158 MAANDAG 19 MEI 1930. 3°. Mededeeling van Mr. P. J. Idenburg, dat hij de benoeming tot Regent van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder huis aanneemt. 4°. Mededeeling van Ir. J. J. G. van Hoek, dat hij de be noeming tot lid van het Bestuur der vereeniging »de Ambachts school" aanneemt. 5°. Mededeeling van G. P. E. Weijer, dat hij de benoeming tot administratief hoofdambtenaar bij Gemeentewerken aanneemt. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van de Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen, om haar voor het jaar 1931 een subsidie van ƒ2000.te verleenen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 2°. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie, omtrent den toestand van het Lager Onderwijs over 1929. 3°. Verslag van de Commissie van toezicht op het Middel baar onderwijs, omtrent den toestand van het Middelbaar Onderwijs over 1929. Zullen worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 4°. Verzoek van B. Hoff e.a., eigenaar-bewoners van de perceelen Cobetstraat 2 t/m 14, om terug te komen op het raadsbesluit van 14 April j.l., waarbij de breedte van de Cobetstraat is teruggebracht van 15 op 12 Meter. De Secretaris doet voorlezing van dit verzoek, hetwelk luidt als volgt: Leiden, 25 April 1930. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekenden, B. Hoff, C. A. de Bruijn, Jac. Ver kuil, H. van Schouwen, A. Baan, J. 1. Sloos en J. W. Reijneveld, allen eigenaar-bewoner, achtereenvolgens van de perceelen Cobetstraat 2 tot en met 14, brengen beleefd het volgende onder Uwe aandacht naar aanleiding van de raadsbeslissing van 14 April j.l. betreffende het terugbrengen van de breedte van de Cobetstraat ter plaatse van 15 op 12 M. Zij zeggen dank aan de Raadsleden, die bezwaren tegen het voorstel van B. en W. inbrachteninzonderheid beeft de Heer Manders h. i. de juiste houding in dezen aangegeven met de woorden: »de menschen hebben hun huis gekocht in een straat van 15 Meter breedte en niet van 12 Meter". Zal door den bouw van een fabrieksgebouw, nog wel bezijden het mooie gebouw voor de Invalieden, de omgeving reeds sterk achteruitgaan, nog verder wordt dit laatste voort gezet door nu ook de breedte van de Cobetstraat ter plaatse smaller te bepalen. De prijs van de bovenbedoelde woningen is door de tijdsomstandigheden al belangrijk gedaald; dit wordt door het vorenstaande nog meer het geval. Door den betrokken Wethouder werd bij de behandeling van de onderwerpelijke aangelegenheid o.a. ook opgemerkt: »dat geen enkele bewoner van die straat nog ooit geklaagd heeft". Nu is hun opmerking: hoe konden zij klagen, niet kunnende weten wat hun boven het hoofd hingf Was het niet noodig geweest hen in de gelegenheid te stellen, om in deze wijziging, zoo nauw rakende hun belangen, van hun ge voelen te doen blijken? Wat is toch het geval? In het Leidsch Dagblad van Dinsdag 8 April j.l. komt onder het hoofd «Gemeentezaken" verder onder het onderhoofd »Verkoop van grond" aan het slot voor »Tevens stellen B. en W. voor een kleine wijziging te brengen «inzake het terrein aan de Cobetstraat voor de vestiging van »een onderstation enz. voor de Electriciteitsfabriek". Vreemd keken zij dan ook op, toen zij in het L. D. van 15 April d. a. v. tot hun verbazing lazen, dat onder dit voor stel schuil ging het voorstel om de breedte van de Cobet straat t. p. te bepalen van 15 op 12 M. Op grond van het vorenstaande verzoeken zij Uw College beleefd, alsnog wel op zijn beslissing te willen terugkomen en in ieder geval het gedeelte Cobetstraat tusschen Kern- en Fruinstraat een breedte van 15 M. te doen behouden. Met verschuldigde gevoelens, B. Hoff. Volgen de namen van de overige adressanten. De Voorzitter stelt voor dit verzoek aan te nemen voor kennisgeving. De heer Kuivenhoven heeft van een van de bewoners ver nomen, dat dezen een adres gezonden hebben aan den Raad, omdat zij daarvan geen bericht hebben ontvangen. Wanneer de bewoners van die straat geweten hadden, dat hun dit boven het hoofd hing, zouden zij wel eerder geadresseerd hebben. De Voorzitter acht het beter, dat de Wethouder den heer Kuivenhoven even omtrent de zaak inlicht. De heer Splinter doet de volgende mededeeling. Het gedeelte van de Cobetstraat, waarop het schrijven van adressant betrekking heeft, is in het geldende uitbreidings plan geprojecteerd op een breedte van 15 M. Voortuinen langs de bebouwing van dat straatgedeelte zijn bij het uit breidingsplan niet voorgeschreven. Weliswaar bevinden zich langs de bebouwing aan de Oostzijde, aan welke zijde adressants woonhuis is gelegen, voortuinen ter diepte van 4 M., doch het reserveeren van grond achter de op het uit breidingsplan aangegeven rooilijn voor en het aanleggen van die voortuinen werd aan de koopers van de gronden langs dat straatgedeelte bij de koopovereenkomst opgelegd. Ten aanzien van de bebouwing aan de andere zijde van het betrokken straatgedeelte zou, aangezien de bouwterreinen ter plaatse zich mede in handen van de gemeente bevinden, ook bij de koopovereenkomst het maken van voortuinen kunnen worden voorgeschreven. Eene verplichting voor de gemeente om die voortuinen te eischen bestaat echter niet. Zou de gemeente derhalve met betrekking tot bebouwing van hare terreinen bouwen in de bij het uitbreidingsplan aange wezen rooilijnen vorderen, dan zou die bebouwing aan de Westzijde van de Cobetstraat rechtstreeks aan de straat komen te liggen. Dit nu wordt met het oog op het karakter van de bebouwing aan de Cobetstraat en omgeving, alsmede uit aesthetisch oogpunt, ongewenscht geacht. Vandaar dat ook bij bebouwing aan de Westzijde van de Cobetstraat aanleg van voortuinen zal worden verlangd. Aangezien echter de grond voor die voortuinen in verband met een behoorlijke verkaveling van de perceelen niet geheel op den bouwgrond kan worden gevonden, zal de bebouwing op 1 M. achter de bij het uitbreidingsplan aangewezen rooilijn moeten worden opgetrokken en de langs die bebouwing aan te leggen voortuinen, ter diepte van 4 M., over een breedte van 3 M. van de geprojecteerde straat worden genomen. Ten gevolge hiervan zal het betrokken gedeelte van de Cobetstraat van gevel tot gevel gemeten, een breedte ver krijgen van 20 M., in plaats van de bij het uitbreidingsplan bepaalde breedte van 15 M., terwijl bovendien door de voor tuinen langs de bebouwing aan beide zijden van de straat de aantrekkelijkheid van het slechts +200 M. lange straat gedeelte belangrijk zal worden verhoogd. De bewoners verliezen blijkbaar uit het oog, dat het huidige uitbreidingsplan ten aanzien van de Cobetstraat geen voor tuinen voorschrijft en dat, wanneer bebouwing van de West zijde van de Cobetstraat overeenkomstig dat uitbreidingsplan zou plaats vinden, een belangrijk minder aantrekkelijk straat gedeelte zou ontstaan dan nu het geval zal zijn. Was dit hun voldoende duidelijk gebleken, dan zou het schrijven wel achterwege zijn gebleven. De heer Kuivenhoven zegt, dat de zaak nu voor hem in een ander licht is komen te staan en hij thans geen bezwaar meer tegen het voorstel van den Voorzitter heeft. De heer Manders verzoekt het adres in de Leeskamer ter inzage van de leden te leggen. Men kan er dan later op terugkomen. De Voorzitter merkt op, dat het adres nu in zijn geheel is voorgelezen. De heer Manders zegt, dat de leden het adres meer op hun gemak kunnen beoordeelen, wanneer het ter inzage wordt gelegd. De Voorzitter wijst er op, dat deze zaak geheel in het Raadsverslag wordt opgenomen, onder toevoeging van de opheldering, die thans door den Wethouder is gegeven. De heer Splinter zegt nogmaals, dat in het uitbreidings plan geen voortuinen zijn opgenomen, doch dat alleen een straat van 15 M. breedte is geprojecteerd. De aantrekkelijk heid wordt verhoogd, door aan weerszijden voortuinen van 4 M. diepte aan te leggen. Indien de straat 12 M. wordt, wordt zij van gevel tot gevel 20 M. breed. Volgens het oor spronkelijke uitbreidingsplan zou deze afstand 15 M. hebben bedragen. De heer Manders zegt, dat er nog iets anders aan vastzit, n.l. de vraag: hoe is de grond vroeger aan de andere eige naren, die nu requestreeren, verkocht? De heer Splinter zegt, dat, teneinde het landelijk karakter- te bewaren, voortuinen van 4 M. diepte wenschelijk zijn. Aan de Westzijde had men echter even goed aan de straatlijn kunnen bouwen. De afstand van gevel tot gevel zou dan, in plaats van 20 M., 19 M. hebben bedragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 2