GEMEENTERAAD YAN LEIDEN. 153 INOEKOMGN STUKKE»'. N°. 239. Leiden, 12 November 1930. Aan de Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar moet worden voorzien in een vacature van onderwijzer. Met den Inspecteurvan het Lager Onderwijs in deze inspectie zijn wij van meening, dat voorziening mogelijk is door over plaatsing van den heer W. J. N ij holt, onderwijzer aan de openbare lagere school aan de Duivenbodestraat A. Mitsdien stellen wij U voör den heer W. J. Nijholt, onder wijzer aan de openbar» lagere school aan de Duivenbode straat A, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, over te plaatsen naar de Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 240. Leiden, 14 November 1930. De heer L. Overmeer heeft ons vergunning gevraagd tot het verbouwen van het perceel Haarlemmerstraat No. 297, volgens welk plan in het verbouwde perceel drie lichtramen, uitzicht gevende op de binnenplaats van het naast dat perceel gelegen, aan de gemeente toebehoorend brandspuit- huisje, benevens een W. C.-raampje, aanwezig zullen zijn, waarvan reeds één lichtraam bestaat. Tegen het hebben van de vorenbedoelde ramen bestaat onzes inziens geen bezwaar, zoolang aan de brandspuit bergplaats geen andere bestemming wordt gegeven en het daarbij behoorende erf niet wordt bebouwd. Teneinde ecnter duidelijk te doen uitkomen en vast te leggen, dat de nu bestaande zoowel als de te scheppen toestand zijn een gedoogen van de gemeente, bindend ook voor de opvolgende eigenaren van het perceel Haarlemmerstraat No. 297, geven wij Uwe Vergadering in overweging ons College te machtigen met den eigenaar van dat perceel een overeenkomst aan te gaan, waarbij de erfdienstbaarheid van licht en uitzicht ten behoeve van het aan den heer L. Overmeer in eigendom toebehoo rend perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie H, No. 2809 en ten laste van het aan deze gemeente in eigen dom toebehoorend perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie H, No. 2988, ten aanzien van de drie voor melde lichtramen en het W. C.-raampje wordt gevestigd onder bepaling: a. dat de erfdienstbaarheid te niet gaat, indien aan het lijdende erf een andere bestemming wordt gegeven dan de tegenwoordige bestemming van bergplaats, alsmede indien het lijdende erf wordt bebouwd; b. dat adressant afstand doet van alle mogelijke ten nutte van het heerschende erf en ten laste van het lijdende erf reeds bestaande erfdienstbaarheden van licht en uitzicht; c. dat de overeenkomst, zonder eenige kosten voor de gemeente Leiden, in de openbare registers zal worden ingeschreven. De heer Overmeer heeft verklaard met een en ander accoord te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N° 241. Leiden, 17 November 1930. In haar hierna afgedrukt adres verzoekt de N. V. Leidsche Duinwater-Maatschappij Uwe Vergadering haar goedkeuring te verleenen aan een plan voor de uitbreiding van den watervang op de terreinen der Maatschappij onder Wassenaar, omvattende een pompgebouw met pers- en zuigleidingen, ter vervanging van het bestaande. Nu binnenkort de werkzaamheden aan het nieuwe kanaal in Klein en Groot Berkheide ten einde loopen, zal het leeg pompen, tot nog toe door de aanneemster van het werk ver richt, door de Duinwater-Maatschappij moeten geschieden. De bedoeling is het door het kanaal en de diepboringen verkregen water over te pompen naar de bestaande 600 m.m. betonnen transportleiding. Daartoe zullen de aanwezige pompen, welke vrij komen door het vervallen van de putten- reeksen in Berkheide, worden gebruikt en geplaatst worden in een gebouw van gegalvaniseerd gegolfd plaatijzer. Voorts zullen nieuwe zuig-, en persleidingen moeten worden gelegd en een bestaande hoogspanningskabel moeten worden over genomen. Aangezien noch de Commissaris der gemeente bij de Duin water-Maatschappij, noch ons College tegen de beoogde uit breiding bezwaar hebben, geven wij, met overlegging van de desbetreffende stukken, Uw Vergadering, overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage, in overweging goed te keuren, dat de voorgenomen werken worden uitgevoerd volgens de ter visie gelegde teekeningen, zulks onder de gebruikelijke voorwaarde, dat de Commissaris der gemeente bevoegd zal zijn zich in de uitoefening van zijn toezicht op de uitvoering van de werken te doen vertegenwoordigen door den Directeur der Gemeentewerken, met dien verstande, dat op- of aanmerkingen slechts door tusschenkomst van genoemden Commissaris bij de Directie der Duinwater- Maatschappij zullen worden aangebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Baad der Gemeente Leiden. De N. V. Leidsche Duinwater Maatschappij heeft, ingevolge artikel 5 van het compromis van 2 Augustus 1894, de eer hierbij aan Uwe goedkeuring te onderwerpen: een plan voor de uitbreiding van den watervang op haar terrein onder de gemeente Wassenaar, bestaande uit: een pompgebouw, met pers- en zuigleidingen, volgens bij gaande teekening, ter vervanging van het bestaande, met overbrenging van de daarin aanwezige pomp-aggregaten. 't Welk doende enz., N. Y. Leidsche Duinwater Maatschappij C. J. van Spall, wnd. Dir. Leiden, 24 October 1930. N 0 242. Leiden, 19 November 1930. Krachtens besluit van Uw Vergadering van 7 December 1925 ,zie Ingek. Stukken No. 282) is op het aan de gemeente fcoebehoorende woonwagen terrein aan den Lagen Morschweg ten behoeve van de Nederlandsche Vereeniging tot Bescher ming van Dieren (afdeeling Leiden en Omstreken) gevestigd een recht van opstal voor het op gemeld terrein hebben van een paardenstal. Deze stal, geplaatst door en eigendom van genoemde vereeniging, is indertijd aan één zijde open gelaten, ten einde gebruik daarvan voor andere doeleinden dan voor stalling van de paarden der woonwagenbewoners te voorkomen. Aangezien sedertdien in de practijk gebleken is, dat de stal op deze wijze niet geheel aan zijn doel kan beantwoorden, doordat de paarden te veel aan de verschil lende weersinvloeden zijn blootgesteld, heeft de boven ge noemde vereeniging de medewerking van de gemeente inge roepen, ten einde tot afsluiting van de open zijde van den stal te geraken. Wij meenen, dat er wel aanleiding is deze medewerking te verleenen en de kosten van het afsluiten, geraamd op 1.100.voor rekening van de gemeente te nemen, echter onder voorwaarde, dat de stal dan geheel eigendom van de gemeente wordt hetgeen tevens van belang kan zijn voor het tegengaan van misbruik van den stal en het boven bedoelde opstalrecht, dat dan geen zin meer heeft, wordt beëindigd. De vereeniging kan zich met deze regeling ver eenigen. Uiteraard zal de gemeente dan ook het onderhoud van den stal, tot nog toe door de vereeniging verzorgd, op zich moeten nemen. Tevens achten wij het wenschelijk nog een tweetal andere voorzieningen in het woonwagenkamp te treffen. De ver lichting van het terrein geschiedt thans door drie petroleum lantarens, welke voor dit doel echter ongeschikt zijn gebleken. Het is daarom wenschelijk deze lantarens te vervangen door vier electrische straatlantarens, waarvan een in het bijzonder voor de verlichting van den stal met omgeving zal dienen. De kosten hiervan zullen, met inbegrip van die voor een kabel en een schakelkast en verdeelkast voor automatische bediening, bedragen 970. Ten slotte verdient het aanbeveling, ter beperking van de verontreiniging van het terrein, een behoorlijke steenen vuilnisbak te plaatsen, hetgeen een uitgave van ƒ150. zal vorderen. In het geheel zal dus een bedrag van 12.220.noodig zijn, welk bedrag gevonden zal kunnen worden uit den post „Opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 1