MAANDAG 19 MEI 1930. 169 De Voorzitter zegt, dat bet de beloeling is daarvan te bekostigen enkele versieringen, die door de gemeente worden aangebracht, zooals b. v. aan de Waag en de Lakenhal, en om ver der eenige buurtvereenigingen subsidie te verleenen, voorzoover zij er behoefte aan mochten blijken te hebben, op voorstel van de Algemeene Commissie, waarin zij vereenigd zijn. De heer van Eck zal aan dit voorstel zijn stem niet ont houden, maar hij kan er niet van harte voor stemmen. Spreker erkent, dat de gemeente Leiden aanleiding heelt om in verband met de studentenfeesten iets te doen ter verhoo ging van de feestelijke stemming. Spreker betreurt het, dat dergelijke voorstellen alleen worden gedaan, wanneer bepaalde gedeelten van de bevolking feest vieren, terwijl van de feestdagen van een ander deel der bevolking door de overheid geen notitie wordt genomen. Spreker zal op het oogenblik geen voorstel doen, om op den len Mei het raadhuis te illumineeren. maar wel wenscht hij, dat men voortaan rekening zal houden met het feit, dat er ook andere deelen van de bevolking zijn, die op het vieren van hun feestdagen prijs stellen en die ook recht hebben op erkenning van hun feestdagen. Spreker leeft altijd in het besef, dat de sociaal-democraten in dat opzicht altijd moeten geven en zoo ontzaglijk weinig krijgen. De heer Groeneveld is het niet eens met den heer van Eck, wanneer deze betoogt, dat het College van Burge meester en Wethouders geen notitie neemt van de feesten en versieringen der sociaal-democraten. Spreker herinnert zich b. v. dat door het College niet werd toegestaan om op kosten van de sociaal-democraten op 1 Mei een roode vlag uit de Stadsgehoorzaal te laten uitsteken. Er wordt dus wel notitie van genomen, maar dit geschiedt in verkeerden zin. De heer Wilmer is het niet eens met den heer van Eck, dat hier sprake is van een feest van een deel der burgerij. Welk deel der burgerij zou dat dan zijn? De heer van Eck: De bourgeoisie. De heer Wilmer zegt, dat hier sprake is van een feest van het Leidsche Studentencorps, welke feest een aanleiding is maar ook niet meer dan dat voor de burgerij, om een stedelijk feest te vieren, ook om meer menschen naar Leiden te trekken en een feestweek met een bijzonder cachet te organiseeren. De heer van Eck: Het is dus een zaakje. De heer Wilmer ziet het niet zoo in. Het zou echter te gek zijn om, wanneer het studentencorps, dat een klein ge deelte van de burgerij is en zelfs een klein gedeelte van de studentenwereld, een lustrum herdenkt, daarvoor een stedelijk feest te organiseeren. De lustrumviering van het Leidsche Studentencorps wordt echter door de geheele burgerij aan gegrepen als een gereede aanleiding, om een stedelijk feest te organiseeren, waaraan iedereen mee kan doen. De heer van der Reijden is het College dankbaar voor het indienen van dit voorstel. Er zijn verschillende buurt vereenigingen, die ten aanzien van de straatversiering niet aan haar verplichtingen kunnen voldoen, indien dit voorstel niet wordt aangenomen. Spreker hoopt, dat b. v. de buurt- vereeniging »Oude-Vest", waarvan hij penningmeester is, een open oor zal vinden, wanneer zij voor een bijdrage komt aankloppen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt, of een der leden nog iets in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Coster vraagt toezegging, dat gedurende de mas keradeweek ontheffing zal worden verleend van de bepalingen omtrent de winkelsluiting. De Voorzitter acht het het beste indien de betrokken ver- eeniging zich eens tot Burgemeester en Wethouders wendt onder opgave van redenen; misschien is de Centrale Midden- standsvereeniging daarvoor aangewezen. De heer Reimeringer deelt, in antwoord op de desbetreffende vragen van den heer de Meij in de vergadering van 14 April 1930, het volgende mede: De brugwachters doen gemiddeld per week 53 uren dienst. Het jaar is verdeeld in perioden van 4 weken, gedurende welke de brugwachter achtereenvolgens 59, 57, 48 en 51 uren dienst doet. Bovendien doen bij toerbeurt gedurende 24 weken, 2 brugwachters 45 uren per week en 2 brugwachters 48 uren per week dienst, waaruit een gemiddelde van 53 uren berekend is. Het dienstrooster is als volgt: Eerste dag. Ploeg A 61 8—6 nachtdienst C 6—4 B 1-8 4—8. Tweede dag. Ploeg A 48 B 6—1 86 nachtdienst C 1—8 D 64. Derde dag. Ploeg A 64 B 48 C 6-1 8—6 nachtdienst D 1—8. Vierde dag. Ploeg A 1—8 B 1—8 C 4—8 D 6—1 86 nachtdienst. De heer Donders is er door getroffen, dat op de lijst van personen, die in aanmerking komen voor een gratificatie wegens de extra-werkzaamheden tengevolge van den stad huisbrand, welke lijst in de Leeskamer heeft gelegen, geen enkel hoofd van dienst voorkomt. Komen die daarvoor niet in aanmerking of is misschien die zaak nog in behandeling? De Voorzitter zegt, dat, indien de vergadering van Burgemeester en Wethouders van hedenmorgen een halfuur langer geduurd had, hij dan den heer Donders een antwoord had kunnen geven. Nu kan spreker alleen zeggen, dat over deze zaak, waaraan zekere formeele moeilijkheden verbonden zijn, misschien morgen een beslissing kan worden genomen. De heer van Eck heeft in de couranten gelezen, dat op het terrein van het voormalige Militaire Hospitaal vanwege het Ministerie van Defensie een gaskamer zal worden opgericht, waar militaire gasoefeningen zullen worden gehouden. Indien spreker een middel wist, om dat te voorkomen, zou hij het voorstellen, maar hij begrijpt, dat Burgemeester en Wet houders niet bij machte zijn de totstandkoming daarvan hier tegen te houden. Zou het echter niet op den weg van Burge meester en Wethouders liggen, om van het Departement van Defensie gedaan te krijgen, dat in elk geval het oprichten van die gaskamer en het houden van die oefeningen plaats hebben buiten de kom van de gemeente, daar hieraan gevaren verbonden zijn, vooral omdat het Departement van Defensie vrijgesteld is van de gewone veiligheidsvoorschriften? Is het voor het Depaitement van Defensie noodzakelijk hier een gaskamer te hebben en oefeningen te laten houden, dan dient daarbij toch alle gevaar voor Leiden vermeden te worden. Spreker verzoekt daarom het College er bij het Departement op aan te dringen, indien de zaak niet is tegen te houden, een en ander in ieder geval buiten de kom van de gemeente te laten plaats hebben, aangezien het spreker voorkomt, dat het gevaar voor de omgeving kan opleveren. De Voorzitter wil den heer van Eck gaarne van ant woord dienen, hoewel dit een kwestie is van zelfbestuur der gemeente en het dus niet in den Raad thuis behoort. Spreker heeft zich reeds gewend tot den Minister van Defensie, teneinde de noodige inlichtingen te verkrijgen, om dat ook hem de zaak tot nu toe niet volkomen duidelijk is. Het College is met den heer van Eck van oordeel, dat het met het oog op het groote gevaar wenschelijk is een en ander buiten de kom van de gemeente te doen plaats hebben. De heer de Meij kan hetgeen Wethouder Reimeringer heeft medegedeeld eigenlijk niet beschouwen als een antwoord op de door spreker gestelde vraag. Spreker hoopt later op deze kwestie terug te komen. De heer Wilmer wist niet, dat de lijst van de gratificatiën

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 13