210 MAANDAG 7 JULI 1930. stelling blijk gegeven; slechts in een drietal bladen heeft spreker in de laatste dagen eenige beschouwingen kunnen vinden, die aan dit onderwerp waren gewijd. Spreker stelt zich op het standpunt van hen, die bet gewenscht acht ook buiten den Raad adviezen te ontvangen en meeningen te hooren uiten betreffende de belangrijke vraag, waar het nieuwe stadhuis zal worden gebouwd en bejammert het daarom, dat de publieke opinie zich hier omtrent nog niet heeft uitgesproken. Men kan zich ook op het standpunt stellen, dat men het zelf voldoende weet en niemands advies noodig heeft. Maar ook al staat men op het laatst bedoelde standpunt, dan moet men het niet in den geest van dezen tijd en ook niet prettig vinden, als betreffende zulk een gewichtig vraag stuk absolute onverschilligheid schijnt te heerschen. Spreker zou graag een besluit willen nemen, zoodra er meer belangstelling voor dit punt bestaat, zoowel in als buiten den Raad. In den Raad heeft men wel de verschillende meeningen omtrent de plaats van het nieuwe stadhuis gehoord, maar een vruchtbare gedachtenwisseling en voorbereiding heeft in de verschillende Raadscommissies nog niet plaats gehad. Buiten den Raad is nog absoluut niets tot uiting gekomen. Wellicht zou men tot spreker willen zeggen waarom be paalt u er u niet toe een voorstel in te dienen om de be handeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders een maand uit te stellen, in welken tijd de belangstelling, die gij graag wilt zien, tot uiting zal komen? Waarom gaat uw voorstel verder en stelt ge voor dit punt eerst te behandelen, nadat bij den Raad is ingediend het plan voor den herbouw van het raadhuis met behoud van den ouden gevel? Sprekers antwoord op die vraag zou zijn: ik acht het in dienen van een plan het eenige middel om de belangstelling uit de sfeer van absolute onverschilligheid op te wekken. Spreker gelooft niet, dat die belangstelling zal kunnen worden gewekt, voor men een concreet plan voor zich heeft. Door de critiek, die op dat plan zal worden uit geoefend, wordt de mogelijkheid voorbereid om een stap verder te gaan, om n.l. met volle overtuiging en na zooveel mogelijk voorlichting een besluit te nemen omtrent de plaats, waar het nieuwe stadhuis zou moeten verrijzen. Wanneer het plan met behoud van den ouden gevel wordt ingediend, zal de critiek een positief element bevatten en zal men, wanneer men zich met dit plan niet kan vereenigen, ook kunnen zeggenge moet een plan laten ontwerpen voor een raadhuis met een nieuwen gevel, dat dien bepaalden omvang heeft. De tijd zal dan geschikter zijn om over te gaan tot de aanwijzing van de plaats voor een nieuw stad huis met een nieuwen gevel. Spreker stelt er prijs op te herhalen wat hij in het begin heeft gezegd, omdat hij het jammer zou vinden, indien daar omtrent eenig misverstand zou ontstaanhet is uitgesloten, dat de bedoeling heeft voorgezeten om aan den bouw van een raadhuis met behoud van den ouden gevel een prae te geven boven den bouw van een raadhuis met een nieuwen gevel. Het is niet uitgesloten, dat bij sommigen, die aan sprekers voorstel hun stem zullen geven, die bedoeling wel daarbij voorzit, maar met groote beslistheid wenscht spreker te verklaren, dat bij de voorstellers, en allerminst bij hem, deze bedoeling bij de indiening heeft voorgezeten. De bedoeling is alleen voor het vraagstuk van den herbouw van het raadhuis die belangstelling op te wekken, welke voor dit vraagstuk noodig is. Men kan dit doel bereiken door eindelijk te komen met een plan. De heer van Eck wenscht de goede bedoelingen, welke aan de indiening van het voorstel van den heer Wilmer c.s. ten grondslag hebben gelegen, niet in twijfel te trekken, doch is er van overtuigd, dat die bedoelingen in de practijk zeer waarschijnlijk toch niet tot haar recht zullen komen. Spreker kan het niet anders inzien, dan dat, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, daarmede eigenlijk indirect het besluit, dat de Raad vroeger heeft genomen (het verstrekken van een opdracht aan een architect om twee plannen in te dienen, een met behoud van den ouden gevel en een met een nieuwen gevel) wordt ingetrokken. Nu kan op dit voorstel, dat toen na langdurige discussie aangenomen is, niet teruggekomen worden, tenzij uitdruk kelijk op de agenda vermeld staat, dat men daarop wil terugkomen; niettegenstaande de uitgesproken bedoeling van den heer Wilmer, waarschijnlijk ook namens zijn mede- onderteekenaars, vreest spreker, dat nu dit Raadsbesluit volledig van zijn waarde zal worden beroofd. De bedoeling was, dat objectief naast elkaar geplaatst zouden worden 2 plannen, een met en het ander zonder behoud van den ouden gevel, zoodat men rustig de vóór- en nadeelen van beide kon overwegen. Dit laatste is vooral zeer gewenscht, want het is niet te ontkennen, dat in dezen Raad worden aangetroffen warme voorstanders van het behoud van den ouden gevel, maar ook zeer warme tegenstanders. Spreker kan dat rustig aanzien, omdat hij niet behoort tot een van beide partijen; bij hem staat op den voorgrond het hebben van een goed Raadhuis, dat de gemeente niet al te veel geld kost. Spreker stelt daarbij het behoud van den ouden gevel op prijs, maar dat is voor hem niet de hoofdzaak; hoofdzaak is een goed, practisch Raadhuis voor niet al te veel geld. Spreker acht het zeer in het belang van de zaak, dat deze discussie niet te veel beheerscht wordt door de vraag: met of zonder behoud van den ouden gevel, en hij kan het niet anders opvatten dan dat, al is de bedoeling misschien anders, degenen, die den ouden gevel niet wenschen te behouden, hierin een middel zien om het tweede plan, dat ontworpen zou worden, dat met den nieuwen gevel, op zijde te zettenspreker vreest, dat aanneming van het voorstel van den heer Wilmer daartoe zal leiden. Persoonlijk is spreker daarvoor niet zoozeer bevreesd, omdat hij ook wel voordeelen ziet in het behoud van den ouden gevel; spreker wenscht iets ouds niet af te breken, wanneer het dienst kan doenhet oude, dat bestaat, moet men op prijs stellen, want dat kan niet gemakkelijk meer in het leven geroepen worden. Nu zegt de heer Wilmer, dat het zijn bedoeling juist is, om tot een goed gefundeerde beslissing te komen, die ook in overeenstemming is met een zekere, uitgesproken communis opinio der bevolking. De heer Wilmer zegt: in den Raad heeft men nog zoo weinig blijk gegeven het onderwerp bestudeerd te hebben en buiten den Raad heeft men ook zoo weinig blijk gegeven van een meening hierover. Wanneer men nu eenmaal een uitgewerkt plan met behoud van den ouden gevel heeft, dan heeft men iets concreets voor zich; dan zal zoowel in als buiten den Raad de critiek loskomen; dan zal de zaak geplaatst worden in het middelpunt van de algemeene belangstelling. Spreker erkent, dat in die poging, om niet alleen in, maar ook buiten den Raad over een dergelijke zaak van gedachten te doen wisselen, iets sym pathieks zit; men kan dan de verschillende wenschen eens hooren; maar het middel, dat men daartoe wil bezigen, acht spreker niet geschikt. Het is zeer eenzijdig, wanneer in het middelpunt der belangstelling komt te staan slechts één plan. Over de vraag, of dat Raadhuis kan voldoen aan de eischen, die de dienst stelt, kan het publiek natuurlijk niet oordeelen het kost den Raadsleden zelfs moeite zich daarin te verdiepen maar verondersteld, dat de architect komt met een voor de Raadsleden tamelijk aannemelijk plan, met aan den eenen kant de oude gevel en aan den anderen kant een nieuwe, dat ook uitmunt door een goede inrichting van binnen, dan is de zaak daarmede beslist; dan komt het andere plan niet meer in bespreking en dat acht spreker juist zoo verkeerd, want dat tweede plan kan ook heel aannemelijk zijn en hoe weet men, dat een ander plan, op een vrij terrein of waarbij de oude gevel niet behouden wordt, niet beter zal zijn? De gezonde discussie en de gezonde critiek komen eerst los, als men twee plannen met elkaar kan vergelijken; dan zou de publieke belangstelling veel meer gewekt worden. Wanneer men twee plannen heeft, een met en een zonder behoud van den ouden gevel, waarin de architect zich dus volledig kan uitleven en niet gebonden is aan allerlei eischen, zullen ook de discussies in den Raad in veel gezonder banen worden geleid. Spreker gevoelt dus voor de poging van den heer Wilmer, om deze zaak te brengen in het centrum van publieke belangstelling en om de Raadsleden zich meer te doen uit spreken, maar dit wordt toch veel meer bevorderd door twee plannen te doen ontwerpen. De heer Wilmer zegt, dat men vandaag dan een besluit moet nemen. De heer van Eck ontkent dit. Men kan een terrein aan wijzen, maar meer is niet noodig. Het terrein is toch niet de hoofdzaak, maar het gebouw, dat er moet komen. Spreker ontkent niet, dat het terrein ook belangrijk is, zooals de heer Wilmer nu zegt, maar dan moet men voor stellen om deze zaak geheel aan te houden, omdat zij nog niet rijp is, en er niets anders aan verbinden; dan moet men aan beide projecten gelijke kansen geven, hetgeen nu niet het geval is. Wanneer één volledig plan wordt opgemaakt, en dat plan is op zich zelf goed en kost niet te veel geld, waarom zou men dan gaan critiseeren? Hoe kan men dan vergelijken? Hoe weet men dan, dat men volgens andere plannen niet een meer geschikt Raadhuis zou kunnen bouwen, dat ook meer in overeenstemming is met den algemeenen wensch der bevolking? Dan moet men toch kunnen ver gelijken. Spreker staat dus niet vijandig tegenover de bedoeling van het voorstel op zich zelf, maar die kan beter bereikt worden door den architect op te dragen 2 plannen te ont werpen: een plan voor een stadhuis met behoud van den ouden gevel en een voor een stadhuis op een vrij terrein, waarop hij zich volledig kan uitleven. De heer Wilmer: Door ons vandaag aan te wijzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 8