171 Transport 25.824. Voorts voor: Kosten instandhouding (art. 395) 3.514. Aanschaffing schoolmeubelen (art. 396 )1.210.— Onderhoud schoolmeubelen (art. 397 )1.080.— Aanschaffing leermiddelen (art. 398 )1.300.— Verlichting, verwarming en schoon houden (art. 399)4.800. Brandverzekering, duinwater, on gevallenverzekering (art. 400, 401, 403)221.— 12.125.— Het op de begrooting uitgetrokken bedrag ad 12.125.kan zonder bezwaar (in 1929 werd te dier zake slechts 9.652.uitgegeven) worden teruggebracht tot ten minste10 000. 35.824.— Af schoolgelden: 2.250. /~33.574.— Aantal leerlingen 500. Bedrag per leerling 67. c. Kosten van subsidieering der bestaande bijzondere scholen. Uitgetrokken op begrooting 1930 art. 436 56.800. Naar de thans bekende gegevens zal dit bedrag niet toe reikend zijn, doch moet worden gerekend op eene uitgaaf van61.980. Hoogere subsidie voor exploitatiekosten: 5.510. Kweekelingen 34 X 100.a 150.4.250. 71.740.— Afbezuiniging op grond van het voorgestelde sub 7 geschat op 8 X 200.1.600. 70.140.— Voor 1538 kinderen. Per kind 45. d. Kosten van na dit besluit te stichten bijzondere scholen. Waar het totaal aantal kinderen, dat voor bewaarschool- onderwijs in aanmerking komt, geschat is op 3200 en er reeds ruim 1500 op de bijzondere en 500 op de openbare gaan, is er dus behoefte aan schoolruimte voor maximaal 1200 kinderen. Aannemende, dat in deze behoefte zal worden voorzien door 8 scholen met gemiddeld 150 leerlingen, zullen de subsidiekosten voor de gemeente bedragen: Per school: 1 hoofd1.850. 2 onderwijzeressen 2.600. 3 kweekelingen 375. Exploitatiekosten. 150 X 9-— 1-350.— Subsidie bouwkosten. 31 van (150 X 1 250.—) 1.312.50 7.487.50 8 X 7.487.50 59.900.— Voor 1200 kinderen. Rond 50.— per kind. Totale kosten sub b, c, d 33.574.\- 70.140.\- 59900.rond 163.600. waarvoor aan 3200 kinderen vanaf 3 jaar bewaarschool- onderwijs wordt verschaft of voor rond 51.per kind. Waar er thans voor de rubrieken a, b, c is uitgetrokken 109.000.doch uit het vorenstaande volgt, dat op een be drag van 112.000.moet worden gerekend, zal dit laatst genoemde bedrag bij aanneming van deze voorstellen direct stijgen tot 115.680.— of 3680.— meer en uiteindelijk, wanneer alle 8 scholen zijn gebouwd, waarvoor door de voorstanders van bijzonder onderwijs ten minste 250.— X 1200.300 000.aan bouwkapitaal moet worden bijeengebracht, tot 163.600.plus de sub a genoemde kosten ad rond 12.000.tot 175.600. Uit bovenstaande cijfers is ook te berekenen wat de gelijk stelling zou kosten. De directe invoering zou de kosten sub c doen oploo pen tot 1500 X 67.of 100.500.of 30.360. meer dan in dit voorstel. Indien voor de 1200kinderen, die nog geen bewaarschoolondeiwijs genieten, zulks mogelijk werd gemaakt, zouden de kosten vermeerderen met 1200 X/67. of 80.400.waarbij dan nog komen de rente en aflossing van 300.000.bouwkapitaal. Berekend a 5.434% zou dit kosten 16.300.'s jaars. De totale kosten zouden dus bedragen die sub b33.574. c100.500.— Voorts voor 1200 nieuwe leerlingen a ƒ67.80.400. Bouwkosten 300.000a 5.434% 16.000. Vergoeding voor bestaande gebouwen 10.500. 240.974 De kosten sub a 12.000. Totaal generaal rond 253.000. Minderheidsstandpunt. De minderheid in ons College, voor opstellende dat het algemeen belang eischt, dat er voldoende gelegenheid geboden wordt voor het ontvangen van bewaar- schoolonderwijs, alsmede, dat de gemeentelijke overheid ook ten aanzien van het bewaarschoolonderwijs eene taak te vervullen heeft, is van oordeel, dat niet moet worden voort gegaan op den tot heden gevolgden weg, d. i slechts matige subsidie verleening aan het bijzonder onderwijs (gemiddeld bedrag van het subsidie per leerling over 1928 37. terwijl volledige betaling plaats heeft uit de gemeentekas van het openbaar bewaarschoolonderwijs (waarvan de gemid delde kosten per leerling over 1928 92.bedroegen). Op die wijze toch wordt h. i. dat deel der bevolking, hetwelk bijzonder onderwijs verlangt, achtergesteld bij het deel, dat openbaar onderwijs wenscht. Een middel om aan dezen ongemotiveerden toestand een einde te maken, zou zijn: voortgaan met het in stand houden van de gemeentelijke scholen en, naar gelang van behoef'e, stichting van nieuwe gemeentelijke scholen, met daarnaast toekenning van subsidie ten behoeve van de bijzondere scholen volgens het beginsel van financiëele ge lijkstelling. Werd die gelijkstelling echter ingevoerd op de basis van thans, dan zouden de totaalkosten op den duur stijgen van ƒ112.000.tot ƒ250.000.per jaar gelijk blijkt uit de hierboven bij de uiteenzetting van het meer derheidsstandpunt genoemde cijfers. Een zoo groot bedrag mag echter voor dit onderwijs niet worden uitgegeven. In geenen deele kan de minderheid zich vereenigen met het voorstel van de meerderheid, om de bestaande openbare bewaarscholen in stand te houden, geen nieuwe gemeentelijke scholen te stichten, doch verder uitsluitend te volstaan met verbetering van het subsidie ten behoeve van bijzondere bewaarscholen. Naar het gevoelen van de minderheid moet de nieuwe toestand worden gebaseerd op het beginsel van de financiëele gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs en moeten, naar gelang van behoefte, nieuwe openbare bewaarscholen worden opgericht. Alleen dan kan h. i. een oplossing worden verkregen, waarbij de billijkheid tegenover beide partijen wordt betracht. Aangezien volgens het voorstel van de meerderheid aan de groote groep der bevolking, welke openbaar onderwijs wenscht, geen bevrediging wordt geschonken, kan bij dat voorstel naar de meening van de minderheid, van gelijkstelling geen sprake zijn. Wel zou het theoretisch mogelijk zijn, dat alsdan neutrale scholen worden gesticht, maar dat heeft h. i. met gelijkstelling niets te maken. De minderheid is echter van meening, dat de stichting van neutrale scholen niet waarschijnlijk is en dat dus een belangrijk deel der bevolking van bewaarschoolonderwijs zou blijven verstoken. Te meer bestaat er bij de minderheid tegen het even- genoemde voorstel bezwaar, omdat zij het heel goed mogelijk acht een oplossing aan te geven, waarbij het, ook financiëel, mogelijk is, de bestaande openbare bewaarscholen te behou den, nieuwe openbare bewaarscholen, naar gelang van be hoefte, op te richten en de financiëele gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar bewaarschoolonderwijs te aan vaarden, een stelsel dus, waarbij iedere groep der bevolking gelijkelijk wordt bevredigd en het door haar gewenschte onder wijs ontvangt. Uit het vorenstaande volgt, dat dit stelsel zonder meer niet kan worden doorgevoerd, omdat dan de totaal-kosten van het bewaarschoolonderwijs veel te hoog zouden worden. Aan dit, en trouwens aan elk stelsel mag en moet deeisch worden gesteld, dat de kosten in goede verhouding staan tot het belang der zaak en dat de kosten de financiëele draagkracht van de Gemeente niet te boven gaan. Om aan dezen eisch te kunnen voldoen, zullen de kosten per leerling en per jaar van de openbare bewaarscholen belangrijk moe ten dalen. Naar het gevoelen van de minderheid is dat zeer wel mogelijk. Teneinde nu een grondslag te verkrijgen, waarop invoering van haar stelsel mogelijk is, acht de minderheid de volgende maatregelen noodzakelijk: 1°. beperking van de bouwkosten van nieuwe openbare bewaarscholen tot het strikt noodzakelijke. Indien alle luxe wordt geweerd, acht zij het mogelijk een nieuwe school voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 21