173
Aantal leerlingen 600.
Bedrag per leerling
ƒ32.608.ƒ6.034.(rente en aflossing-bouw) t AK
6ÖÖ
Gemiddeld bedrag per leerling van de bestaande en de
nieuwe openbare bewaarscholen, exclusief bouwkosten (aan
gezien de bouwkosten voor bijzondere bewaarscholen afzon
derlijk worden vergoed) 50.
c. Kosten van de subsidieering van de bestaande bijzondere
bewaarscholen.
Wordt de toelatingsleeftijd op 3£ jaar bepaald, dan wordt
het aantal leerlingen voor de bestaande scholen geraamd
op 1300.
Het subsidie zal dan bedragen 1300 x 50.65.000.—
Hierbij komt nog een vergoeding in de waarde
van de bestaande gebouwen, welke geraamd
wordt op 3 J van 300.000.10.500.
75.500.—
d. Kosten van nog te stichten bijzondere bewaarscholen.
Aannemende, dat nog twee bijzondere bewaarscholen zul
len worden gesticht, in totaal met 350 a 400 leerlingen, zal
het subsidie bedragen 400 x f 50.f 20.000.
Subsidie in de bouwkosten 5.434 van
100.000.(2 scholen van 50.000.5.434.
25.434.—
Totale kosten sub b. 1°, b. 2°, c. en d.
ƒ23.375.Yf 32.608.1- 75.500.Yf25.434.— ƒ156.917.—,
waarvoor aan 2700 kinderen, van 3f jaar af, bewaarschool-
onderwijs wordt verschaft of voor rond f 58.per kind.
Het voor de rubrieken a., b. 1° en c. thans benoodigde
bedrag ad 112.000.zal bij aanneming van deze voor
stellen dalen tot 110.844.Tijdelijk, d. i. tot het tijdstip
waarop de eerste nieuwe openbare bewaarschool wordt ge
opend, zal echter wegens wachtgeld, toe te kennen aan
overcompleet onderwijzend personeel van de bestaande
openbare bewaarscholen moeten worden gerekend op eene
uitgaaf, berekend naar 3.500.per jaar.
Als de 5 nieuwe scholen (3 openbare en 2 bijzondere)
gebouwd zullen zijn, zullen de kosten van het bijzonder en
het openbaar bewaarschoolonderwijs bedragen 156.917.—
-\~ de sub a genoemde kosten ad rond ƒ12.000.derhalve
in totaal rond 169.000.
Met een bedrag van 169.000.dat eerst op den duur
zal worden bereikt, kan dus in alle behoefte zoowel aan
openbaar als aan bijzonder bewaarschoolonderwijs worden
voorzien en wordt, zoo volledig mogelijk, de financieele
gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs
verkregen.
Bedenkt men daarbij, dat voor 1930 voor openbaar en
bijzonder bewaarschoolonderwijs tezamen reeds een som van
De minderheid
geeft in c
I. te besluiten het openbaar bewaarschoolonderwijs in te
richten als door de minderheid in dit praeadvies is aange
geven, nieuwe openbare bewaarscholen naar gelang van
behoefte op te richten en het bijzonder bewaarschoolonder
wijs te subsidieeren op den voet van gelijkstelling, hetgeen
zal neerkomen op een bedrag van 50.per leerling en
per jaar, strekkende dit subsidie ter vervanging van het
thans geldende subsidie, aangegeven bij art. 12 van de Ver
ordening van 10 Februari 1910 (Gem.Blad No 3) zooals die
verordening laatstelijk is gewijzigd bij verordening van
11 Februari 1924 (Gem.Blad No. 7) en te bepalen, dat tot
de openbare bewaarscholen en de van gemeentewege gesub
sidieerde bewaarscholen geen kinderen mogen worden toe
gelaten, die op het tijdstip van toelating den leeftijd van
3J jaar nog niet hebben bereikt;
II. voor nieuw te bouwen bijzondere bewaarscholen,
waarvan de plannen de goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders hebben verkregen, worden de stichtingskosten
vergoed, met dien verstande, dat die vergoeding niet over
treft het bedrag, hetwelk gevonden wordt door het getal
leerlingen, waarvoor de school plaats biedt, te vermenig
vuldigen met 250.en dat de bepalingen van de artikelen
79 en volgende van de Lager Onderwijswet 1920, betreffende
waarborgsommen etc., zooveel mogelijk overeenkomstige
toepassing zullen vinden.
III. aan de besturen van de bestaande gesubsidieerde
bewaarscholen gedurende 20 jaren een jaarlijksche vergoeding
te verleenen gelijk aan 3| van de getaxeerde waarde van
die scholen en Burgemeester en Wethouders uit te noodigen
nadere voorstellen in te dienen betreffende de wijze waarop
die taxaties zullen geschieden.
f 112.000.benoodigd zal zijn en dat daarbij noch op uit
breiding van het aantal scholen, noch op verhooging van
subsidie is gerekend, dan is een bedrag van 169.000.
dat eerst na verloop van jaren kan worden bereikt, naar
de meening van de minderheid niet te hoog.
Bestrijding Minderheidsstandpunt. De meerderheid acht
de berekening der kosten in het minderheidsvoorstel te
optimistisch voorgesteld en wel voornamelijk op dezen grond,
dat verhooging van den leeftijd van 3 op 3j jaar niet zoo
zeer het gevolg zal hebben, dat er een minder aantal scholen
zal noodig zijn maar meer, dat er evenveel scholen zullen
komen met minder leerlingen waardoor de kostprijs per
leerling niet onaanzienlijk stijgt. Bewaarscholen toch zijn
buurtscholen en het aantal kinderen van 3| jaar en ouder
is in elke buurt per sé lager dan het aantal van 3 jaar en ouder.
Ten slotte geeft het voorstel der minderheid slechts 2
resp. 3 bevoegde krachten aan 119 resp. aan 169 leerlingen
waardoor het onvermijdelijk wordt onbevoegden voor een
klas te zetten.
Onder „financieele gelijkstelling'- op het terrein van het
bewaarschoolonderwijs waar elke wettelijke regeling ont
breekt verstaat de meerderheid het scheppen van geheel
dezelfde mogelijkheden voor alle groepen der bevolking, om
met financieelen steun der Gemeente hetzij neutrale, hetzij con-
fessioneele bewaarscholen op te richten en in stand te houden.
Nu bij de uiteenzetting zoowel van het gevoelen van de
minderheid als van de meerderheid al hetgeen bij de sub
I tot en met III vermelde adressen wordt verzocht, reeds
ter sprake is gebracht, rest alleen nog de bespreking van
het sub IV vermelde adres van de Yereeniging tot opleiding
van Christelijke bewaarschoolonderwijzeressen om een subsi
die van 50.per Leidsche leerling van hare opleidingscursus.
Ons College is van oordeel, dat aangezien de Gemeente
subsidie verleent aan een neutrale opleidingsschool voor
bewaarschoolpersoneel, n.l. de school uitgaande van de Ver-
eeniging tot opleiding van bewaarschoolhouderessen, het
billijk is, dat zij ook aan dezen Christelijken Opleidings
cursus subsidie toekent.
Aangezien het gevraagde subsidie van f 50.per Leidsche
leerling ons alleszins redelijk voorkomt, geven wij U in
overweging het gevraagde subsidie te verleenen.
Wat eindelijk betreft de volgorde van behandeling van
de voorstellen, zijn wij van gevoelen, dat de minderheids-
voorstellen van de verste strekking zijn en dientengevolge
het eerst in stemming moeten komen. De minderheid teekent
hierbij aan, dat indien punt 1 van hare conclusies mocht
worden verworpen, zij hare overige voorstellen terug zal
nemen, waarna dus zou kunnen worden overgegaan tot stem
ming over de meerderheids-voorstellen.
Teneinde U vergelijking van de voorstellen van de minder
heid met die van de meerderheid gemakkelijker te maken,
nemen wij die voorstellen hier naast elkaar op:
De meerderheid
I. terug te komen op het besluit van 20 Juni 1927 tot
stichting van een openbare bewaarschool in de Kooi;
II. af te wijzen de verzoeken van bewoners van bet Haag-
wegkwartier en van Tuinstadwijk om stichting van openbare
bewaarscholen in die wijken;
III. het bedrag van 16.genoemd onder letter C van
art. 12 van de verordening van 10 Februari 1910 (Gem.Blad
No, 3) zooals die verordening laatstelijk is gewijzigd bij
verordening van 11 Februari 1924 (Gem.Blad No. 7) te ver-
hoogen tot 24.
IV. aan de van gemeentewege gesubsidieerde bewaarscholen
voor hulp van kweekelingen per 50 leerlingen of gedeelte
daarvan, een toelage uit de gemeentekas te verleenen van
100.tot 150.(twee eenjaarlijksche verhoogingen
van 25.
V. te bepalen, dat voor nieuw te bouwen bijzondere be
waarscholen, van den dag der opening af, gedurende 24
jaren, wordt verstrekt een bijzondere jaarlijksche bijdrage
in de kosten van rente en aflossing van 3£ der stichtings
kosten, met dien verstande evenwel, dat geen bijdrage zal
worden verstrekt over dat bedrag der stichtingskosten, dat
uitgaat boven het bedrag, hetwelk gevonden wordt door
het getal leerlingen, waarvoor de school plaats biedt, te
vermenigvuldigen met 250.