206
MAANDAG 7 JULI 1930.
wijze, waarop de conferenties met de woningbouwvereni
gingen zullen plaats hebben.
Spreker had gedacht, dat men er niet toe overgegaan zou
zijn bovenwoningen voor groote gezinnen te bouwen. Al is
er in het algemeen naar gestreefd eengezinswoningen te
bouwen, een vierde van de groote gezinnen zal men een
bovenwoning geven, hetgeen voor de benedenbewoners niet
aangenaam zal zijn.
Burgemeester en Wethouders hebben te kennen gegeven,
dat zij met betrekking tot het fonds, dat gesticht zal worden
voor de huurtoeslagen, de regelen willen vaststellen. Spreker
heeft echter gezien, dat bij de woningbouwvereeniging Tuin-
stadwijk de gemeente 1.40 toeslag zal geven op de woning-
huur van 9.(blz. 57).
Wanneer spreker de regeling, die wordt voorgesteld voor
de bepaling van de huur naar het inkomen, toepast op een
gezin van 14 personen, komt hij tot het volgende resultaat.
Van de 12 kinderen zullen de oudste wel iets verdienen
en daarom heeft spreker voor dat gezin het volgende inkomen
aangenomen: de vader 25.—, een zoon 15.een dochter
9.,f een zoon 12.een zoon 10.— en weer een
dochter 4.—, in totaal 75.waarvan 50.— door de
inwonende kinderen wordt bijgedragen. Nu wordt de huur-
toeslag berekend naar 1/6 van het inkomen. Van het inkomen
der inwonende kinderen wordt de helft afgetrokken^ voor
schoolgaande kinderen wordt f 2.— afgetrokken. Van de
75.gaan dus af 25.verder 7 maal 2.zoodat
overblijft 36.1/6 daarvan bedraagt f 6.Wanneer nu
9.— huur betaald moet worden, en de gemeente draagt
maar f 1.40 bij, blijft er nog f 1.60 over. Wanneer dus de
gemeente niet gaat boven den limiet van 1.40, komt men
nog iets tekort. Wat doet men dan in deze gevallen? De
bedoeling is toch, dat de gemeente dien bijslag geven zal?
Ook staat in de stukken, dat, wanneer het Rijk ook een
bijslag zal geven voor de woningen, die niet te brengen zijn
onder de 22 van Werkmanswoningen, dit bedrag verminderd
wordt tot 39.500.hoewel de toeslag in totaal hetzelfde
blijft. Spreker vraagt evenwel om dit te verdeelen. Aangezien
in het rapport medegedeeld wordt, dat deze bepaling nog
niet geheel kan worden gemaakt, vraagt spreker, of het niet
mogelijk is dit deel terug te nemen, zoodat die regeling pas
komt, wanneer alle posten berekend zijn, zoodat men precies
weet, wat niet en wat wel uit het fonds kan worden gehaald.
Spreker zou gaarne zien, dat men het benoodigde bedrag
in eens aan de vereenigingen gaf, zoodat men niet telkens
behoefde te bepalen den toeslag voor verschillende bewoners,
en dat men den vereenigingen een bepaald bedrag liet al-
schrijven, zoodat de huren kunnen worden vastgesteld en niet
ieder oogenblik, door wie dan ook, wordt uitgemaakt, of een
gezin voor steun in aanmerking komt.
Ten aanzien van de aanwijzing van de groote gezinnen
voor de verschillende woningen zou spreker gaarne meer
rechten aan de woningbouwvereenigingen zien toegekend.
In de toelichting van het voorstel staat, dat de aanwijzing
van de huurders zal geschieden door Burgemeesters en Wet
houders »iu" overleg met de betrokken woningbouwvereeniging,
maar in de voorwaarden leest men onder m 1°, dat deze
aanwijzing zal plaats hebben door Burgemeester en Wet
houders »na" overleg met de betrokken vereeniging.
Is het niet beter deze aanwijzing aan de vereenigingen
over te laten. Misschien is dat niet in alle gevallen mogelijk.
Maar is het niet wat te ver gedreven zulke beperkende
bepalingen te maken, volgens welke de vereenigingen wel
overleg kunnen plegen, maar niets te zeggen hebben?
Is het ook mogelijk, dat een veieeniging, nadat de aan
wijzing door Burgemeester en Wethouders heeft plaats gehad,
inlichtingen omtrent de groote gezinnen inwint? Er heeft
wel eens een aanwijzing door het gemeentebestuur plaats
gehad, die de betrokken vereeniging nog al wat geld heeft
gekost.
Het is noodzakelijk, dat overleg tusschen het College van
Burgemeester en Wethouders en de vereenigingen plaats
heelt, maar het is volgens spreker niet gewenscht, dat zulke
beperkende bepalingen worden gemaakt, dat de vereenigingen
daardoor bijna niets te zeggen hebben.
Spreker zou gaarne willen vernemen, welke bedoeling heeft
voorgezeten bij het vaststellen van de bepaling, dat de per
soneelsformatie moet plaats hebben na voorafgaand overleg
met Burgemeester en Wethouders. Welke ervaringen heeft
men gehad, die een aanleiding konden zijn voor het opnemen
van deze bepaling?
De heer Elkerbout zou evenals de heer Kooistra willen
vernemen, welke bedoeling heeft voorgezeten bij het ont
werpen van de bepaling omtrent de personeelsformatie.
De bouw vereenigingen worden door verschillende bepalingen
wel een weinig in haar vrijheid beknot.
Zoo wordt biv. gezegd, dat de kosten van de onderhouds-,
vernieuwings- en herstellingswerken het bedrag van 200.—
niet mogen te boven gaan, indien daartoe niet de goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders is verkregen. Op zichzelf
is deze bepaling niet slecht, maar indien b.v. 100 woningen
moeten behangen worden, is dat bedrag spoedig bereikt, zoo
dat dit bedrag wel eenigszins laag is gesteld.
Spreker heeft zich ook eenigermate verwonderd over het stuk
van de Federatie van Woningbouwvereenigingen, gedateerd
1 Juli j.l.dit geeft een geheel anderen gedachtengang
weer dan in het officieele stuk, dat 23 Juni is uitgekomen,
staat aangegeven. Spreker heeft vernomen, dat de besturen
van de woningbouwvereenigingen andere voorwaarden hebben
gekregen dan thans door Burgemeester en Wethouders worden
voorgesteld en naar aanleiding daarvan een gecombineerde
vergadering hebben gehouden, waarvan per 1 Juli een schrijven
is uitgegaan, dat geheel afwijkt van hetgeen bepaald was. Kan
het College uiteenzetten, waarom hierin andere bepalingen zijn
opgenomen dan de voorschriften van de woningbouwver
eenigingen, waarop gereageerd is in het schrijven van 1 Juli?
Daarin worden sommige dingen geheel verkeerd weergegeven,
b.v. dat de aanwijzing betreffende de huizen voor groote ge
zinnen zal geschieden door Burgemeester en Wethouders,
terwijl uit het Ingekomen Stuk blijkt, dat dit in overleg met
het bestuur van de woningbouwvereenigingen zal geschieden,
zoodat dit adres wel een beetje scheef komt te staan; spreker
begrijpt niet, hoe men met dergelijke dingen voor den dag
kan komen; misschien kunnen Burgemeester en Wethouders
hierover opheldering geven.
Wat betreft de toewijzing van de woningen aan groote ge
zinnen acht spreker het een eerste vereischte, dat Burgemeester
en Wethouders dit na overleg met de woningbouwvereeni
gingen in orde brengenhet is al meer dan eens voorgevallen,
dat door het College aan personen een woning werd toege
wezen en dat de Ontsmettingsdienst moest komen om het
huis weer in goeden staat te brengen, omdat het anders ge
heel weggedragen zou worden. Nu zegt de heer Huurman, dat
die menschen toch ook ergens moeten blijvenwelnu die geelt
men dan maar een ander huis. Men moet deze woningen toch
niet aan iedereen toewijzen, waarvan bij voorbaat vaststaat,
dat zij het huis niet goed zullen bewonen. Daarom is spreker
dankbaar, dat het College niet zonder meer de personen aan
wijst, maar in overleg met het bestuur der woningbouwver
eenigingen treedt.
Spreker meent, dat het vrijwel onmogelijk is, om den toeslag,
zooals de heer Bosman naar voren gebracht heeft, later op
de vereenigingen te verhalen; men kan over 75 jaren toch
niet tot de achterkleinkinderen van de tegenwoordige bewoners
gaan zeggen: je voorouders hebben destijds nog eens een toe
slag gehad en daarvoor moet gij nu betalen. Een dergelijke
maatregel is niet toe te passen; na 50 jaar zullen de ver
eenigingen vele reparaties moeten doen verrichten, opdat het
geen hun eigendom dan wordt, nog een aantal jaren mee
kan gaan.
Voor de gronden is een periode van 75 jaar noodig. Boven
dien mag de heer Bosman niet vergeten, dat de vereenigingen
de gelden nooit ten eigen bate kunnen besteden, maar altijd
moeten aanwenden voor de bevordering van den woningbouw.
De besturen, die er later zullen zijn, zullen, als zij in het bezit
van eigendommen zijn gekomen, daardoor kunnen overgaan
tot het bouwen van nieuwe huizen. Men zal er in elk geval
rekening mee moeten houden, dat meerdere uitgaven noodig
zullen zijn, en dat deze toeslag, die de gemeente verstrekt, ver
disconteerd is in den bouw van de nieuwe woningen.
De heer Kooistra stelt de vraag, wie later de woningen
van de vereenigingen in eigendom zal verkrijgen.
De heer Splinter zegt, dat dit een moeilijke vraag is,
waarop hij geen antwoord zal geven.
Spreker zegt in de eerste plaats dien leden dank, die het
College hulde hebben gebracht voor de indiening van dit
voorstel.
De heer Eikerbout vond het eigenaardig, dat, terwijl op
23 Juni het voorstel van Burgemeester en Wethouders is
verschenen, op 1 Juli een adres tot den Raad wordt gericht,
waarvan de inhoud geheel afwijkt van dien van het Ingekomen
Stuk. Ter opheldering hiervan kan spreker het volgende
mededeelen.
Toen Burgemeester en Wethouders met de voorbereiding
van deze plannen bezig waren, hebben zij aan de verschillende
bouwvereenigingen (niet aan de Federatie) geschreven, dat
zij bereid waren onder zekere voorwaarden het aanhangig
maken van deze plannen bij den Raad te bevorderen. Na
ontvangst van dien brief hebben de besturen van eenige
woningbouwvereenigingen Burgemeester en Wethouders ge
wezen op enkele h. i. onbillijke voorwaarden, waardoor zij
meenden beknot te worden in de uitoefening van hun bestuurs
taak. In verband met het onderhoud, hetwelk met deze be
sturen heeft plaats gehad, zijn de voorwaarden gewijzigd, om