202
MAANDAG 30 JUNI 1930.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 21 November 1921 (Gem. Blad No. 24), betreffende het
bedrijf van den Districts-Keuringsdienst van waren.
(Zie Ing. St. No. 117.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening, eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming, wordt vastgesteld.
VI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 30 Mei 1921 (Gem. Blad No. 3), op den Districts-
Keuringsdienst van Waren.
(Zie Ing. St. No. 117.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenige artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
Vil. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 13 Maart 1922 (Gem. Blad No. 8), op de invordering
van rechten voor diensten, als bedoeld in artikel 2, sub 12,
van het meermalen gewijzigd Koninklijk Besluit van 18 Maart
1921 (Staatsblad No. 592), verricht door den Keuringsdienst
van Waren in het keuringsgebied Leiden.
(Zie Ing. St. No. 117.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenige artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets in
het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Coster heeft vernomen, dat er stagnatie is of zal
ontstaan in de verbouwing aan het Gangetje en stelt de
vraag, of dit inderdaad het geval is en, zoo ja, wat daarvan
dan de oorzaak is.
De heer Splinter zegt, dat er inderdaad eenige moeilijk
heden zijn gerezen tusschen de eigenares en den huurder
omtrent een" bepaald punt. Burgemeester en Wethouders
hebben de zaak thans in onderzoek, waarom spreker op dit
oogenblik geen nadere inlichtingen kan geven.
De heer Manders stelt de vraag, of de Wethouder van
Onderwijs zijn aandacht gevestigd houdt op de wijziging van
de schoolgeldregeling, als reeds vroeger gevraagd.
De heer Tepe antwoordt, dat hij inderdaad deze zaak onder
de oogen heeft gezien en er nog mede bezig is. Dezer dagen
heeft in de pers een artikel gestaan, dat sprekers aandacht
heeft getrokken en zeker ook door den heer Manders is
gelezen. Juist omdat dit artikel spreker heeft gefrappeerd,
heeft hij de zaak onder de oogen gezien. Spreker kan thans
de toezegging doen, dat de Raad binnen niet al te langen
tijd van deze zaak zal vernemen.
De heer van Stralen zou gaarne inlichtingen willen ont
vangen over de gewijzigde arbeidsvoorwaarden van de arbeiders
van den Leidschen Hout.
Vroeger bedroeg het minimumloon 45 cent per uur en had
men de 50-urige arbeidsweek. In tariefwerk kon een hooger
uurloon dan 50 cent worden bereikt en konden eenige
arbeiders komen tot een weekloon van 26.50.
Spreker heeft vernomen, dat thans de 48-urige arbeidsweek
is ingevoerd en de tariefloonen zijn afgeschaft. De arbeiders
kunnen daardoor niet hooger komen dan 21,60 per week.
Bovendien heeft spreker vernomen, dat zeven arbeiders
zijn ontslagen.
Spreker zou nu gaarne vernemen, op wiens voorschrift
deze wijzigingen zijn aangebracht en waarom het niet mogelijk
is gebleken hetzelfde aantal arbeiders, dat spreker reeds te
gering vond, aan het werk te houden.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders in
een volgende zitting de gevraagde inlichtingen zullen ver
strekken.
De heer Kuivenhoven weet niet of het in de bedoeling
van Burgemeester en Wethouders ligt de Middelstegracht te
dempen, doch vestigt er de aandacht op, dat de jeugd met
dit werk reeds druk aan den gang is. Spreker heeft reeds de
aandacht van den Wethouder van Fabricage op den onhoud-
baren toestand gevestigd. De passage, die zeer moeilijk was,
wordt nu bovendien belemmerd door afrastering, terwijl de
jeugd gaten maakt op de gracht en de steenen in het water
werpt.
De heer Splinter zegt hieromtrent een onderzoek toe.
De heer Groeneveld heeft geconstateerd, dat tijdens de
Lustrumfeesten de Prinsessekade bij de Haarlemmerstraat
reeds een half uur, voordat de optocht van de studenten zou
passeeren, door politie te paard voor alle verkeer, ook voor
voetgangers, werd afgesloten. Spreker heeft bezwaar tegen
een afsluiting van dien belangrijken verkeersweg, welke ook
naar het station voert, zoodat men een half uur lang het
station niet kon bereiken. Spreker achtte het onnoodig zoo
langen tijd elk verkeer af te snijden.
De Voorzitter zegt, dat het niet de bedoeling is geweest,
het verkeer daar geheel af te sluiten. Bij een vorige gelegen
heid is, omdat op de Prinsessenkade niet tijdig politie aan
wezig was en het verkeer niet gaande gehouden werd, een
ernstige opstopping ontstaan. Nu waren maatregelen geno
men ter voorkoming daarvan, door de politie tijdig de men-
schenmassa in beweging te doen houden. Het is dus niet de
bedoeling geweest om het verkeer geheel stop te zetten;
spreker zaï gaarne onderzoeken, in hoeverre dit thans niet
temin gebeurd is.
De heer Groeneveld heeft er niets van bemerkt, dat het
verkeer in beweging gehouden is; de menschen drongen op
een hoop, omdat het verkeer geheel was stopgezet.
De Voorzitter zegt, dat dan niet bereikt is wat men be
reiken wilde, n.l. dat het verkeer gaande bleef. Spreker zegt
echter een onderzoek toe.
De heer van Eck vraagt, of het Burgemeester en Wet
houders ook bekend is, hoeveel leden de Leidsche Raad het
volgend jaar zal tellen. Volgens de Gemeentewet zal de Raad
dan 35 leden moeten tellen, omdat waarschijnlijk bij de
volgende volkstelling het aantal ingezetenen van Leiden boven
de 70.000 zal komen. Nu is echter een officieele interpre
tatie hiervan, dat die bepaling eerst geldt, wanneer de resul
taten van de volkstelling bekend zullen zijn. Het is van belang,
dat men vooruit weet, hoeveel leden de Raad zal tellen, in
verband met het aantal candidaten, dat gesteld mag worden.
Het College kan hierop misschien niet onmiddellijk antwoor
den, maar willen Burgemeester en Wethouders dan tijdig
informeeren, hoeveel leden de Raad in 1931 zal tellen?
De Voorzitter zegt, dat door den Minister van Binneri-
landsche Zaken en Landbouw een toezegging is gedaan, dat
hij zoo spoedig mogelijk den uitslag van de volkstelling zal
bekend maken, ten einde in deze moeilijkheid te voorzien.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat.
(De heeren Huurman en Wilbrink waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.