116
Hoofdstuk XI (Handel en Nijverheid).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 70.743.
bedraagt 72.432.51J, d. i. dus 1.689.51J ongunstiger.
Bovendien moet nog een bedrag van 11.815.11, wegens
aandeel der gemeente in de subsidie's aan werkloozenkassen,
op den dienst 1930 worden overgebracht, zoodat het nadeelig
saldo van Hoofdstuk XI feitelijk 13.504.62J bedraagt.
Het aandeel der gemeente in de subsidie's aan werkloo
zenkassen vereischt over 1929 eene uitgaaf van f 44.997.71,
d. i. 14.997.71 meer dan oorspronkelijk was uitgetrokken.
Deze hoogere uitgaaf is een gevolg van de langdurige
vorstperiode in het begin van 1929.
Daarentegen bleven eenige andere uitgaafposten beneden
de raming, o. a. „Kosten van den Gemeentelijken Dienst
voor Sociale Zaken" met 1.055.69.
Hoofdstuk XII (Belastingen).
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 2.184.028.
bedraagt 2.281.00143, d. i. n6.973.43 meer.
Het aandeel in de kwade posten, betreffende de directe
belastingen, dat was geraamd op 220.000.bedraagt
netto f 135.409.13 of 84.590.87 minder.
Voorts werd meer ontvangen dan geraamd was aan:
Opcenten hoofdsom grondbelasting 8.019.06
personeele belasting 8.090.03
dividend en tantième
belasting 6.047.21
vermogensbelasting 1.738.68
Belasting op tooneelvertooningen en andere
vermakelijkheden4.949.70
Terwijl aan gewetensgelden werd ontvangen 8.775.11
~~f 37.619.79
Zooals hierboven reeds werd medegedeeld bleef de op
brengst van de gemeentelijke inkomstenbelasting 25.630.24
beneden de op de begrooting uitgetrokken som.
Hoofdstuk XIII 1 (Gasfabriek).
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 353.086.
bedraagt f 254.863.54 d. i. 98.222.46 minder.
De winst, geraamd op 328.855.bedraagt 262.483.66J
of 66 371.33J minder. Voorts werd aan rente 13.500.
minder ontvangen, aangezien in 1929 geen nieuwe kapitalen aan
de Gasfabriek werden verstrekt. Tenslotte werd wegens rente
van in rekening-courant bij den gemeente-ontvanger ge
deponeerde gelden f 18.241.78 meer betaald dan geraamd was.
Opgemerkt wordt dat de mindere ontvangst aan rente
op dit en op de volgende paragraaf, respectievelijk bedragende
13.500.— en 16.000.of te zamen 29.500.het alge-
meene saldo van den gewonen dienst niet of slechts in
geringe mate beinvloed. Immers indien bedoelde rente
bedragen ontvangen waren, zou daartegenover minder ont
vangen zijn wegens belegging van kasgelden of meer betaald
zijn aan rente van opgenomen gelden.
Hoofdstuk XIII 2 (Electriciteitsfabriek).
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 687.377.
bedraagt 749.505.86J of 62.128.86J meer.
De winst geraamd op 520.290.bedraagt 593.541.83J
of 73.251.83J meer, terwijl de ontvangst aan retributie de
raming ad f 113.250.met 11.077.50 overtreft.
Daarentegen bleef de ontvangst aan rente 16.000.
beneden de raming, aangezien in 1929 door de Electriciteits
fabriek minder nieuw kapitaal werd opgenomen, dan waarop
was gerekend.
Voorts werd aan rente van in rekening-courant bij den
gemeenteontvanger gedeponeerde gelden 5.963.40 meer
betaald dan geraamd was.
Hoofdstuk XIII 3 (Gestichten Endegeest„Voorgeest" en
„Bhijngeest").
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 77.571.
bedraagt 90.958.86J, d. i. f 13.387.86J meer.
De winst overtreft de raming ad 75.000.met 13.571.24.
Hoofdstuk XIII 4 (Openbaar Slachthuis).
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op f 52.412.
bedraagt 33.417.67 d. i. 18.994.33 minder.
De winst, geraamd op 50.000.—, bedroeg 9.521.70
minder, terwijl de rente van in rekening-courant bij den
gemeenteontvanger gedeponeerde gelden voor de gemeente
eene hoogere uitgaaf vereischte van 9.499.45.
Hoofdstuk XIII 5 Grondbedrijf
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 16.404.
bedraagt 7.404.29.
Aangezien echter nog aan het Grondbedrijf een gedeelte,
groot 4.5X7.42J van het verlies over 1929 moet worden
uitgekeerd welk bedrag ten laste van den dienst 1930 wordt
gebracht, bedraagt het nadeelig saldo van 5 feitelijk
11.991.71J, d. i. dus f 4.412.28J lager dan geraamd was.
De door het Grondbedrijf aan de gemeente betaalde rente
en aflossing overtreffen de raming met respectievelijk
5.622.94 en 3.942.10, d. i. te zamen 9.565.04.
Daarentegen is het verliessaldo van de gewone inkomsten
en uitgaven 4.587.42J hooger dan de raming.
Hoofdstuk XIII 6 (Reinigings- en Ontsmettingsdienst).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 241.075.
bedraagt 216.460.50 d. i. 24.614.50 gunstiger.
De verliessaldo's van den reinigingsdienst, den ontsmet
tingsdienst en van de vuilverbranding bleven respectievelijk
11.639.85, 636.81J en f 13.283.26J beneden de raming.
Hoofdstuk XIII 7 (Keuringsdienst van Waren voor het
district Leiden
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 8.677.
bedraagt f 8.331.07.
De bijdrage der gemeente aan den Keuringsdienst, ge
raamd op 9.665.bedroeg ƒ8.788.82, dus 876.18 minder.
Daarentegen moest aan rente van bij den gemeente-ontvanger
in rekening-courant gedeponeerde gelden 532.worden uit
betaald, terwijl deze uitgaaf voor „memorie" was geraamd.
Hoofdstuk XIII 8 Gemeentelijke Bank van Leening).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 9.176.
bedraagt 8.663.72, d. i. 512.28 minder.
Het verliessaldo, geraamd op ƒ13.817.bedraagt ƒ13.511,12.
Bovendien bleven eenige uitgaven beneden de raming.
Hoofdstuk XIII 9 (Gemeentelijk Waschbureau).
Dit hoofdstuk sluit met een nadeelig saldo van 148.01,
terwijl oorspronkelijk een batig saldo van 95.was geraamd.
De rekening van het waschbureau sloot met een nadeelig
saldo van 114.88; er was een batig saldo van 95.ge
raamd. Voorts werd aan rente van bij den gemeente
ontvanger gedeponeerde gelden 33.13 betaald.
Hoofdstuk XIV Kasvoorzieningen
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 61.250.
bedraagt 55.081.15, dus 6.168.85 minder.
Aan rente van tijdelijk ter voorziening in de behoefte
aan kasgeld opgenomen gelden, waarvoor een bedrag van
61.250.was uitgetrokken, werd uitgegeven 55.081.15,
waarin begrepen 36.997.11 wegens uitbetaalde rente aan
het „Stadhuisfonds".
Hoofdstuk XV Overige inkomsten en uitgaven).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op ƒ5.496.
bedraagt 2.871.44 d. i. 2.624.56 minder.
Op dit hoofdstuk is onder de ontvangsten verantwoord
het bedrag van 3.507.86J, waarvan tengevolge van den
Stadhuisbrand de specificatie onmogelijk kon worden aan
gegeven. (Zie het slot van Ingekomen Stuk No. 127 van 1930).
Daarentegen is onder de uitgaven opgenomen een bedrag
van 883.30J in verband met de aanvulling van de aan
eenige ambtenaren, tot het doen van kleine uitgaven uit
de gemeentekas verleende voorschotten, welke bij den
Stadhuisbrand geheel of gedeeltelijk zijn verloren gegaan.
(Zie het slot van Ingekomen Stuk No. 68 van 1930).
Hoofdstuk XVI Onvoorziene Uitgaven).
Voor onvoorziene uitgaven was op de begrooting 50.000.
uitgetrokken; bij Raadsbesluit van 30 Juni 1930 werd de
post verhoogd met 6.980.45J.
Afgeschreven werd op andere hoofdstukken 46.047.46.
Zooals hierboven reeds werd medegedeeld had het dienst
jaar 1929 feitelijk belast moeten worden met een bedrag
van i 18.000.wegens alsnog over 1927 verschuldigde
uitkeeringen in de kosten van het bijzonder lager onderwijs.
Vermits ook de gemeenterekening over 1926 nog niet
door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en derhalve ook
over dat jaar de verrekening van bovenbedoelde uitgaven,