DONDERDAG 23 JANUARI 1930.
73
was. hetgeen Burgemeester en Wethouders aan de commissie
hebben medegedeeld.
De heer Kuoistra wil graag weten, waarom het College zelf
geen zevende lid zoekt. Burgemeester en Wethouders staan
principieel op het standpunt, dat het niet wenschelijk is een
huurder in het bestuur te benoemen. Voortaan kan dus de
heer Kooistra in plaats van tot den heer Huurman zich tot
het College van Burgemeester en Wethouders wenden.
Indien het bestuur een candidaat noemt, die geschikt is,
zullen Burgemeester en Wethouders echter tegen zijn benoe
ming geen bezwaar maken.
Spreker hoopt den heer Manders, waar deze naar aanleiding
van den spoorwegovergang de bediening der boomen besprak,
te kunnen helpen. Die laat inderdaad wel eens te wenschen
over; spreker weet niet precies waarom, maar hij zal er de
aandacht van den stationschef op vestigen en zien, of deze
medewerking wil verleenen. Hij kan dat ook in anderen zin
doen door, wanneer de treinen voor Amsterdam in het station
staan, de boomen op te heffen.
De heer Manders gelooft, dat het niet aan de bediening,
maar aan de installatie van de boomen ligt.
De Voorzitter zegt, dat de verkeersregeling daar zoo is,
dat de auto's bij Zomer zorg moeten stilstaan, terwijl de
interlocale trams moeten blijven staan op het emplacement,
wanneer de boomen gesloten zijn; alleen de tram naar Oegst-
geest mag de boomen tot 10 a 15 M. naderen. Na opening
van de boomen gaan eerst de wielrijders, dan volgen de tram
naar Oegstgeest, het rij verkeer en ten slotte de interlocale
trams. Ten aanzien daarvan worden wel eens uitzonderingen
gemaakt; het. is echter niet altijd anders, zooals nu hier
wordt gezegd.
De heer Wilbrink heeft meermalen gezien, dat de politie
het rijverkeer tegenhield om de tram naar Katwijk voor te
laten gaan.
De heer Donders zegt, dat het intercommunale tramverkeer
altijd voorgaat.
De Voorzitter zegt, dat dit tegen de instructie is en
spreker zal er met den Commissaris van Politie nog eens
over spreken.
Spreker acht het, dit in antwoord aan den heer Eikerbout,
noodig, het klassestelsel bij de politie te behoudenechter zijn
twee agenten, die geen diploma hadden, van de tweede tot
de eerste klasse bevorderd; voor de anderen heeft spreker
overeenkomstig zijn toezegging van verleden jaar een anderen
maatregel getroffen, n.l, een examen ingesteld in het corps
zelf, dat door degenen, die geen diploma hebben, kan worden
afgelegddaarvoor bestaat een vrij aar dige belangstellingnaar de
Commissaris spreker rapporteert, worden met dien cursus, die
reeds 3 a 4 maanden aan den gang is, reeds heel goede
resultaten bereikt; de uilslag van dat examen zal spreker
waarschijnlijk aanleiding geven om hen, die het daarvoor
vereischte diploma niet hebben, toch te bevorderen: spreker
hoopt, dat deze zaak daarmede in goede banen geleid is.
De heeren Huurman, Spendel en de Reede stellen nu voor
tot belastingverlaging over te gaan, niet in hunne hoedanig
heid als leden der Commissie van Financiën, maar individueel.
Dit is een zaak, die het geheele gemeentebestuur te zeer
raakt, om er over te zwijgen, hoewel de heer Goslinga er
reeds vele woorden aan gewijd heeft. Nu verwondert het in
dit verband spreker eenigszins, dat door de Commissie van
Financiën wederom geklaagd wordt.dat zij niet gekend wordt
in de belangrijke financiëele beslissingen van den Gemeente
raad, dat zij buiten de zaken gehouden en niet genoeg op de
hoogte gebracht wordt. Indien dat werkelijk waar was. waar
haalt men dan den moed vandaan, immers, deze 3 heeren
vormen toch die Commissie, om een dergelijke belangrijke
zaak als dit voorstel om een aanzienlijk deel der reserve op
te maken, hier betrekkelijk rauwelings in den Raad te brengen?
Dan moet die commissie, die zich toch zeker verantwoordelijk
gevoelt voor de gemeentefinanciën, voor zich zelf toch over
tuigd zijn, dat zij goed op de hoogte is van het financiëel
beleid van de gemeente. Spreker acht het in beginsel onjuist,
dat Raadsleden dit voorstel hier gedaan hebben; er kleven
principiëele fouten aan. Al is het niet hun bedoeling, toch
heeft het er veel van alsof deze heeren gaan zitten op de
stoelen van Burgemeester en Wethouders; daar is geen be
zwaar tegen, want zij hadden even goed tot Wethouder gekozen
kunnen worden als de tegenwoordige Wethouders, maar zij
zijn het op het oogenblik niet en de anderen wel; die zitten
als zoodanig veel meer in het geheele gemeentebestuur dan
de overige Raadsleden kunnen; dezen komen er niet zoo
dagelijks mee in aanraking en zijn niet geheel op de hoogte
van de vraagstukken, die aan de orde zijn, en van deportée
van de voorstellen. Daarom acht spreker het niet goed om
tegen de meening van het College in een dergelijk voorstel
aan te nemen; men had verstandiger gedaan door bet College
er eens ernstig op te wijzen, dat men dat plan had, en door
te vragen om dat eens te overwegen en van alle kanten te
bekijken.
De heer Huurman zegt, dat die vraag door verschillende
leden in de secties is gesteld en dat het antwoord vrij sober
werd geacht.
De Voorzitter zegt, dat die zaak in het College besproken
is; Burgemeester en Wethouders hebben heel weinig moeite
gehad om dit voorstel van de hand te wijzen. Spreker begrijpt
niet, dat de heeren met dit voorstel maar bij hun mede
leden aankomen zonder hen, dat heeft spreker in de aanbe
veling van dit voorstel gemist, geheel op de hoogte te brengen
van den geheelen financiëelen toestand der gemeente, zonder
hun te schilderen de financiëele toekomst van Leiden. Het
zou verstandig zijn om over dit voorstel nu niet te be
slissen, maar liever de alleszins gewettigde vraag, of de
vermenigvuldigingsfactor verlaagd kan worden en daarvoor
de reserve gebruikt kan worden, uit te stellen tot de vast
stelling van het vermenigvuldigingscijfer, dus na ongeveer
4 maanden; dan beschikt men over meer gegevens; met dit
uitstel is absoluut niets verloren, de Raad kan er dan even
goed over beslissen; de zaak kan even goed tot stand komen
en Gedeputeerde Staten behouden evenzeer het recht hun
meening hierover te zeggen, hetzij in gunstigen, hetzij in
ongunstigen zin; alleen heeft men dan meer feiten en kan
het College rustiger dan in het begrootingsdebat mogelijk is
deze zaak nog eens ouder de oogen zien. Zooals het College
het nu heeft bezien en besproken, komt het Burgemeester
en Wethouders ongerechtvaardigd voor het te doen. De heer
Splinter noemde straks eenige werken op, die nog moeten
worden uitgevoerd; hij constateerde, dat reeds werken in
uitvoering zijn voor f 711.000.en dat in voorbereiding of
in studie zijn werken, die tezamen f 6.374.000.— zullen
kosten. Deze werken kunnen niet langer worden uitgesteld;
spreker is bereid van die werken stuk voor stuk aan dert
Raad te vragen: wilt gij, dat die langer dan 5jaar uitgesteld
worden? Spreker noemt: aanleg van straten, brug verbeteringen,
verbetering Maresingel, uitbreiding archiefgebouw, beteugeling
brandgevaar Lakenhal, verbetering brandweer, asfalteenng
straten; onder dat bedrag zijn nog niet eens begrepen de
kosten van de zeer aanzienlijke werken, die het gevolg zullen
zijn van het uitbreidingsplan. Verder noemt spreker het
tunnelplan voor den Rijnsburgerweg, ad 685.000.dit
tunnelplan vindt bij het College geen instemming; spreker
gelooft niet, dat Burgemeester en Wethouders dit aan den
Raad kunnen aanbevelen ter uitvoering.
Er zijn intusschen andere plannen gemaakt, waarvan de
kosten op 5 millioen worden geraamd, van welk bedrag de
gemeente ongetwijfeld een belangrijk deel zal moeten bijdra
gen. Natuurlijk moet dat deel zoo klein mogelijk zijn, maar
het is zeer de vraag, hoe de gemeente uit de onderhande
lingen te voorschijn zal komen. Spreker acht het uitgesloten,
dat de gemeente met minder dan 1 millioen zal kunnen
volstaan. De Nederlandsche Spoorwegen stellen zich op het
standpunt, dat zij bij deze verbetering geen belang hebben
en dat zij reeds 1 millioen hebben uitgegeven om den toe
stand voor zichzelf zoo dragelijk mogelijk te maken, toen
besloten was niet over te gaan tot den verbouw van het
station.
De uitvoering van de veemarktplannen, waarmede in ver
band met de wettelijke bepalingen niet lang gewacht kan
worden, zal 2 millioen kosten.
Het doen van deze uitgaven is voor de gemeente Leiden,
die er op het oogenblik gunstig voorstaat, een zeer ernstige
zaak. De heer Wilbrink heeft dit goed ingezien, toen hij zei:
er staat ons nog zooveel te wachten, laten wij het geld storten
in een fonds voor de veemarkt.
Hoewel het eigenlijk een druppel in den emmer is, zou
het dom zijn deze reserve te verbruiken. De heer de Reede
heeft gezegd, dat dit geld te veel betaald is door de belas
tingbetalers. Het is wel betaald, maar Burgemeester en Wet
houders hebben voorloopig aan het geld geen bestemming
gegeven, omdat zij bevreesd waren voor de financiëele con
sequenties. Deze som had reeds gebruikt moeten worden
voor de werken, die al lang uitgevoerd hadden moeten zijn.
Wanneer men nu aanneemt, dat het bedrag van 7 millioen
over vijf jaren verdeeld wordt, de rente 4£% en de aflos
sing 2per jaar zullen bedragen, zijn de meerdere lasten
voor de gemeente het eerste jaar aan rente 63.000.en
aan aflossing 35.000.te zamen f 98.000.Het 2e, 3e,
4een 5e jaar zijn de totale bedragen respectievelijk: 194.000.
289.000.382.000.en 474.000.Dit vooruitzicht
zal ook den onvei beterlijken optimisten, zooals de heer de
Reede dit jaar blijkt te zijn, eenige vrees moeten inboe
zemen.