346
MAANDAG 22 DECEMBER 1930.
dat de onderneming genegen was den Raadsleden een gratis
abonnement te verschaffen.
De Raad bestaat op het oogenblik uit 33 personen en men zou
toch wel zoo beleefd zijn den Voorzitter en den secretaris een
gratis abonnement te verschaffen, dan zou men krijgen ongeveer
40 personen. Als men dan het abonnement rekent op ƒ50.
per jaar, dan wordt dat een totaal bedrag van 2.000
Het abonnement wordt dus gratis versterkt en het is door
de bus-exploitanten niet te beoordeelen, hoeveel gebruik de
Raadsleden daarvan zullen maken, maar in ieder geval is het
van invloed op het vervoer. Het lijkt spreker logisch, daal
de exploitant zegt: Ik heb er wel 2.000.voor over, zoodat
de Raadsleden contröle op mijn bedrijf kunnen uitoefenen,
om het voorstel van den heer Bosman te aanvaarden en af
te wijzen het gratis vervoer. De Raad moet in dat opzicht,
zoolang het bedrijf geen winst oplevert, een afwijzende houding
aannemen, opdat de gemeentefinanciën daarmede gebaat
zouden zijn.
Waar de heer Bosman aanvoert, dat de garage-exploitatie
behoort bij de bus-exploitatie en waar de heer Groeneveld
zegt, dat er wel 40 gratis abonnementen af kunnen, daar
lijkt het spreker, dat de Raad veilig kan ingaan op het voorstel
van den heer Bosman, dat, gezien in dit licht, voor den
exploitant ook redelijk is.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende
ment van den heer Bosman, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor:
1#. Geen hooger subsidie te verleenen dan ten hoogste
1 cent per K. M.
2°. Geen langere toezegging te doen dan ten hoogste vijf jaar.
3°. Bij het onderzoek van de balans, verlies- en winst
rekening van de busonderneming ook te bedingen het recht
om de balans, winst- en verliesrekening van de garage te
onderzoeken."
Het amendement van den heer Bosman wordt voldoende
ondersteunt en maakt derhalve een onderwerp van beiaad-
slaging uit.
De heer Goslïnga kan volstaan met zich aan te sluiten
bij degenen, die het voorstel hebben verdedigd, en wenscht
enkele opmerkingen te maken tegenover degenen, die het
voorstel hebben bestreden.
Niemand uit den Raad heeft ontkend het groote belang,
dat de burgerij heeft bij het bestaan van dezen dienst, ook
heeft niemand eigenlijk ontkend, dat het zonder subsidie niet
mogelijk is en dat het gewenscht is uit de gemeentekas deze
onderneming te subsidieeren. Er is alleen eenig verschil van
gevoelen over de vraag, of het offer niet te groot is en of
de tijd niet te lang wordt. Burgemeester en Wethouders
zijn behoorlijk ingelicht over de resultaten van de exploitatie.
Spreker zegt, in antwoord op de vraag van den heer Bos
man, of het offer niet te groot is en of het gevaar bestaat,
dat bij niet subsidieeren de dienst wordt opgeheven, dat naar
zijn innige overtuiging dit gevaar buitengewoon groot is, ja,
met schier wiskundige zekerheid vaststaat. De heer Bosman
zal ook kunnen begrijpen, dat geen enkele koopman door
blijft gaan met een onderneming, die geen winst oplevert.
Na wikken en wegen en na de onderneming tot op den
laatsten tijd te hebben gevolgd, meenen Burgemeester en
Wethouders op het voetspoor van de Commissie van
Financiën, dat het offer niet te groot is, maar juist groot
genoeg om opheffing van den dienst te voorkomen, terwijl
iedere verkleining van het subsidie het gevaar medebrengt,
dat de dienst zal worden stopgezet. De rede van den beer
Bosman is daar toch eigenlijk ook wel een duidelijk en klaar
bewijs van, want deze heeft het verlies op 8.500.— be
cijferd en meent, dat 4.000.subsidie dan wel genoeg is.
Maar welke zakenman zal bereid zijn een bedrijf voort te
zetten, waarop voortdurend ƒ4.500.verlies wordt geleden?
De heer Bosman, die zelf zakenman is, moet het oog gehad
hebben op een soort van zakenlieden, die men zelden ontmoet,
namelijk philanthropen, die gaarne uit eigen zak openbare be
langen behartigen. Meestal echter zetten zij een dergelijke
beweging op touw om er iets aan te verdienen, hetgeen intus-
schen niet is te veroordeelen, want het is gelukkig, dat er
menschen zijn, die hun ondernemingslust willen botvieren.
Burgemeester en Wethouders achten in overeenstemming
met de Commissie van Financiën een subsidie van 1$
cent per K.M. noodzakelijk voor het doen voortbestaan van
de onderneming.
Naar aanleiding van de opmerkingen van den heer van Es
over het contract van 10 jaar wijst spreker er op, dat men
hier feitelijk te doen heeft met een gentlemen's agreement.
Tegenover het gedurende 10 jaar in uitzicht stellen van het
subsidie staat de moreele verplichting van den dienst, de
bussen, 10 jaar te laten loopen, maar wanneer de dienst na
2 of 3 jaar wordt stop gezet, dan vervalt tegelijkertijd liet
subsidie. Daarmede is dan echter nog niets verloren, omdat
men gedurende die jaren dan toch den dienst heeft gehad,
die naar aller overtuiging in een behoefte voorziet.
Naar aanleiding van de vraag van den heer Coster, of in
den verliespost ook de verliezen zitten op de tochten door
Nederland of naar Belgie, zegt spreker, dat het hem niet
bekend is, dat ook op deze tochten verliezen worden geleden.
Het zou dan echter wel een engel van een man moeten zijn,
indien hij dergelijke tochten met verlies zou organiseeren,
al kan een tocht misschien wel eens mislukken bij slecht
weer. Dat daarop echter verlies wordt geleden, kan spreker
niet aannemen.
Naar aanleiding van de opmerking van den heer Bosman,
dat winsten op de bussen zouden kunnen worden overge
bracht op de garage, zoodat men de administratie van beide
onder de loupe moet nemen, zegt spreker er geen bezwaar
tegen te hebben het laatste punt van het voorstel van den
heer Bosman over te nemen. Maar men moet begrijpen, dat
het in deze zaak ontzettend aankomt op goed vertrouwen.
Men zou dan ook wel weer een onderneming kunnen stichten
tot het exploiteeren van huizen, waarvan men de garage
tegen een veel te hooge huur zou huren, om zoodoende de
winst op de garage weg te werken. Het spreekt vanzelf, dat
wanneer ooit mocht blijken, dat het verlies op de busonder
neming kunstmatig wordt vergroot, de band met een derge-
lijken ondernemer spoedig zou worden doorgesneden. Spreker
is elke voorwaarde, die daartegen waakt, aangenaam en hij
heelt geen bezwaar tegen de derde voorwaarde, maar hij
weet niet, of de ondernemer er bezwaar tegen heeft.
Tegenover den heer Parmentier merkt spreker op, dat in
de concessie van Burgemeester en Wethouders voor het laten
loopen van dezen dienst niet minder dan 37 voorwaarden
staan.
De heer Parmentier. Daarin wordt niet gezegd, hoe de
boeken ingericht moeten zijn.
De heer Goslïnga zegt, dat dit een voorwaarde is, die
alleen gesteld wordt voor de concessie, en dat het hier geldt
de voorwaarden ten aanzien van de subsidie.
In antwoord aan den heer Groeneveld deelt spreker mede,
dat Burgemeester en Wethouders voornemens waren den
Raad voor te stellen de volgende bepaling er nog bij op
te nemen
»Geen geldelijke belooning voor de bestuurders van de
autobussen zal, zoolang de Gemeente subsidie verstrekt, worden
verlaagd dan met toestemming van Burgemeester en Wet
houders."
De heer Groeneveld formuleert hetzelfde denkbeeld eenigs-
zins anders en wenscht, dat de arbeidsvoorwaarden de goed
keuring van Burgemeester en Wethouders behoeven. Tegen
het voorstel van den heer Groeneveld is geen bezwaar. Als
tweede voorwaarde wordt gezegd
Bij het aannemen van het personeel voor den stadsverkeer-
dienst zal zooveel mogelijk de voorkeur worden gegeven aan
ingezetenen van Leiden."
Wat betreft het vrij vervoer zegt spreker, dat men dit bij
een onderneming als deze niet moet doen, omdat dan de
Raad in een verkeerde verhouding staat tegenover de onder
neming, wat zeker geen goeden indruk naar buiten zou
maken.
Tegenover den heer Parmentier, die de voorwaarden opper
vlakkig vindt, merkt spreker op, dat men niet kan zeggen,
wat een redelijk dividend is, omdat dit afhangt van den
rentestandaard. Op het oogenblik is een dividend van 5%
redelijk, terwijl, als de renstandaard zakt tot 3 een dividend
van 4% redelijk is. Als de rentestandaard stijgt is misschien
een dividend van 6% redelijk. De Raad kan steeds beslissen,
of Burgemeester en Wethouders deze bepaling goed toepassen.
Er is gevraagd medezeggenschap over de wijze van admini
stratie. Deze administratie wordt afgescheiden gehouden van
het bedrijf, dat de vennootschap verder mocht uitoefenen.
Spreker heeft wel gezegd, dat hij geen bezwaar heeft tegen
de voorwaarde van den heer Bosman, maar dat de gemeente
ook zou voorschrijven, welke administratie zij moet voeren,
vindt spreker wel heel sterk.
De heer Parmentier: Dat is het criterium van uw onderzoek.
De heer Goslïnga meent, dat dit niet het geval is. Wan
neer de administratie zoodanig zou worden gehouden, dat zij
niet behoorlijk kon worden gecontroleerd, dan zou spreker
zeggen: Wij controleeren niet, tenzij u dat eerst verandert,
maar de gemeente kan niet zeggen, dat de administratie op
een bepaalde manier gehouden moet worden; dat doet de
gemeente trouwens bij geen enkele subsidieering.
Het subsidie wordt van jaar tot jaar gegeven en, wanneer
men in het geven van inlichtingen of het doen van mede-
deelingen achterbaksch zou zijn, dan kan de gemeente de samen
werking opzeggen. Maar het voorschrijven van een bepaalde