328 MAANDAG 1 DECEMBER 1930. Artikel 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 6 tot en met '10 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XIV. Verordening, regelende de invordering der plaatselijke belasting voor het gebruik van voor dèn openbaren dienst bestemde gemeentewerken en -bezittingen te Leiden en voor diensten door de gemeente bewezen, alsmede van gelden, als bedoeld in het derde lid van artikel 238 van de Gemeentewet. (Zie Ing. St. No. 248.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den straataanleg van den Lammenschansweg met zijstraten, tusscnen de Koninginnelaan en de Kastanj-kade, en ten Oosten van de Driftsuaat, tusschen de Javastraat en de Atjehstraat. (Zie Ing. St. No. 249.) De heer Kooistra heeft meermalen gesproken over het bouwrijp maken van grond en het aanleggen van straten en ziet dus met veel genoegen, dat Burgemeester en Wethouders dezen weg opgaan en hoopt, dat zij dat nog meer zullen trachten te doen. Spreker vraagt, hoe de Wethouder er toe gekomen is trottoirbanden van gewapend beton aan te brengen, b.v. in Zuiderzicht, in plaats van hardsteenen of granieten. Is dit financieel niet nadeelig voor de gemeente bij overdracht van den grond? De heer Splinter zegt, dat trottoirbanden van beton genomen zijn, omdat die veel goedkooper zijn en niet minder sterk; ze zijn van gewapend beton. De granieten trottoirbanden worden wel gebruikt aan de hoofd verkeerswegen, maar bij de uitbreidingen der gemeente worden veelal betonbanden ge bruikt; graniet is aanmerkelijk duurder. Spreker heeft nog nooit eenige klacht over die betonbanden gehoord. De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder dan nooit de trottoirbanden in Zuiderzicht gezien heeft; daar zitten scheuren in en zijn stukken afgeslagen. De gemeente zal hiervan finan cieel nadeel ondervinden, omdat, wanneer die trottoirbanden niet deugdelijk van constructie zijn, zij eerder tot reparatie zal moeten overgaan dan bij trottoirbanden van hardsteen of graniet. Nu zegt de heer Splinter, dat het goedkooper is. Dit is ook spreker bekend, maar hij vreest, dat juist daarvan in de toekomst de gemeente nadeelige gevolgen zal ondervinden. Door overname van straten, bewerkt met minder goed materiaal, zal de gemeente spoediger tot herstellingen moeten overgaan. De heer Splinter is het met den heer Kooistra niet eens. Vooreerst legt de gemeente alleen straten aan op haar eigen gronden of op gronden, die eerst aan de gemeente worden overgedragen. Bovendien zijn die betonnen banden van zulk een constructie, dat zij de vergelijking met trottoirbanden van graniet kunnen doorstaan. De heer Kooistra voegt spreker toe, dat dit onjuist is, maar in elk geval kunnen die betonnen banden de vergelijking doorstaan met de hardsteenen bandenals men deze laatste laat vallen, zijn zij doormidden, hetgeen met de betonnen banden niet het geval is. In elk geval zal spreker de opmerking, door den heer Kooistra gemaakt, nog eens onder het oog zien. De heer van Stralen vraagt, of het niet mogelijk is om, indien de Raad dit voorstel aanneemt, het werk in eigen beheer uit te voeren en daarbij werkloozen te werk te stellen. De heer Splinter antwoordt, dat in alle bestekken van de gemeente de bepaling w rdt opgenomen en streng gehand haafd, dat Leidsche werkkrachten te werk moeten worden gesteld. De heer van Stralen voegt spreker toe er meer vertrouwen in te hebben, als de gemeente zelf het werk uitvoert. Spreker wil de vraag van den heer van Stralen wel eens overwegen, maar men moet goed bedenken, dat het in eigen beheer uit voeren van dit werk niet zoo eenvoudig is. De gemeente heeft er het personeel niet voor er moeten o. a. uitvoerders worden aangesteld en bovendien zou er allerlei kostbaar hulpmateriaal aangeschalt moeten worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der ge meente over het jaar 1926, met inbegrip van die der Haar lemmertrekvaart. (Zie Ing. St. Nis 186 en 250.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten de rekening van de Haarlemmertrekvaart goed te keuren en de geheele gemeentetekening voorloopig vast te stellen overeenkomstig het in Ingekomen Stuk No. 186 opge nomen ontwerp-besluit. (De Wethouders worden geacht zich van medestemmen te hebben onthouden.) De Voorzitter geeft het woord aan den heer Goslinga tot het doen van een voorstel. De heer Goslinga geeft namens Burgemeester en Wet houders aan den Raad in overweging om, op het voetspoor van hetgeen in de jaren 1925 tot en met 1929 is geschied, in de aanstaande Kerstweek een extra ondersteuning van 25% op de gewone uitkeeringen te verleenen aan gehuwden, kost winners en alleenstaande personen, die door den Gemeente lijken Dienst voor Sociale Zaken worden ondersteund, en de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon te verzoeken eenzelfde extra ondersteuning te verstrekken aan de overeenkomstige categoriëen van personen, die door deze Commissie worden ondersteund. Spreker deelt verder mede, dat de kosten, aan het verleenen van deze Kerstgave verbonden, verleden jaar ƒ971.77 hebben bedragen en voor dit jaar worden geraamd op ƒ2000. De Voorzitter stelt voor dit voorstel dadelijk in behandeling te nemen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De heer van Stralen zegt, dat hij er op gerekend had, dat Burgemeester en Wethouders met een dergelijk voorstel in den Raad zouden komen, maar dat hij voornemens was om, indien de Wethouder dit voorstel niet had gedaan, omtrent deze aangelegenheid bij de rondvraag iets op te merken. Spreker geeft n.l. in overweging en verzoekt dit jaar den toeslag aan de werkloozen iets te verhoogen en ook iets uit te breiden. Feitelijk heeft men dit jaar 3 Zondagen achtereen en het verdient aanbeveling den toeslag wat hooger te stellen dan 25%; men kan daardoor de gezinnen der maatschappelijk misdeelden voor deze feestdagen een kleine verheuging geven en hen in staat stellen zich iets extra's aan te schaffen. Spreker verzoekt daarom den toeslag voor dit jaar op 50% der uit- keering te brengen. Verder verzoekt spreker dezen toeslag ook uit te breiden tot hen, die nog niet van de gemeentelijke steunverleening trekken. Het vorige jaar zijn verschillende werkloozen buiten dezen toeslag gevallen, die daarop krachtens hun inkomen toch wel recht hadden. Spreker bedoeld de werkloozen, die nog uit de kassen trekken; die krijgen dikwijls een lagere uitkeering dan zij van de steunverleening zouden krijgen, maar hoewel zij minder inkomen hebben, ontvangen zij dezen toeslag toch niet. Spreker verzoekt dus ook de uit de kassen trekkende arbeiders, die bij eventueel uitgetrokken raken in de steunverleening komen, te laten deelen in dezen toeslag. De heer Elkerbout meent, dat er wel iets te zeggen is voor het laatste denkbeeld van den heer van Stralen; de uitkeeringen van sommige kassen zijn lager dan de crisis- steun, die wordt gegeven, en daarom is er wel aanleiding op dit denkbeeld in te gaan. De heer Goslinga zegt, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel doen op het voetspoor van vorige jaren. Na 1925, toen de werkloosheid nog erger was dan thans, is het elk jaar opnieuw door Burgemeester en Wethouders voorgesteld. Het is hiermede zoo: de tijd gaat sneller dan men denkt en spreker is kort geleden, toen deze agenda reeds opgemaakt was, opgebeld door den Directeur van Sociale Zaken, of spreker dacht aan de Kerstgave. Dit voorstel moest toen in deze ver gadering behandeld worden, omdat het niet heelemaal zeker is, dat er vóór Kerstmis nog een vergadering zal zijn, ofschoon dit wel waarschijnlijk is. Op dien grond hebben Burgemeester en Wethouders voor gesteld dit voorstel spoedeischend te verklaren. Nu komt de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 6