GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
169
UKtEKOKEN STIKKEN.
N°. 266. Leiden, 22 December 1930.
Wij brengen U in herinnering, dat nadat Uwe Vergadering
op 20 Juni 1927 het voorstel van wijlen den heer Sijtsma,
om te besluiten tot oprichting van een openbare bewaarschool
in de Kooi en om zoo spoedig mogelijk een uitgewerkt voorstel
tot den bouw dier school bij den Raad aanhangig te maken,
had aangenomen, de verdere behandeling van het praeadvies
(Ingek. Stukk n No. 115) in verband daarmede en ook om
dat punt V van het voorstel, om den toelatingsleeftijd
voor de leerlingen der openbare bewaarscholen op 3^ jaar
te stellen, was verworpen, door het toenmalige College van
Burgemeester en Wethouders werd geschorst, aangezien het
College zich er over wenschte te beraden, welken invloed de
genomen beslissingen zouden uitoefenen op de verder in het
praeadvies vervatte voorstellen.
De destijds ingekomen verzoeken om verbetering van het
subsidie ten behoeve van de bijzondere bewaarscholen bleven
dus mede onafgedaan. Inmiddels zijn nog enkele adressen
ingekomen, zoodat aanhangig zijn:
I. Verzoeken van de Vereeniging voor Christelijke Fröbel
scholen om:
a. verhooging van het subsidie in de exploitatiekosten;
b. de periodieke verhoogingen van de salarissen van de
hoofden der gemeentelijke bewaarscholen, in plaats van om
de 3 jaren, om de twee jaren toe te kennen;
c. voor nieuw te bouwen bijzondere scholen gedurende 24
jaren een jaarlijksche bijdrage te verstrekken van 3|°/o van
de stichtingskosten;
II. Het adres van het bestuur van de Inrichting van
Liefdadigheid voor Roomsch-Katholieken, waarbij behalve
het sub Ia en b gevraagde, nog wordt verzocht bij stichting
of verbouw van bijzondere bewaarscholen een subsidie te
verleenen b.v. gelijk aan 2/3 van de stichtings- of verbouwings-
kosten
III. Verzoekschriften van bewoners van het Haagweg-
kwartier en van Tuinstadwijk om stichting van openbare
bewaarscholen in die wijken;
IV. Het verzoek van de vereeniging tot opleiding van
Christelijke bewaarschoolonderwijzeressen om een subsidie
van 50.per Leidsche leerling van haren opleidingscursus;
V. Voorstel van wijlen den heer K. Sijtsma strekkende
om ons College uit te noodigen te overwegen in welke
deelen der stad ongeveer dezelfde behoefte bestaat aan een
openbare bewaarschool als in het Kooikwartier, teneinde
ook voor die wijken voorstellen tot stichting eener bewaar
school in te dienen.
Dat deze veel omvattende en, vooral ook uit financiëel
oogpunt, belangrijke zaken een geruimen tijd van voor
bereiding vorderden, spreekt wel vanzelf. Toch ligt in het
omvangrijke en het belangryke van de bewaarschoolzaken
alleen niet de oorzaak van den langen duur van de voor
bereiding, maar is de vertraging in de afdoening van deze
aangelegenheden mede een gevolg van het feit, dat de
meeningen in ons College op een zeer belangrijk principieel
punt, te weten de vraag, of de Gemeente al dan niet zal
overgaan tot de stichting van nieuwe openbare bewaar
scholen, uiteenliepen. Ook thans bestaat er op dat punt in
ons College geen homogeniteit.
Meerderheidsstandpunt. De aanneming van het voorstel
Sijtsma tot stichting van eene openbare bewaarschool in het
Kooikwartier en de aanvaarding van het voorstel van den
Voorzitter in de raadvergadering van 20 Juni 1927, om het
tweede deel van het voorstel Sijtsma (stichting van openbare
bewaarscholen ook in andere stadswijken) in prae-advies te
geven, dwong het in September 1927 opgetreden College deze
zaak opnieuw in haar geheel te bezien.
Zooals toch reeds in de discussies van 20 Juni 1927 was op
gemerkt, zou de stichting van eene school in het Kooikwartier
van gemeentewege noodwendig moeten voeren tot soort
gelijke besluiten voor andere stadswijken waar behoefte aan
neutraal onderwijs werd verondersteld. Dat deze stelling
niet ongegrond was, bleek al ias toen èn door bewoners van
het Haagwegkwartier èn van Tuinstadwijk adressen in dien
geest bij Uwen Baad inkwamen.
Het voorstel Sijtsma, beoogende de'oprichting van openbare
bewaarscholen, berust op het principe, dat de Overheid den
plicht heeft tot opvoeding van de jeugd zelfs wanneer die
nog niet den schoolleeftijd bereikt heeft. De meerderheid
verwerpt dit standpunt en meent dat het het recht en de plicht
der ouders is om hun kinderen op te voeden en dat de
Overheid daarbij zoo noodig de helpende hand biedt en
tevens zorgt, dat, met het oog op andere belangen die zij
te verzorgen heeft, b.v. hygiënische, deze opvoeding zoo goed
mogelijk slaagt. Aanvaarding van de opvoeding als taak
der Overheid brengt bovendien mede, dat de Overheid de
kosten daarvan geheel of zoo goed als geheel voor haar
rekening neemt. Waar in een gemeente met een zoo sterk
gemengde bevolking als de onze deze opvoeding niet anders
zou kunnen gegeven worden als in neutralen zin, geeft dit
standpunt slechts bevrediging aan en een zeer bevoorrechte
positie voor dat deel der burgerij, dat met een neutrale
opvoeding der kinderen volmaakt tevreden is. Yoor andere
deelen, die hunne kleine kinderen willen zien opgevoed in
inrichtingen, waar dezelfde godsdienstige sfeer gevonden
wordt als in hun eigen gezinnen, schept dit standpunt rechts
ongelijkheid, een ongelijkheid, die wel gedeeltelijk door z.g.
financiëele gelijkstelling kan worden weggenomen, doch niet
temin een ongelijkheid blijft, gevende de Overheid toch een
pré aan het neutrale.
De meerderheid geeft toe, dat de zaak anders zou staan,
indien het hier onderwijs betrof. Het verstrekken van onder
wijs is toch een zaak van zoo eminent volksbelang, dat het
ontbreken van voldoende initiatief der ouders om dit belang
te verzorgen, de overheid wel zou nopen zelf scholen te
stichten en te onderhouden. Hier gaat het evenwel om
bewaarschoolonderwijs. Een soort onderwijs, dat eigenlijk
geen onderwijs is, maar meer als voorbereidend opvoedend
werk moet worden aangemerkt.
Toegegeven dat het doelmatig en hygiënisch verzorgen
van kinderen op den kleuterleeftijd, vooral voor de kinder
rijke gezinnen, een volksbelang is, daar meent de meerder
heid van ons College, dat dit toch niet een volksbelang is
van zoodanige orde, dat aan de Overheid de eisch gesteld
mag worden dit geheel te bekostigen. Waar deze kosten
vrij spoedig een bedrag van 250.000.zouden overschrij
den (zie de berekening hieronder), daar is 't duidelijk, dat
dit ook met het oog op andere belangen, die om verzorging
vragen, ontoelaatbaar zou zijn. Bij de kinderspeeltuinen
neemt ons College een zelfde standpunt in. Ook daar een
volksbelaLg, dat steun verdient, doch geen algeheele ver
zorging uit de Overheidskas.
De meerderheid meent daarom Uwen Baad ten stelligste
te moeten adviseeren de oplossing van het bewaarschool-
vraagstuk te zoekeu in een doelmatigen steun van het bijzon
der bewaarschoolonderwijs, waarbij gelijk tot nu toe geen
onderscheid gemaakt wordt tusschen de godsdienstige of
opvoedkundige richtingen die men bij dit onderwijs wenscht
te volgen. Mits voldoende aan in het algemeen belang gestelde
en voor allen gelijke voorwaarden, kan iedere richting voor haar
kleuterscholen steun uit de gemeentekas ontvangen. Deze
steun moet echter zoodanig worden gesteld, dat er ook voor
de ouders nog iets te doen overblijft en dat de offers, die
men zich getroosten wil, ook werkelijk aan de zaak, waarvoor
men liefde heeft,'ten goede kunnen komen.
Voert men tegen dezen gedachtengang aan, dat het de
voorstanders van neutraal onderwijs achterstelt bij de voor
standers van andere richtingen, dan zij er op gewezen, dat
in andere gemeenten, als Delft, Zwijndrecht, Vlaardingen,
Kaarden en Utrecht de laatste jaren neutrale bijzondere
scholen zijn opgericht, voorts, dat de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen sedert onheuglijke tijden dit soort bewaar
scholen op tientallen plaatsen in ons land exploiteert en dat
ook op het gebied van het Nijverheids- en Handelsonderwijs
(hier ter stede: Ambachtsschool, Industrieschool voor meisjes,
Mathesis, Kennis is Macht, enz.) allerwege schitterende
staaltjes van volksinitiatief en volkskracht te bewonderen
zijn. Het steunen op de overheid in deze heeft lang niet
zulke resultaten opgeleverd. Werd toch de eerste openbare
bewaarschool in 1841 opgericht, na eenige tientallen jaren
gevolgd door een 2e en 3e, sedert ongeveer 60 jaar is er
absolute stilstand in gekomen, hoewel de bevolking ver
dubbelde. Het bijzonder bewaarschoolonderwijs, dat slechts
voor een deel uit de overheidskas wordt betaald, zag zijn
aantal scholen opgevoerd tot 11 met ongeveer 1500 leerlingen,
waaruit het bewijs mag worden geput dat het bijzonder
onderwijs uit hoofde, dat het uitsluitend verzorgd wordt
door zijn warme vrienden en belangstellenden meer levens
kracht heeft dan het openbare. De meerderheid meent nu,
dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders, die in
Juni 1927 in den Baad behandeld werden, een behoorlijke
grondslag vormen voor de verbetering van de subsidievoor
waarden van het bijzonder bewaarschoolonderwijs. Alleen op
één punt wenscht zij af te wijken van het toenmalige
College en wel wat betreft de subsidieering van den bouw
van nieuwe bijzondere scholen. Eenige steun daarvoor acht
zij gewenscht en zij zou dien willen zien verleend door ge-
gedurende 24 jaar vanaf den dag der opening 3J der
stichtingskosten bij wijze van subsidie te vergoeden. Aan
nemende, dat het bestuur van het op te nemen stichtings
kapitaal 5% rente en 2 aflossing moet betalen, komt
deze subsidie dus neer op de vergoeding van de helft der