212 MAANDAG 7 JULI 1930.
door den heer Wilmer geschied, maar om naar aanleiding
van de opmerkingen van den heer van Eek sprekers onder-
teekening van dit voorstel te rechtvaardigen. Men moet niet
in dit voorstel zien een intrekken van het indertijd genomen
Raadsbesluit. Dit Raadsbesluit luidde o. a.
y>b. voor het maken van het plan met behoud van den
ouden gevel als bouwterrein in algemeenen zin aan te wijzen
het terrein van het oude Raadhuis;
c. den heer Dudok op te dragen, voor het maken van het
plan zonder behoud van den ouden gevel een nadere aan
wijzing van het bouwterrein door den Raad af te wachten,
doch inmiddels den Raad zoo spoedig mogelijk met betrekking
tot die aanwijzing van advies te dienen."
Men kan nu op het oogenblik wel gaan discussieeren over
de aanwijzing van een terrein voor een geheel nieuw Raadhuis,
maar dan heeft men nog geen reëele basis voor de discussie;
de zaak is dan nog niet rijp genoeg om te beslissen, of een
van de drie in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders genoemde terreinen geschikt is voor den bouw van
het nieuwe Raadhuis. De zaak is dus nog niet rijp voor
discussie en nu meenen de voorstellers, dat de plannen voor
een Raadhuis met behoud van den ouden gevel zeer spoedig
zouden kunnen worden ingediend en gepubliceerd. Daardoor
zal over deze zaak kunnen worden gesproken, zoowel in als
buiten den Raad, doch dit behoeft absoluut niet in te houden,
ook niet indirect, het intrekken van een eens genomen
besluit. Het houdt echter wel in, dat de zaak van alle
kanten kan worden bekeken; al wordt voorgesteld een Raadhuis
te bouwen met behoud van den ouden gevel, daarnaast kan
toch ruim worden besproken de vraag, welke bezwaren tegen dat
plan kunnen worden aangevoerd en of die bezwaren kunnen wor
den ontzenuwd. Dan kunnen ook de voordeelen van een geheel
nieuw Raadhuis, op het oude of op een nieuw terrein, worden
uiteengezet. Alleen door het in bespreking brengen van dit
bepaalde plan, niet alleen in den Raad, maar ook daarbuiten,
kan tot uiting komen hetgeen onder de burgerij leeft; daardoor
kan misschien de juiste weg gevonden worden en kan in
elk geval na rijp beraad en na ruime bespreking een besluit
genomen worden.
Spreker kan zich niet vereenigen met de zienswijze van
den heer van Eek, dat deze zaak alleen dan zuiver kan
worden beschouwd, wanneer twee volledig uitgewerkte plannen
tegenover elkaar staan. Men kan de plannen zeer objectief
bespreken en bezien, zonder dat zij geheel zijn uitgewerkt.
Indien binnenkort een uitgewerkt plan met den ouden gevel
kan worden ingediend, zal men daardoor een tijdsbesparing
kunnen verkrijgen en zal men, in overeenstemming met wat
voor de gemeente gewenscht is, een besluit kunnen nemen.
Daarbij zal men met allerlei beschouwingen kunnen rekening
houden en daardoor zal misschien ook worden bespoedigd,
althans niet worden tegengehouden het moment, waarop met
den bouw een aanvang kan worden gemaakt.
Spreker zou gaarne even willen opkomen tegen de bewering,
hij zou bijna zeggen beschuldiging van den heer Schüller,
dat dit voorstel met opzet op het laatste nippertje is ingediend.
De heer Schüller: Dat heb ik niet gezegd.
De heer Wilbrink zegt, dat de oorzaak van de late indiening
van het voorstel gelegen is in het feit, dat de onderteekenaren
elkaar niet een paar dagen vroeger hebben gesproken.
De heer Schüller: Wat een smoesje over zoo'n ernstige zaak
De heer Wilbrink zegt, dat het vaker gebeurt, dat de
voorzitters van de fracties elkaar pas een paar dagen voor
de Raadszitting ontmoeten. Indien de heer Schüller het echter
een smoesje noemt, zal spreker er verder geen woord aan
wijden en laat hem het oordeel van den heer Schüller totaal
onverschillig.
De heer Coster meent, dat hetgeen de heer Wilmer
zegt, dat er zoowel in den Raad als buiten den Raad geen
belangstelling is voor deze zaak, zeker zijn oorzaak vindt,
doordat er nog geen ingezonden stukken zijn verschenen in
de pers. Intusschen kan spreker namens de bewoners van
het complex Steenstraat wel de verklaring afleggen, dat zij
niets liever wenschen dan dat een ander terrein voor het
nieuwe stadhuis wordt aangewezen dan het terrein van dit
complex. Wellicht is het mogelijk het oude Academische
Ziekenhuis aan te wijzen, waardoor men geen vergoeding
voor geleden bedrijfsschade behoeft te betalen.
De heer Kooistra zegt, dat, indien het voorstel van den
heer Wilmer c.s. wordt aangenomen, een geheel uitgewerkt
plan met behoud van den ouden gevel zal worden ingediend.
Spreker stelt den indieners van het voorstel de vraag, of
zij niet verwachten, dat de financieele overwegingen er toe zullen
leiden, dat het plan met behoud van den ouden gevel wordt
gehandhaafd, zonder dat men een ander plan laat maken,
waarvan de uitwerking misschien niet zooveel geld zal kosten
als de uitwerking van dit plan.
Het andere plan kan in groote trekken worden aangegeven,
dus zonder dat détailteekeningen worden gemaakt.
De heer Splinter merkt op, dat ook in het eerste plan
geen détails worden gegeven.
De heer Kooistra meent, dat het de bedoeling van den
heer Wilbrink is, dat het een geheel uitgewerkt plan, d. w. z.
een plan met détailteekeningen zal zijn.
De heer Splinter zegt, dat nooit détailteekeningen worden
gegeven.
De heer Kooistra meent, dat de woningbouwvereenigingen
haar teekeningen tot in détails uitgewerkt bij Burgemeester
en Wethouders moeten indienen.
Maar ook als hij zich vergist, zou hij de vraag willen
stellen: welk bezwaar en vooral welk financieel bezwaar is
er tegen, om een tweede teekening te laten maken, waardoor
de Raad het een met het ander kan vergelijken.
De beer van Es zegt, dat de heer Schüller niet alleen van
oordeel is, dat het voorstel te laat is ingediend, maar ook
meent, dat men hierbij niet de beleefdheid in acht heeft
genomen.
Wat het late indienen betreft: spreker gelooft niet, dat hij
den heer Schüller ooit behoeft te vragen, wanneer deze meent,
dat eeri voorstel moet worden ingediend. De heer Schüller
had gelijk, wanneer hij tijdens een betoog op interrupties
antwoordde: ik zal den heeren van de overzijde niet vragen,
hoe lang en wanneer ik spreken zal. Maar spreker heeft
daartegenover het recht te zeggenwij zullen den heer
Schüller niet vragen, hoeveel tijd hij wenscht te hebben, voor
wij een voorstel indienen.
Het is inderdaad zooals de heer Wilbrink zei: van opzet
is hier geen sprake, de onderteekenaren hebben geen ge
legenheid gehad elkaar eerder over deze zaak te spreken. Dat
het op tijd is ingediend, blijkt uit het feit, dat de Voorzitter
het in behandeling heeft gebracht.
Spreker denkt hierbij aan een les, die hij in zijn gymnasiumtijd
van een leeraar ontving, die zei: wanneer je in een arider
iets ziet, dat je afkeurt, ga je zelf er zoo dikwijls mank aan.
De heer van Stralen zegt, dat de heer van Eek op juiste
wijze heeft aangetoond, dat het van groot belang is, dat de
Raad pas een besluit neemt over den. bouw van het Raadhuis,
nadat de Raad de beschikking heeft gekregen over twee
plannen. De indieners van het voorstel Wilmer c.s. hebben
hun best gedaan aan te toonen, dat de aanneming van hun
voorstel van geen invloed behoeft te zijn op de keuze van
ee'n Raadhuis met een geheel nieuwen gevel.
De bedoeling is blijkbaar, dat Burgemeester en Wethouders
met een voorstel bij den Raad zullen komen.
Nu zou spreker er geen bezwaar tegen hebben daaraan
de indiening van een plan bij den Raad te doen voorafgaan,
maar spreker meent, dat de indiening van dat plan zal ver
gezeld gaan van een voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot den bouw van een Raadhuis met den ouden gevel.
Daaraan zou dan het groote bezwaar verbonden zijn, dat, wil
de Raad een ander ontwerp zien, hij het voorstel van Burge
meester en Wethouders zou moeten verwerpen en dus het
College op dit belangrijke punt een échec zou moeten bezorgen.
Spreker acht dit een reden, om met de beslissing over deze
zaak te wachten, totdat de Raad de beschikking heeft over het
tweede plan. Spreker acht het gewenscht, dat de heeren boven
dien verklaren, wat zij bedoelen met het indienen van een
plan voor een nieuw Raadhuis met den ouden gevel, het ter
visie leggen voor de Raadsleden en ter kennis van de burgerij
te brengen, dan wel dat dit plan als zoodanig in behande
ling komt.
De heer Wilmer zegt, dat de voorstellers niets meer en
niets minder bedoelen dan in het voorstel staat, n.l. om de
behandeling van dit punt uit te stellen, dus niet om het in
te trekken, maar om het aan te hoyden en te behandelen,
nadat bij den Raad is ingediend dus niet voorgesteld
het plan met behoud van den ouden gevel. Er is uitdrukkelijk
bij gezegd: te behandelen, opdat geen misverstand zou ont
staan. Het plan wordt dus eenvoudig ter visie gelegd en ter
kennis gebracht van de burgerij. Daarna komt weer aan de
orde het voorstel, dat nu op de agenda staat; dan kan dit
met veel meer kennis van zaken en informaties en onder veel
meer belangstelling worden behandeld dan op het oogenblik.
Nu is het natuurlijk mogelijk, dat, wanneer dit plan komt,
er Raadsleden zijn, die zeggendat plan vind ik zoo schitterend,
dat ik voorstel om niet verder te gaan; maar dat is ook nu