344
MAANDAG 22 DECEMBER 1930.
dan kent de gesties van de garage ten opzichte van de
busonderneming.
Spreker stelt voor te blijven bij het eerste plan, dus 1
cent per afgelegden K.M., dan zou men uitkomen met
4000.— subsidie in plaats van met 6000.Dan is het
bedrijf waarschijnlijk ook nog loonend.
Dan stelt spreker voor zich niet voor 10 jaren te binden,
want dat lijkt hem te lang. Het is een onderneming, die pas
begint, zoodat het beter is dit op 5 jaren te stellen, zoodat
dan altijd de zaak nog eens nader bekeken kan worden.
De heer Coster vraagt, of in den verliespost ook begrepen
is verkeer door Nederland en zelfs naar België. Spreker sluit
zich aan bij hetgeen door den heer Bosman is voorgesteld,
om het subsidie te beperken tot 1 cent per K.M.
De heer van Es wijst er op, dat in de stukken wordt ge
zegd, dat, wanneer subsidie wordt gegeven, de onderneming
zich verbindt dien dienst gedurende 10 jaren in stand te
houden, terwijl in de vijf voorwaarden, die gesteld worden,
hierover niets is opgenomen. Wat gebeurt er, wanneer b.v.
gedurende enkele jaren subsidie wordt gegeven en de dienst
wordt dan stop gezet, omdat deze vennootschap zegt: wij
kunnen ons daarmede niet redden? Is de gemeente het geld
dan kwijt, of moet deze vennootschap, wanneer zij zich niet
houdt aan de voorwaarden, verplicht worden het subsidie,
dat zij reeds gekregen heeft, terug te betalen?
Den heer Donders komt het voor, dat het bestaan van
goede transportverbindingen van het eene gedeelte van de
stad naar het andere een zaak van groot gemeentelijk belang
is. Het kan nog anders en scherper geformuleerd worden
door te zeggen, dat het een taak is van de gemeente ervoor
zorg te dragen, dat er goede verbindingen bestaan van het
eene gedeelte van de stad naar het andere.
Nu is Leiden zoodanig gebouwd, dat het heel bezwaarlijk
zal zijn, in vele richtingen goede tramverbindingen tot stand
te brengen. De stadsaanleg is van dien aard, dat het in elk
geval uitgesloten is te achten de beide bestaande tram
verbindingen, die vrijwel dezelfde richting uitgaan, naar andere
wijken uit te breiden, zoodat men voorloopig op autobus
verbindingen is aangewezen.
Op het oogenblik bestaat er een autobusonderneming, die
verschillende noodzakelijke verbindingen tot stand brengt, en
naar sprekers oordeel op een wijze, die alleszins beantwoordt
aan de behoeften en eischen, die men aan een dergelijk be-
dryf mag stellen.
Spreker onderschrijft geheel de opmerking van den heer-
Bosman, dat het thans door deze onderneming gebruikte
materiaal niets te wenschen overlaat, terwijl het bij de voor
gaande onderneming daarentegen levensgevaarlijk was in
haar bussen plaats te nemen. Ook de behandeling van de
reizigers is thans geheel anders dan bij den ouden dienst.
De tarieven zijn bovendien redelijk en de dienst functioneert
goed op tijd. Persoonlijk heeft spreker kunnen constateeren,
dat vanaf het knooppunt van de lijnen, aan het Stationsplein,
de bussen steeds juist op tijd vertrekken. Ieder vol kwartier
kan men er van op aan, dat de bussen wegrijden. Dit alles
stemt tot voldoening. Nu heelt echter deze onderneming met
niet onbelangrijke verliezen gewerkt en zij is begrijpelijker
wijze niet van zins op dezelfde wijze te blijven doorgaan. Zij
is geen philanthropische instelling en, in tegenstelling tot den
heer Bosman, die meent, dat het aantal reizigers nog wel zal
toenemen, is zij van oordeel, dat de top van haar baten thans
vrijwel is bereikt. Deze meening lijkt spreker wel verant
woord, daar, wat het weer betreft, het menschdom een zeer
slecht seizoen achter den rug heeft en dus de onderneming
een zeer voordeelig seizoen. Toch is er nog een tekort,
zoodat de maatschappij bij verwerping van het door Burge
meester en Wethouders voorgestelde subsidie er de voorkeur
aan zal geven den dienst stop te zetten, waarschijnlijk op 1
Januari 1931. Daardoor zou een zeer groot gedeelte van de
burgerij van Leiden in ernstige mate gedupeerd worden en
dan zal er ongetwijfeld een zeer verklaarbare aandrang komen
om er ieis anders voor in de plaats te stellen. Ook degenen,
die het gemis van een autobusdienst niet persoonlijk zullen
voelen, zullen dan moeten erkennen, dat het een gemeentelijk
belang is, dat zoodanige dienst er weer komt.
De gemeente zou dan wellicht een gemeentelijk autobus
bedrijf kunnen oprichten. Dit lijkt spreker een vrij riskante
onderneming voor de gemeente, want de practijk heeft wel
bewezen, dat dergelijke vervoerondernemingen vrijwel nooit
winst, maar vaak wel verlies afwerpen. Ook zou men een
dienst opnieuw kunnen laten beginnen door een particuliere
onderneming, maar het is de vraag, of men wel een parti
culiere onderneming bereid zal vinden om alsnog dezen dienst
te gaan exploiteeren. Dat zal dan in elk geval ook niet gaan
dan met vrij groote subsidies, want het staat voor spreker
a priori wel vast, dat wanneer de gemeente straks met andere
particuliere ondernemingen in overleg zou treden, zij even
eens tot het brengen van belangrijke offers genoodzaakt zal
worden. Wanneer men met een nieuwe particuliere onder
neming in zee gaat, heeft men bovendien nog maar af te
wachten, hoe die dienst zal worden. De tegenwoordige dienst
werkt tot tevredenheid, terwijl we bij een andere nog maar
moeten afwachten, wat er van terechtkomt, en het de gemeente
dan toch ook niet veel minder zal kosten dan bij aanvaarding
van dit voorstel.
Hoe men de zaak ook beschouwd, het verdient naar sprekers
oordeel aanbeveling dit subsidie toe te staan, want het is
niet te voorspellen, welke groote offers de gemeente straks
zal moeten brengen, wanneer men het subsidie niet toestaat
en de tegenwoordige onderneming mitsdien haar exploitatie
beëindigt.
De heer Groeneveld gaat uit van de veronderstelling, dat
het onderzoek vanwege de gemeente naar den financieelen
toestand van dit bedrijf goed is geweest en dat wat daar
omtrent gerapporteerd is den Raad een juist beeld kan geven
van dien toestand. Spreker sluit zich aan bij de opmerking
van den heer Donders, dat het exploiteeren van een autobus-
dienst niet alleen is een ondernemersbelang, doch gaat nog
iets verder door te zeggen, dat de exploitatie van het vervoer
binnen de grenzen der gemeente eigenlijk door de overheid
zelf behoort te worden gedaan.
Wanneer blijkt, dat een dienst, die in de behoefte voorziet,
er niet kan komen, dan brengt het gemeentebelang mede,
dat de onderneming in het belang van de gemeentenaren
financieel gesteund wordt. Wanneer dit gebeurt, dan is het
ook noodig, dat de gemeente medezeggenschap krijgt. Er zijn
verschillende dingen, die reeds de goedkeuring van Burge
meester en Wethouders en van de Politie noouig hebben.
De dienst- en rusttijden van het personeel moeten voldoen
aan zekere eischen, maar de gemeente heeft zich nog steeds
gehouden buiten het loon van het personeel en dat lijkt
spreker niet goed.
Het is toch ook wenschelijk, dat de loonen van het personeel
niet dalen beneden een bepaald minimum.
Spreker ziet niet in, waarom gemeentelijke exploitatie
duurder zou moeten zijn, zooals de heer Donders heeft gezegd,
maar wanneer dit soms zoo is, dan zit het gewoonlijk daarin,
dat een particuliere onderneming loonen betaalt, die de
gemeente niet voor haai1 verantwoording zou kunnen nemen.
Het College kan zich op het standpunt stellen, dat het met
de loonen van deze onderneming niets te maken heeft, omdat
het een particuliere onderneming is, maar dat zou struisvogel
politiek zijn. Spreker zou aan de thans gestelde voorwaarden
er nog deze aan toe willen voegen, dat de arbeidsvoorwaarden
in het algemeen, waaronder dus ook de loonen, de goed
keuring van het College behoeven.
De directeur heeft aan spreker om een onderhoud gevraagd
en daarbij is gebleken, dat de loonen der chauffeurs 25.
per week bedragen, waarbij dan nog eenig verval komt,
terwijl er een gulden per week af gaat voor kleeding. Gelet
op hetgeen er in het algemeen in dergelijke bedrijven betaald
wordt, kan spreker niet zeggen, dat deze loonen slecht zijn,
maar best kan spreker ze ook nog niet noemen. Dat was de
directeur trouwens met spreker wel eens. Spreker wil er-
rekening mede houden, dat dit bedrijf geen goudwinning is,
maar de loonen mogen niet dalen beneden een zeker peil.
Waar het gemeentebestuur deze zaak overlaat aan een
particuliere onderneming, hoewel het eigenlijk een overheids
zaak is, kunnen Burgemeester en Wethouders zich toch niet
geheel onttrekken aan de verantwoordelijkheid voor de loonen.
Spreker heeft de klacht vernomen, dat er bij voorkeur
Rotterdammers als chauffeur worden aangesteld. De directeur
heeft spreker medegedeeld, dat hij verscheidene jaren in een
dergelijk bedrijf te Rotterdam heeft gewerkt en zoodoende
verschillende Rotterdamsche chauffeurs kent, zoodat hij er
licht toe gekomen is Rotterdamsche chauffeurs aan te stellen,
wanneer deze zich aanmeldden en hij ze kende als geschikt
en betrouwbaar. Spreker heelt toegegeven dit wel te kunnen
begrijpen, maar waar het bedrijf nu door de gemeente gesteund
zal worden, meent hij, dat toch in de eerste plaats Leiderraars
aangesteld behooren te worden, hetgeen de Wethouder, die
de uitkeeringen aan werkloozen beheert, wel met spreker eens
zal zijn. De directeur heeft spreker verzekerd, dat hij daar in
het vervolg zeer zeker rekening mee wilde houden. Tot nog
toe had hij daar niet zooveel aandacht aan geschonken, maar-
hij was overtuigd, dat dit noodig was en dat een andere
handelwijze kwaad bloed kon zetten bij de bevolking.
Wanneer in andere plaatsen aan een dergelijke onderneming
een concessie wordt verleend, wordt er dikwijls de voorwaarde
aan verbonden, dat de leden van den Gemeenteraad een vrij
vervoer hebben. In Leiden is dat trouwens ook niet nieuw,
want in de concessievoorwaarden van de stadslijn der Noord-
Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij is ook bedongen,
dat een veertigtal vrije vervoerbewijzen ter beschikking van