11 te mogen koopen een perceel bouwterrein op het Eaamland, gelegen op den hoek van de Fruinstraat en de Oobetstraat, op de bijgevoegde situatieteekening in roode kleur aange geven, groot ^50 M2., teneinde daarop een dubbel land huis te bouwen. Adressant biedt voor den grond een koopprijs van 10. per M2., welke prijs ons aannemelijk voorkomt. Hij gaat verder accoord met de hierna omschreven, aan den verkoop te verbinden gebruikelijke voorwaarden. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging te besluiten aan den heer J. W. Eeijneveld q.q., architect, wonende te Leiden, tegen den prijs van 10. per M2. te verkoopen het perceel bouwterrein op het Eaam land, aan de Fruinstraat, hoek Cobetstraat, op de overge legde situatieteekening in roode kleur aangegeven, groot 650M2., en deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden. Sectie M, Ho. 4208, zulks onder de volgende voorwaarden: 1°. de verkoop van den grond geschiedt ten behoeve van den bouw van een dubbel landhuis, met den bouw waarvan niet mag worden aangevangen voordat, behalve de vergun ning ingevolge de bouwverordening, op de plannen en de plaatsing van dat dubbele landhuis de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders is verkregengelijke goedkeu ring is noodig bij herbouw of geheele of gedeeltelijke ver nieuwing; 2°. de tuinen, ter diepte als op de teekening is aangegeven, moeten van den openbaren weg worden afgescheiden door een behoorlijk hek op doorgaanden steenen voet ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, en moeten worden aan gelegd en onderhouden volgens nadere aanwijzing en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; 3°. gebouwen of inrichtingen, waarvoor krachtens de Hin derwet vergunning moet worden gevraagd, mogen op den te verkoopen grond niet worden opgericht; 4°. de nakoming van de onder 1", 23 en 3° genoemde voorwaarden moet worden verzekerd door het vestigen van een servituut; 5°. de kosten van opmeting en alle verdere kosten op de overdracht vallende, komen ten laste van den kooper; 6°. de akte zal worden gepasseerd door een door Burge meester en Wethouders aan te wijzen notaris. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 36. Leiden, 12 Februari 1930. Haar aanleiding van het in der tijd om praeadvies in onze handen gesteld voorstel van nu wijlen den heer K. Sijtsma om de Commissie van Bijstand voor het Onderwijs met een lid uit te breiden en derhalve het aantal leden van die Commissie van vijf op zes te brengen, deelen wij U mede, dat er o.i. voor die uitbreiding voldoende aanlei ding bestaat. Met de meerderheid van die Commissie zijn wij van oor deel, dat het, gezien het bijzonder karakter van de Com missie van Bijstand voor het Onderwijs, in overeenstemming zal zijn met de bedoeling, welke aan de instelling van die Commissie «ten grondslag ligt, indien de verschillende partijen in den Eaad zooveel mogelijk in de Commissie vertegen woordigd worden en dat nog te meer, omdat de partijen ter linkerzijde over onderwijsaangelegeuheden dikwijls van meening verschillen. Verder onderschrijven wij de opvatting van die meerder heid, dat het geen bezwaar zal opleveren de Commissie uit een even getal leden te doen bestaan; de Commissie toch heeft een zuiver adviseerend karakter en behoeft dus geen beslissingen te nemen. Ook deelen wij het gevoelen van die meerderheid, dat uitbreiding van de Commissie niet behoeft te leiden tot vermeerdering van het aantal leden van de overige Eaads- commissies. Terecht merkt die meerderheid op, dat niet alleen bij de samenstelling van de overige Commissies in meerdere mate dan bij die van de Onderwijscommissie rekening is gehouden met evenredige vertegenwoordiging, maar bovendien gelden de argumenten voor de uitbreiding van de Commissie voor het Onderwijs niet of niet in dezelfde mate voor uitbreiding van de andere Commissies. Onder opmerking, dat ook de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen adviseert tot uitbreiding van de Commissie voor het Onderwijs, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging vast te stellen de volgende ver ordening: VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van den 29en Augustus 1927 (Gem. Blad No. 12), regelende de samenstelling en den werkkring van de Commissie van Bijstand voor het Onderwijs. Lenig artikel. In het eerste lid van artikel 1 van bovengenoemde ver ordening wordt in plaats van „vijf" gelezen: „zes". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 37. Leiden, 12 Februari 1930. Het bestuur van de afdeeling Leiden van den Centralen Hederlandschen Ambtenaarsbond heeft Uwe Vergadering in zijn hierachter afgedrukt adres verzocht, te willen uitspreken, dat in het algemeen de bevorderbaarheid van controleurs 2de klasse tot controleur 1ste klasse gewenscht is. Wij deelen U dienaangaande het volgende mede. Controleur 1ste klasse en controleur 2de klasse zijn niet aan duidingen van functies, doch van rangen. Zij duiden niet aan welken arbeid de betrokken ambtenaren verrichten, doch uitsluitend, welken rang zij bekleeden volgens de salaris verordening, dus welk salaris zij genieten. Onder hen, die het salaris genieten van controleur 1ste of 2de klasse komen zeer verschillende functionarissen voor. Er zijn eronder hen, die den rang van controleur 2de klasse bekleeden, aangezien deze rang wordt geacht het meest met hun arbeid overeen te komen; dit zijn b.v. de meter opnemers-geldophalers. Anderen bekleeden den rang van controleur 1ste klasse, daar deze rang voor hen het meest geëigend wordt geacht; dit zijn de portiers. Het is dus duidelijk, dat de bevorderbaarheid in het alge meen van controleurs 2de klasse tot controleurs 1ste klasse bezwaarlijk kan worden uitgesproken, daar deze bevorder baarheid niet kan worden losgemaakt van de functies, die de betrokken ambtenaren bekleeden, en deze functies zeer verschillend zijn. De vraag heeft zich in de praktijk voorgedaan met betrek king tot de meteropnemers-geldophalers. Op 1 October 1917, toen de eerste salarisverordening m werking trad, besloten Commissarissen der Lichtfabrieken, dat voor deze functio narissen de rang van controleur 2de klasse het meest met hun arbeid overeen kwam. Derhalve werden alle meteropne mers-geldophalers op dien datum als controleur 2e klasse ingedeeld. In later jaren zijn Commissarissen der Lichtfa brieken wel van oordeel geweest, dat voor sommige meter opnemers-geldophalers de rang van controleur 1ste klasse beter met hun arbeid overeenkwam, en zijn mitsdien eenige malen meteropnemers-geldophalers tot controleur 1ste klasse bevorderd. Sinds 1924 heeft zich dit echter niet meer voor gedaan en wordt mitsdien voor deze functionarissen weder de rang van controleur 2de klasse, en deze uitsluitend, de meest geeigende geacht. Wij kunnen ons met laatstgenoemd standpunt van Commissarissen der Lichtfabrieken, aan wie overigens het recht tot benoeming en indeeling van deze ambtenaren staat, vereenigen, zoodat ook indien het verzoek van adressante zou moeten worden opgevat in dien zin, dat de bevorderbaarheid in het algemeen van de meter opnemers-geldophalers tot controleur 1ste klasse zou worden uitgesproken, dit verzoek niet voor inwilliging vatbaar is. In overeenstemming met Commissarissen der Lichtfabrieken, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te machtigen aan het bestuur der afdeeling Leiden van den Centralen Hederlandschen Ambtenaarsbond te berichten, dat Owe Vergadering geen aanleiding heeft kunnen vinden, uit te spreken, dat in het algemeen de bevorderbaarheid van controleurs 2de klasse of van meteropnemers-geldophalers tot controleurs 1ste klasse gewenscht is. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Eaad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigde gevoelens te kennen, H. v. Woudenberg en J. W. van Hees,resp. Voorzitter en Secretaris van de Afd. Leiden van den Centralen Hederlandschen Ambtenaarsbond dat volgens de Verordening van den 17e Mei 1920, (Ge meenteblad Ho. 22) betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden, zooals dienader omschreven zijn in staat D dezer verordening, zijn aangegeven de functies van Controleur 1ste en 2de klasse; dat bij de besprekingen van het concept dezer "Verordening

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 5