154 eigendommen", waarop een hoogere opbrengst dan de raming verwacht kan worden. Met overlegging van de desbetreffende stukken geven wij Uw Vergadering derhalve, in overeenstemming met de Com missie van Fabricage, in overweging: a. met de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren (afdeeling Leiden en Omstreken) een overeen komst aan te gaan, waarbij het recht van opstal, gevestigd ten behoeve van die vereeniging op het aan de gemeente toebehoorende terrein aan den Lagen Morschweg, Sectie P, No. 245, voor het hebben van een paardenstal op dat ter rein, met ingang van een nader door ons College te be palen datum wordt beëindigd, met bepaling, dat de aan wezige paardenstal om niet aan de gemeente in eigendom zal overgaan; b. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van 2.220.ter be schikking te stellen voor de afsluiting van de open zijde van den onder a bedoelden stal, het aanbrengen van elec- trische verlichting op het onder a genoemde terrein en het plaatsen van een vuilnisbak op dat terrein. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 243. Leiden, 21 November 1930. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat het onderzoek van de rekening, dienst 1929, van de Stedelijke Werkinrichting haar tot geen opmerkingen aan leiding heeft gegeven. Zij geeft U derhalve in overweging de rekening goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 244. Leiden, 21 November 1930. In verband met verbouwing ter plaatse moet het volgende strookje grond aan de gemeente worden overgedragen. Wij stellen U mitsdien voor te besluiten kosteloos in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen van P. van Polanen het strookje grond, ter grootte van 0,7 M2., deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie C, No. 665, op de over gelegde situatieteekening in roode kleur aangeduid, gelegen aan de Langestraat, hoek Groenesteeg. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 245. Leiden, 21 November 1930. Onder verwijzing naar onze in vorige jaren gedane voor stellen (zie laatstelijk Ing. Stukken No. 209 van 1929), geven wij U in overweging te besluiten, om ook voor het jaar 1931 weer een bijslag op de in die voorstellen bedoelde pensioenen te verleenen, overeenkomstig de thans geldende bepalingen. Wij stellen U mitsdien voor over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening: VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 2 Augustus 1920 (Gemeente blad No. 35), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 2 De cember 1929 (Gemeenteblad No. 26), betreffende liet verleenen van een bijslag op de pensioenen aan gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens de verordening regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en de ver ordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914. Eenig Artikel. In artikel 6 van bovengenoemde verordening worden de woorden „1 Januari 1931" vervangen door de woorden „1 Januari 1932". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 246. Leiden, 22 November 1930. De op den in de Leeskamer bij de stukken gevoegden staat vermelde persoon is in de gemeente, achter zijn naam in kolom 5 vermeld, voor het belastingjaar 1929/30 in de plaatselijke inkomstenbelasting als werkforens aangeslagen. Vermits de betrokkene naar onze meening in de bedoelde gemeente niet als zoodanig belastingplichtig is, kan o. i. in dien aanslag niet worden berust. Onder verwijzing naar de ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten tot het indienen van bezwaren tegen dien aanslag bij Gedepu teerde Staten dezer provincie. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 247. Leiden, 24 November 1930. De Commissie voor den Markt- en Havendienst is, blijkens haar in de Leeskamer ter lezing liggend advies, van oordeel, dat de gelden, welke krachtens de bestaande regelingen voor het markten op de Vette Varkensmarkt en met varkens op de Veemarkt verschuldigd zijn, in vergelijking met de tarieven elders, aan den hoogen karit zijn en verlaging behoeven. Ten aanzien van de beide markten wordt thans geheven: a. Marktgeld, n.l.: 1°. voor een varken zwaarder dan 75 K.G. 0.50 2°. voor een varken van 75 K.G. of minder, doch zwaarder dan 25 K.G., alsmede voor een big, zwaar der dan 25 K.G0.20 3°. voor een big, niet vallende onder 2° 0.10 b. Weegloon, n.l.: 1°. voor een varken of een big, zwaarder dan 25 K.G0.25 2°. voor een big, wegende 25 K.G. of minder 0.15 Verder moet voor een weegbriefje voor het wegen op de Vee markt, zoo afgifte daarvan verlangd wordt, 0.05 worden betaald, terwijl bovendien voor het aanbrengen naar en het wegbrengen van de waag op de veemarkt voor een varken een werkloon aan de waagwerkers verschuldigd is van 0.15. Bij het markten op de Veemarkt met varkens zwaarder dan 75 K.G. is derhalve in totaal verschuldigd 0.50 (markt geld) 0.25 (weegloon) -j- f 0.15 (werkloon) of f 0.90. welk bedrag nog met 0.05 wordt verhoogd, indien een weegbriefje wordt verlangd. Ten einde deze tarieven meer in overeenstemming te brengen met die, welke elders gelden, adviseert de Commissie tot zoodanige herziening van die tarieven over te gaan, dat: lo. het marktgeld van 0.50, hetwelk thans verschuldigd is voor varkens zwaarder dan 75 K.G., eerst wordt geheven voor varkens zwaarder dan 100 K.G.; 2o. het loon voor het wegen van varkens op de Veemarkt wordt gesteld op f 0.10 voor varkens en biggen, zwaarder dan 25 K.G. en op 0.05 voor biggen, wegende 25 K.G. of minder 3o. het werkloon van de waagwerkers voor het aanbrengen en wegbrengen van een big van en naar de Waag op 0.10 wordt bepaald (voor varkens blijft het werkloon dus bepaald op f 0.15); 4o. het heffen van het geheel verouderde recht voor het afgeven van een weegbriefje, evenals elders, vervalt. Met de Commissie zijn wij van oordeel, dat er alleszins aanleiding is, om tot herziening van de verschillende tarieven, betrekking hebbende op het markten met varkens, over te gaan, terwijl wij ons ook met de door haar voorgestelde veranderingen in die tarieven kunnen vereenigen. Alleen lijkt het ons eenvoudiger, om het weegloon niet te verlagen, doch het werkloon van de waagwerkers (ten op zichte van biggen van 25 K.G. en minder tot 0.10 ver laagd) voor rekening van de gemeente te nemen, gelijk dit nu reeds plaats heeft ten aanzien van de werkloonen der waagwerkers voor hunne diensten op de Vette Varkensmarkt. Ook op deze wijze wordt bereikt, hetgeen de Commissie met haar voorstel beoogt, n.l. dat voor het wegen en het brengen van de varkens naar en van de waag ten hoogste 0.25 aan betrokkenen in rekening wordt gebracht, terwijl ver laging van een tarief, dat op zichzelf beschouwd, niet te hoog is te noemen, wordt vermeden. Ook het weegloon voor aan het Openbaar Slachthuis gewogen varkens bedraagt toch f 0.25 per varken. Berekend naar de gegevens over 1929 zullen de voor gestelde tariefswijzigingen eene vermindering van de op brengst van de verschillende heffingen tengevolge hebben van ongeveer 1.750. Wij meenen echter, evenals de Commissie voor den Markt-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 2