1 MAANDAG 1 DECEMBER 1930. 329 heer van Stralen met een serie veranderingen, waarvan de financieele consequenties niet te overzien zijn. Spreker neigt er toe om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden of het te doen aannemen en dan de door den heer van Stralen in overweging gegeven wijzigingen op korten termijn in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. L)e heer van Stralen vraagt, of het niet het beste zou zijn, als er vóór Kerstmis toch nog een Raad vergadering wordt gehouden, dat Burgeme ster en Wethouders hun voorstel thans terugnemen en overwegen hergeen spreker heeft ge vraagd. De kans bestaat dan, dat het College met een voorstel in de door spreker gewenschte richting komt. Gebeurt dat niet, dan kan spreker in de volgende Raadsvergadering zelf een voorstel indienen. De Voorzitter acht het het eenvoudigste, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen en het College alsnog overweegt, in hoeverre aan de wenschen van den heer van Stralen kan worden tegemoet gekomen. De heer van Stralen acht dat niet mogelijk, omdat Burge meester en Wethouders voorstellen als extra ondersteuning 25% op de gewone uitkeeringen toe te kennen en, als hun voorstel is aangenomen, daarvan niet eigenmachtig 50 kunnen maken. Het beste is het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden en de zaak dan in de volgende vergadering te behandelen. De Voorzitter zegt, dat de volgende Raadsvergadering wellicht op 22 December zal plaats hebben. De heer Goslinga merkt op, dat het uiterst bezwaarlijk is om in een paar dagen de zaak in orde te brengen. Het beste is dus om het voorstel van Burgemeester en Wet houders aan te nemen en de extra ondersteuning ad 25% van de gewone uitkeeringen uit te betalen, terwijl Burge meester en Wethouders dan in de op 22 December te houden Raadsvergadering praeadvies kunnen uitbrengen op de door den heer van Stralen gewenschte veranderingen en eventueel het meerdere tusschen Kerstmis en Nieuwjaar uit te keeren. De heer van Stralen meent, dat de regeling, welke de Wethouder aan de hand doet, naar niets lijkt. Als besloten wordt een extra uitkeering van 25% toe te kennen en die uitkeering heeft plaats gehad, dan kan men niet in een volgende Raadsvergadering een besluit nemen om die uit keering te verhoogen. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders moet worden aangehouden of ook sprekers voorstel moet heden worden behandeld. De heer Goslinga herinnert aan de woorden van den heer van Stralen, dat deze voornemens was om bij de lond vraag over deze zaak te beginnen. Waarom is, vraagt spreker, de heer van Stralen er niet vroeger mede gekomen? Men kan toch niet staande de vergadering zulke belangrijke wijzigingen voorstellen en dan verlangen, dat daarover dadelijk zal worden beslist. De door het College aangewezen weg leidt er toe, dat de Kerstgave, welke de laatste jaren de gebruikelijke is geworden, wordt toegekend en dan wordt overwogen, of in verband met de heerschende crisis iets extra's moet worden gegeven. De mogelijkheid, dat meer dan 25 °/o wordt toegekend, wordt dus geenszins afgesneden. De heer Wilmer wenscht het voorstel van Burgemeester en Wethouders van harte te ondersteunen. Het is gewenscht, dat in deze Raadsvergadering zekerheid wordt verkregen omtrent het al dan niet toekennen van de Kerstgave; daar mede kan niet worden gewacht tot een paar dagen vóór Kerstmis. De denkbeelden, door den heer van Stralen aan de hand gedaan, n.l. om de Kerstgave te verhoogen en haar over meerdere personen te doen uitstrekken, kunnen door liet College nader worden beschouwd en, indien het College daar omtrent dan gunstig adviseert het lijkt spreker, dat dit in elk geval zal geschieden ten aanzien van de uitbreiding van het aantal personen, dat onder de Kerstgave zal vallen dan kan het meerdere worden uitbetaald, hetzij nog vóór, hetzij na Kerstmis. Men moet zijn best doen de Kerstgave vóór Kerstmis te geven, maar het zou niet zoo verschrikkelijk zijn, het gedeelte lijk na Kerstmis te doen; dan is er ook nood. Spreker brengt Burgemeester en Wethouders hulde, dat zij het voorstel ten minste in deze vergadering hebben gebracht; de heer van Stralen had het nog maar bij de rondvraag ter sprake willen brengen en dan had men pas in de volgende vergadering een voorstel gehad. Er moet in elk geval in deze vergadering zekerheid komen omtrent de gewone Kerstgave en dan kan men nader bezien, wat nog moet gebeuren. De Voorzitter meent, dat deze door het College voorge stelde en door den heer van Stralen bestreden werkwijze toch wel tot een goed doel kan leiden. Wanneer dit voorstel aangenomen wordt en het College neemt het denkbeeld van den heer van Stralen in overweging en het trekt daaruit dezer dagen de conclusie, om daarop geheel of ten deele in te gaan, dan kan Sociale Zaken deze zaak in haar geheel voorbereiden; dan behoeft men alleen op het votum van den Raad te wachten en kan de uitbetaling nog vóór Kerstmis plaats vinden. De heer Elkerbout kan zich daarmede volkomen vereeni gen. In elk geval moet getracht worden stagnatie te voorko men en dan is er tenminste zekerheid, dat degenen, die er voor in aanmerking komen, het zullen krijgen. Een andere vraag is, of ook zij, die uit kassen trekken, daarvoor in aanmerking komen; zoo ja, kan men dan niet reeds in dien geest de staten klaar maken? De heer van Eck kan zich met deze handelwijze niet ver eenigen. Wanneer met handelt, zooals de Voorzitter aangeelt, heeft men geen zekerheid, dat Burgemeester en Wethouders de uitkeering zullen regelen overeenkomstig het voorstel van den heer van Stralen. Wanneer Burgemeester en Wethouders het afwijzen, dan is de kans zeer gering, dat op korten termijn het den Raad zal gelukken daarin verandering te brengen. Spreker vindt deze zaak belangrijk genoeg voor een spoedeischende vergadering. Men weet toch, hoe sterk de nood gestegen is, en als de gemeente in staat is een kleine ver ademing te brengen in het lot der werkloozen, dan moet zij die gelegenheid aangrijpen. De wijze van handelen, die Burge meester en Wethouders voorstellen, maakt de kans zeer gering, dat dit zal geschieden, en daarom dringt sprekers iractie sterk aan desnoods op het bijeenroepen van een spoed eischende vergadering, waarop toch ook verschillende andere zaken behandeld kunnen worden. Spreker vreest, dat anders niets van de zaak terecht komt; hij stelt er prijs op, dat Burgemeester en Wethouders uit eigen beweging met dit voorstel gekomen zijn, maar het is betrekkelijk een kleinig heid in vergelijking tot het leed, dat in deze dagen geleden wordt. Spreker dringt namens zijn fractie krachtig aan op het tijdig houden van een vergadering, b.v. over 14 dagen, zoodat rustig en met goede kans het voorstel van den heer van Stralen besproken kan worden, ook bij een afwijzend praeadvies van het College. De Voorzitter komt er tegen op, dat de heer van Eck zegt, dat, wanneer het College het denkbeeld van den heer van Stralen zal behandelen, er weinig kans is, dat het erop ingaat. Voor die suppositie van den heer van Eck is aller minst reden. Het zijn Burgemeester en Wethouders, die met dit voorstel gekomen zijn, en als de heer van Stralen het wenscht uit te breiden, dan heeft de heer van Eck niet het recht te zeggen, dat de kans, dat men daarop ingaat, heel gering is. De heer Wilbrink spreekt er zijn bevreemding over uit, dat de sociaal-democraten op een zeer geforceerde wijze optreden tegenover Burgemeester en Wethouders, alsof dezen ten aanzien van deze zaak in hun taak zouden te kort schieten. Het College stelt voor om te doen wat de laatste jaren gewoonte is geworden en, als het nu de bedoeling van den heer van Stralen en de zijnen was geweest om de vraag, of een belangrijke uitbreiding aan de Kerstgave zou worden gegeven, ernstig te doen behandelen, dan hadden zij een voorstel van die strekking toch wel een tijd te voren mogen indienen. De heer van Stralen voegt spreker toe: dat is wat moois! Maar spreker wijst er op, dat, wanneer de zaak voorden heer van Stralen van buitengewoon belang is, zij dat ook is voor de andere Raadsleden en dezen er toch wel aanspraak op hadden gehad 3, 4 of 5 dagen te voren kennis te nemen van de voorstellen, welke de beer van Stralen voornemens was te doen. Die voorstellen plompverloren in den Raad te brengen en dan te verlangen, dat er direct over zal worden beslist, gaat verder dan waarop de heer van Stralen recht heeft. Spreker schaart zich ten volle aan de zijde van Burge meester en Wethouders, die z. i. volkomen het recht hebben om te handelen, zooals zij doen. Waar de heer van Stralen de zaak zoo wil doordrijven, onderstelt spreker, dat hij is teleurgesteld over het feit, dat Burgemeester en Wethouders hem vóór zijn geweest, dat hij nu tegen het College gaat opbieden en dat het College en de Raad nu gedwongen moe ten worden om op hetzelfde oogenblik, waarop hij voorstellen indient, welke uitbreiding van de Kerstgave beoogen, die in behandeling te nemen. Op de voorstellen van den heer van Stralen zal spreker niet ingaan, maar hij wil er toch op wijzen, dat het niet aangaat om, waar slechts een zeer klein deel van de werk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 7