157
openbaren weg te bereiken, is geen belasting ver
schuldigd.
3°. Voor het hebben van een overbrugging van
den openbaren weg, per strekkenden Meter, voor
een jaar
tot een maximum van ƒ200.
4°. Voor het hebben van een over den openbaren
weg opendraaiende deur, voor een jaar
Voor zoodanige dubbele deur, voor een jaar.
Voor het hebben van opendraaiende deuren op
verdiepingen, zoomede voor het hebben van over
den openbaren weg opendraaiende deuren, welke
ter voldoening aan wet of verordening buiten
waarts openslaand gemaakt zijn, is geen belasting
verschuldigd.
5°. Voor het hebben van een hijschbalk, voor een
jaar
6°. Voor het hebben van een hijschkraan, voor
een jaar
7°. Voor het hebben van een tuipaal in of het
bevestigd hebben van een tuitouw over den open
baren weg, voor een week
8°. Voor het hebben van een uitsteekijzer, per
stuk, voor een jaar
9°. Voor het hebben van een uitstalkast, voor een
jaar
Voor het hebben van een automaat voor den
verkoop van chocolade, sigaren, cigaretten of andere
waren, voor een jaar
10°. Voor het hebben van een uithangbord of
andere tot reclame dienende voorwerpen, tot 1 M2.,
voor een jaar
Voor borden en voorwerpen, grooter dan 1 M2.,
voor een jaar
Voor borden en voorwerpen, welke niet meer dan
30 c.M. boven openbaren weg of water uitsteken,
en voor loopende klokken is geen belasting ver
schuldigd.
11°. Voor het hebben van een zonnescherm,
waarop reclame of een naam is aangebracht, tot
1 M2., voor een jaar
Voor het hebben van een zonnescherm, waarop
reclame of een naam is aangebracht, grooter dan
1 M2., voor een jaar
12°. Voor het hebben van een balkon, een erker
of een luifel, per M2., voor een jaar
13°. Voor het hebben van een electrische ge
leiding, per Meter, voor een jaar
14°. Voor het hebben van eenig ander werk
boven gemeentegrond of -water, niet genoemd
onder 1°.13°., per Meter of M2., voor een jaar
idem, voor een maand
idem, voor een week
E. Verdere belastingen.
1°. Voor het hebben van een uitgang in stads
poorten, voor een jaar
2°. Voor het gebruik van een bonzeil, voor een
dag
idem, voor een week
3°. Voor het vervoer van een stoomketel over
den openbaren weg anders dan per as, voor een
dag
4°. Voor het opbreken van bestratingen en het
herstellen van opgebroken bestratingen, per M2.
a. klinker-, kei- of tegelbestrating zonder voeg
vulling
b. klinker- of keibestrating met voegvulling
c. asphaltdek op puin- of betonfundeering
d. houtbestrating op fundeering
e. verharding van grind of basaltslag
idem, geteerd
g. verharding met teersteenslag op oude grind
verharding of op oude bestrating
Indien het opbreken en herstellen betreft opper
vlakten, grooter dan 10 M2., doch niet grooter
dan 25 M.2, wordt het te heffen bedrag verminderd
met 10 indien het betreft oppervlakten, grooter
dan 25 M.2, doch niet grooter dan 50 M.2, wordt
het te heffen bedrag vermindei d met 25 en,
indien het betreft oppervlakten, grooter dan 50
M.2, wordt het te heffen bedrag verminderd
met 30
5". Voor het afsluiten van een gracht of een ge
deelte daarvan, per strekkende Meter gracht, voor
een week
6°. Voor het afdammen van een gedeelte eener
10.—
3,
5.-
1.50
5.—
1.50
1,50
2.50
1.50
3.—
1.50
3.—
1.50
0.30
0.30
0.15
0.10
1.50
1.50
8.—
1.50
2.50
10.-
25.—
35.—
2.—
3.—
7.50
2.50
gracht zonder deze geheel af te sluiten, per strek-
kenden Meter dam, voor een week1.50
7o. Voor het afsluiten vaai den openbaren weg
voor het verkeer van rij- en voertuigen, voor een
dag2.—
Idem voor alle verkeer, voor een dag 4.
Art. 2.
Onder jaar wordt verstaan het kalenderjaar.
Onderdeden van jaren, maanden, weken, dagen, meters en
vierkante meters worden voor een geheel berekend.
Art. 3.
Zij, die geen gebruik meer wenschen te maken van een
vergunning, zijn gehouden daarvan schriftelijk mededeeling
te doen aan Burgemeester en Wethouders.
Zij worden geacht van de vergunning gebruik te hebben
gemaakt tot het tijdstip, waarop de in het eerste lid bedoelde
mededeeling is ontvangen en zijn de belasting over het
loopende tijdvak verschuldigd.
Art. 4.
Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel,
is de in artikel 1 vermelde belasting verschuldigd door
dengene, te wiens name de in dat artikel bedoelde vergun
ning staat, of zijne rechtverkrijgenden, of wel door hem,
die het in artikel 1 genoemde gebruik of genot heeft, of
door hem, aan wien de in artikel 1 bedoelde diensten wor
den verstrekt.
De belasting, genoemd in artikel 1 sub. A 4«, voor zooveel
betreft een plankier, B lo, 2o, en 9» tot en met 12°, C1» en
3», D lo tot en met 6o, 8o en 12o en E lo is verschuldigd
door den eigenaar van het perceel, waaraan of ten behoeve
waarvan de voorwerpen, werken of inrichtingen zijn aange
bracht en de belasting, genoemd sub O 2°, door den huurder
of gebruiker van het perceel, waarin het bedrijf wordt uit
geoefend.
Art. 5.
Indien blijkt, dat geen of te weinig belasting is geheven,
wordt de verschuldigde belasting nagevorderd, tenzij drie
jaren zijn verstreken sedert het tijdstip, waarop de belasting
verschuldigd was.
Het na te vorderen bedrag wordt met het viervoud daar
van verhoogd, indien de heffing is achterwege gebleven,
doordat de belastingplichtige zonder geldige vergunning
het gebruik of genot heeft gehad van de in deze ver
ordening bedoelde werken, bezittingen of inrichtingen, tenzij
op grond van dwaling, verschoonbaar verzuim of niet aan
den belastingplichtige te wijten oorzaken, redenen aanwezig
zijn, om deze verhooging niet toe te passen.
Art. 6.
Onjuist gebleken aanslagen kunnen door Burgemeester en
Wethouders ambtshalve worden vernietigd of verminderd.
Art. 7.
Indien de vergunning voor het verstrijken van den termijn,
waarvoor zij verleend is, wordt ingetrokken, kunnen, tenzij
de intrekking geschiedt op verzoek van den belanghebbende
of wegens niet-nakoming van de gestelde voorwaarden,
Burgemeester e>> Wethouders geheele of gedeeltelijke ver
mindering van de belasting verleenen in verhouding van
den verminderden tijd van gebruik.
Art. 8.
De vergunningen, welke tot op het tijdstip van de inwerking
treding van deze verordening zijn verleend, worden onder de
daaraan verbonden voorwaarden tot wederopzeggens toe
gehandhaafd, doch het bedrag der daarvoor verschuldigde
belasting wordt voortaan naar hetin deze verordening geldende
tarief geregeld.
Art. 9.
Voor de toepassing van de artikelen 2655 en 265c der
Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelastingen
in de plaats van den Raad, van Burgemeester en Wethouders
of van den Burgemeester.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1931.
Alsdan vervalt de verordening van 8 Augustus 1921 (Ge
meenteblad No. 14), zooals deze laatstelijk is gewijzigd bij
verordening van 5 Maart 1928 (Gemeenteblad No. 35).
4