170
stichtingskosten. Daarbij dient in aanmerking te worden
genomen, dat het bouwkapitaal door de besturen moet wor
den bijeengebracht en dat het subsidie slechts verleend
wordt gedurende den tijd, dat het gebouw aan zijn bestem
ming beantwoordt, doch hoogstens voor 24 jaar, daar dan
het bouwkapitaal kan zijn afgelost. Een tweede beperking
van dit bouwsubsidie is dat slechts in aanmerking komen
de stichtingskosten voor zoover zij een bedrag van ƒ250.
maal het aantal leerlingen, waarvoor de school ruimte biedt,
niet overschrijden. Voor een school waarin plaats is voor
200 leerlingen, bedraagt dit subsidie ten hoogste 3-|% x (200 x
250.50.000.1750.'s jaars, Zijn de stich
tingskosten hooger dan 50.000.dan moet het bestuur
die uit eigen middelen betalen.
Waar in de raadszitting van 20 Juni 1927 het voorstel
van Burgemeester en Wethouders om den toelatingsleeftijd
van 3 op 3£ jaar te brengen met vrij groote meerderheid is
verworpen, meent de meerderheid op dit besluit, dat geen
principiëele beteekenis heeft, niet te moeten reageeren.
Ten aanzien van de bestaande openbare bewaarscholen is
de meerderheid, met het College van 1927, van oordeel, dat
aan het bestaan van deze scholen niet moet worden ge
tornd. H. i. kunnen die bestaande scholen, als een erfenis
uit het verleden, worden aanvaard, evenwel onder dit uit
drukkelijk beding, dat aan het instandhouden van die scholen
geen recht kan worden ontleend eenerzijds voor de stichting
van nieuwe openbare bewaarscholen en anderzijds niet op
financiëele gelijkstelling daarmee van de bijzondere bewaar
scholen.
Dit standpunt behoeft evenwel geen beletsel te zijn om
mogelijke bezuinigingen, die op die scholen kunnen worden
ingevoerd, ter hand te nemen. Op het voetspoor van het
College van Burgemeester en Wethouders van 1927 stelt de
meerderheid voor het ambulantisme van de hoofden af te
schaffen en voorts, als nieuw voorstel, om het maximum
aantal leerlingen per klasse van de openbare bewaarscholen
te bepalen op 48, hetgeen wil zeggen, dat per 48 leerlingen
of gedeelte daarvan, één onderwijzeres verplicht is (voor
4996 leerlingen dus 2 onderwijzeressen, voor 97144, 3,
voor 145192, 4, enz.). Waar de bijzondere bewaarscholen
1 onderwijzeres per 50 leerlingen vergoed krijgen heft deze
bepaling het onderscheid tusschen de leerlingenschalen van
beide soorten onderwijs nagenoeg op.
Een andere bezuinigingsmaatregel is, dat de onderwijzeressen
zonder hoofdacte voortaan zullen aanvangen met ƒ1000.
salaris en opklimmen tot ƒ1500.Thans is er geen onder
scheid tusschen onderwijzeressen zonder en met hoofdacte
en loopt het salaris voor beide van ƒ1200.tot ƒ1700.
Voor het bezit der hoofdacte wordt dan voortaan ƒ200.
hooger salaris uitgetrokken. Waar de openbare bewaar
scholen slechts onderwijzeressen met hoofdacte hebben, treft
deze bezuinigingsmaatregel, waaraan ondertusschen ook een
goede opvoedkundige kant is, uitsluitend het bijzonder
bewaarschoolonderwijs.
Thans komende tot de formuleering van hare voorstellen,
merkt de meerderheid op, dat een logisch gevolg van haar
standpunt is, dat zij U in overweging geeft:
1°. terug te komen op Uw besluit van 20 Juni 1927 tot
stichting van een openbare bewaarschool in de Kooi en
2°. af te wijzen de verzoeken van bewoners van het
Ilaas wegk war tier en van Tuinstadwijk om stichting van open
bare bewaarscholen in die wijken, alsmede het voorstel Sijtsma
in zake het instellen van een onderzoek naar de behoefte
aan openbare bewaarscholen in verschillende stadswijken.
Voorts geeft zij, ter verbetering van de subsidieregeling,
U in overweging:
3°. het bedrag van 16.genoemd sub c van artikel 12
van de Verordening van 10 Februari 1910 (Gem. Blad No. 3),
zooals die verordening laatstelijk is gewijzigd bij verorde
ning van 11 Februari 1924 (Gem. Blad No. 7) te verhoogen
tot 24.
4°. aan de van gemeentewege gesubsidieerde bewaar
scholen voor hulp van kweekelingen per 50 leerlingen of
gedeelte daarvan, een toelage uit de gemeentekas te ver-
leenen van 100.150.(twee eenjaarlijksche ver
hoogingen van 25.
5°. te bepalen, dat voor nieuw te bouwen bijzondere
bewaarscholen gedurende 24 jaren van den dag der opening
af, wordt verstrekt een bijzondere jaarlijksche bijdrage in
de kosten van rente en aflossing van 3£ der stichtings
kosten, met dien verstande evenwel, dat geen bijdrage zal
worden verstrekt over dat bedrag der stichtingskosten, dat
uit gaat boven het bedrag, hetwelk gevonden wordt door
het getal leerlingen, waarvoor de school plaats biedt, te
vermenigvuldigen met 250.
6°. de jaarwedde van een hoofd van eene gemeentelijke
bewaarschool, na 2, 4 en 6 jaren dienst als hoofd van eene
bewaarschool telkens te verhoogen met 100.(thans
worden de verhoogingen telkens na 3 jaren verleend);
7°. te bepalen, dat de onderwijzeressen eene jaarwedde
genieten van 1000.met 5 tweejaarlijksche verhoogingen
van 100.en dat voor het bezit van de bevoegdheid om
als hoofdonderwijzeres op te treden het salaris met 200.
per jaar Wordt verhoogd. De op het tijdstip van inwerking
treding van dit besluit in functie zijnde onderwijzeressen
zullen door deze verandering in de regeling van het salaris
niet in wedde achteruitgaan.
Deze aanvulling kan niet worden gemist, omdat niet alle
onderwijzeressen van de bestaande gesubsidieerde bewaar
scholen de bevoegdheid als hoofdonderwijzeres bezitten;
8°. te bepalen, dat de hoofden van de openbare scholen
niet meer ambulant zullen zijn. Nu de hoofden der lagere
scholen met het onderwijs in een vaste klasse belast zijn,
wordt handhaving van het ambulantisme van de hoofden
der bewaarscholen niet noodig geoordeeld;
9°. uit de verordening van 17 Mei 1920 (Gem. Blad No. 27)
te laten vervallen artikel 4 luidende: de kweekelingen en,
indien noodig, ook de onderwijzeressen ontvangen kosteloos
onderwijs en leermiddelen. Voor het behoud van deze bepaling
bestaat geen voldoende reden.
10°. te besluiten, dat ten behoeve van een na den datum
van dit besluit te stichten bijzondere bewaarschool geen
subsidie wordt verleend, indien niet te voren de goedkeu
ring van Burgemeester en Wethouders is verkregen omtrent
de plaats van vestiging, behoudens beroep op den Ge
meenteraad
11°. te bepalen, dat geen subsidie wordt verleend aan
eene bewaarschool met minder dan 72 geregeld ter school
gaande kinderen.
Ter toelichting van de punten 10° en 11° diene, dat de
Gemeente invloed moet kunnen uitoefenen op de juiste
verdeeling over de stad van de bewaarscholen en dat het
niet gewenscht is al te kleine schooltjes op te richten;
12°. conform punt VII van Ingek. Stuk 115 van 1927,
uit artikel 4 van de sub 3° genoemde verordening te doen
vervallen de bepaling „minder dan 3 onderwijzeressen mag
de school echter niet hebben, tenzij het aantal leerlingen
minder dan 70 bedraagt, in welk geval met twee leerkrach
ten kan worden volstaan";
13°. conform punt VIII van Ingek. Stuk 115 van 1927 te
bepalen, dat aan de besturen der van gemeentewege gesubsi
dieerde bewaarscholen, diein het jaar 1931 als gevolg van het
sub 12' genoemd besluit aan onderwijzeressen hunner scholen
ontslag mochten verleenen, een bedrag uit de gemeentekas zal
worden toegekend, om hen in staat te stellen aan de ont
slagen onderwijzeressen gedurende één jaar, te rekenen van
den datum van ingang van het ontslag, eene uitkeering te
verleenen op den voet van de verordening van 20 Februari
1922 (Gem.Blad No. 5) regelende het verleenen van wacht
geld aan gemeente-ambtenaren;
14°, het maximum aantal leerlingen per klasse van de
gemeentelijke bewaarscholen te bepalen op 48;
15°. de genomen besluiten te doen ingaan op 1 Januari 1931.
Financieele gevolgen meerderheids-voorstellen.
Bij aanneming van de voorstellen der meerderheid kunnen
de kosten van het bewaarschoolonderwijs worden onder
scheiden in de volgende 4 rubrieken:
a. Kosten voor pensioenen en wachtgelden.
Art. 403 der begrooting minus 50.(volgn. 198) en
4300.— (volgn. 202) dus ƒ15962.ƒ4350.— 11612.—
Rente en aflossing van geldleeningen (art. 404
en 405 der begrooting)357.
11969.—
Dit bedrag moet in elk stelsel worden uitgekeerd en kan
dus voor de kostenvergelijking buiten beschouwing blijven.
b. de hosten der bestaande openbare bewaarscholen nadat de
hiervoor genoemde sub 7", 8° en 14° gedane voorstellen zijn
aangenomen. Waar het aantal leerlingen der openbare be
waarscholen bedraagt resp. 154, 187 en 159 moeten aan elk
dier scholen 4 leerkrachten blijven (de hoofden inbegrepen).
Het salaris voor dit pejsoneel zal bedragen:
3 hoofden a 2.000.6.000.
3 le onderwijzeressen a 1.750.5.250.
6 onderwijzeressen a 1.700.10.200.
f 21.450.—
Pensioenkosten 12%2.574.
Kweekelingen 12 X 150.1.800.
Transporteeren 25.824.