wanneer deze voorstel
len reeds in het najaar waren ingediend, dan zou er, gezien
de stemming en de gezindheid van Burgemeester en Wet
houders en van den Raad, niets van terecht gekomen zijn.
Onder den indruk van de toenemende werkloosheid is men
echter eerder bereid op die voorstellen in te gaan.
De heer van Stralen is gekomen met het voorstel in een
tijd, dat de werkloosheid niet zoo dreigend was, maar toen
men kon veronderstellen, dat zij dreigend zou worden.
Spreker sluit zich aan bij den heer van Stralen en dringt er
namens zijn fractie op aan deze zaak spoedeischend te ver
klaren. Iedereen is begaan met de ellende, die door de werk
loozen wordt geleden, en allen weten, hoe ongelukkig de toe
stand is. Er moet getracht worden den nood zoo spoedig
mogelijk te lenigen; daarom moet de Raad de gemeentelijke
machine wat sneller doen werken en andere zaken op zij
zetten.
De Voorzitter meent, dat het niet verstandig is in te gaan
op de gedachte van de heeren van Eck en van Stralen om
over deze zaak de volgende week of in de eerste dagen van
Januari een vergadering te houden. De heer van Eck heeft
er op gewezen, dat inderdaad de toestand zoo is, dat men,
wanneer de omstandigheden ongunstiger worden, veel eerder
geneigd zal zijn om maatregelen te nemen, die tot leniging
daarvan kunnen strekken, dan wanneer in een tijd, dat
de nood nog in het verschiet ligt, daarover voorstellen
worden gedaan. De heer van Eck kan ook vertrouwen hebben
in het College, dat bij een vorige gelegenheid duidelijk getoond
heeft ook uit zichzelf heel goed op de hoogie te zijn van de
moeilijke omstandigheden. Het College zal niet aarzelen
die maatregelen te nemen, die noodig zijn tot leniging van
den nood en tot voorkoming van verdere moeilijkheden.
Wanneer het vriezend weer mocht aanbreken en de toestand
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders veel
ongunstiger mocht worden, dan zullen zij niet nalaten de
maatregelen te nemen, die mogelijk zijn.
Naar aanleiding van het verwijt van den heer van Stralen,
dat Burgemeester en Wethouders toch een spoedeischend
praeadvies hebben toegezegd op het bedoelde adres, zegt
spreker, dat dit inderdaad als spoedeischend behandeld is, maai
de bureaux, die daaromtrent advies te geven hebben, zijn
overkropt met werk, zoodat het niet mogelijk was het eerder te
behandelen. Zoodra het in de vergadering van Burgemeester en
Wethouders behandeld kan worden het laatste stuk is pas
hedenmorgen, nadat de vergadering begonnen was, inge
komen zal daarover praeadvies worden uitgebracht.
De heeren hebben gezegd: wij hadden dat eigenlijk niet
heel veel eerder kunnen doen en het stelt ons teleur, dat pas
bij de begrooting daarover gesproken zal worden. Daarop moet
spreker toch antwoorden, dat iemand, dien hij op het gebied
van de gemeentepolitiek een van de oudere rotten mag noemen,
zonder eenige kwade beteekenis aan dat woord te hechten,
toen op 17 November de begrooting in de secties werd be
handeld, had kunnen uitrekenen, dat de behandeling van de
begrooiing niet eerder had kunnen plaats hebben dan op het
oogenblik, dat daarvoor is uitgekozen. Het sectieverslag wordt,
behandeld, uit elkaar gehaald, naar verschillende diensten
gestuurd, weer samengesteld en beantwoord en dan gedrukt. Dit
jaar zal men het vóór Kerstmis ontvangen. Dit is vlugger gegaan
dan in andere jaren en ongetwijfeld zoo vlug als maar eenigs-
zins mogelijk was. Wanneer het praeadvies bij de begrooting
behandeld wordt, kan de Raad over deze zaak een uit
spraak doen.
De heer van Stralen stelt nu voor de volgende week een
Raadsvergadering te houden.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
daarop in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 9
stemmen.