72 DONDERDAG 23 JANUARI 1930. I. 22 April 1929' Verzoek van het Bestuur der Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen, om toekenning van een subsidie ad 2000.— voor het jaar 1930. Spreker kan mededeelen, dat deze zaak aan de orde zal komen bij het bewaarschoolvraagstuk. II. 30 September 1929. Verzoek van de Centrale Esperanto Propaganda Commissie in zake de invoering van een éénjarigen Esperanto-cursus. III. 30 September 1929. Verzoek van de Leidsche Koetsiers- vereeniging Verbetering zij ons Streven", in zake verbreeding van het gedeelte Morschsingel gelegen tusschen den Morschweg en de Gevangenislaan. IV. 28 October 1929. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Centralen Nederlandschen Ambtenaarsbond, om het mogelijk te maken, dat controleurs 2e klasse bij de Licht fabrieken weder kunnen worden bevorderd tot controleur le klasse. V. 25 November 1929. Verzoek van den Marktkooplieden- bond voor Leiden en omstreken »Ons Belang", in zake wijziging van de Verordening op de Markten. Daarmede is de lijst compleet tot het oogenblik van het verschijnen van de memorie van antwoord. Het College van Burgemeester en Wethouders kan zich niet vereenigen met het voorstel van den heer Groeneveld tot het stichten van een centrale garage voor de auto's, die bij de verschillende diensten gebruikt worden, aangezien het dit niet een economische wijze van handelen vindt. Wanneer een centrale auto-garage werd gesticht, zou ook een deskundige leider met geschoold personeel moeten worden aangesteld; aangezien de gemeente auto's van verschillende merken heeft, moet er dus personeel aangesteld worden, dat elk merk goed beheerscht, wil men er van verzekerd zijn, dat eventueele reparatiën vlug en goed geschieden. Gezien het betrekkelijk kleine autopark van de gemeente, zouden de kosten van het een en ander zeer hoog worden. Burgemees ter en Wethouders streven er naar zooveel mogelijk wagens van hetzelfde merk te krijgen. In dit verband verwijst spreker naar wat in den Haag op dit punt is bereikt. Het is mogelijk bij de aanschaffing van wagens (b.v. van de merken Chevrolet en Ford) abonnementen voor reparatie en onderhoud te nemen. Op die manier kan Leiden het goed koopste te werk gaan. Men is daarbij verzekerd van zeer vlugge en deskundige bediening. Op het oogenblik zou voor een hoofdmonteur en hulpmon teurs geen voldoende werk zijn te vinden. Wel zou men hun de reparatie en het onderhoud van rijwielen kunnen opdragen, maar voor dat doel behoeft men niet dergelijke dure krachten aan te stellen. Wat de autobuslijnen betreft, waarover de heer Groeneveld heeft gesproken: Burgemeester en Wethouders gevoelen er ook voor om, wanneer verschillende stadsdeelen gebrek heb ben aan verbindingen, daarin met behulp van autobussen te voorzien. Verleden jaar zijn Burgemeester en Wethouders overgegaan tot het nemen van een proef met het «Stadsverkeer", welke proef goed voldoet. Op het oogenblik zijn onderhande lingen gaande over uitbreiding van den bestaanden dienst en het instellen van nieuwe diensten in andere stadskwartieren. Burgemeester en Wethouders zijn dus te dien opzichte actief. De heer Groeneveld heeft verder den wensch geuit, dat de agenda's van de Raadsvergaderingen, alsmede de Ingekomen Stukken den Maandag vóór de Raadsvergadering zullen ver schijnen. Het College van Burgemeester en Wethouders is volgaarne bereid aan dien wensch gevolg te geven. Het vindt zelf ook, dat het tijdsverloop tusschen de verschijning en de behandeling van de stukken soms wel wat kort is. Intusschen vestigt spreker er de aandacht op, dat belangrijke stukken steeds geruimen tijd voor de openbare behandeling zijn ver schenen. Het is mogelijk, dat dit een enkele keer niet gebeurd is, omdat de zaken niet klaar waren en toch prijs gesteld werd op spoedige behandeling, maar toch beeft het College zooveel mogelijk altijd belangrijke voorstellen tijdig laten verschijnen. Het College heeft dus niet het minste bezwaar om toe te zeggen, dat de stukken en de agenda des Maandags uit zullen komen. Na de behandeling der begrooting zal in het College een andere werkwijze beproefd worden, waardoor dit mogelijk zal worden. Spreker kan echter niet beloven, dat dit altijd het geval zal zijn; het zal wel eens voorkomen, dat spoed- eischende stukken later toegezonden zullen moeten worden. In de rede van den heer Bosman vond spreker veel goeds en moois over het belang van de industrie voor Leiden; de heer Bosman meende, dat men voor die industrie eens wat moeite moest doen en niet bij de pakken neerzitten en afwachten of die industrie naar Leiden komt. De commissie is daarmede bezig; de heer Bosman is daarvan ook lid en hij ziet die zaak wel juist, maar toch heeft spreker den indruk, dat hij haar te theoretisch beschouwt. De heer Bosman zegt: als men de gelegenheid schept, komt de industrie wel, maar dat loopt niet zoo gemakkelijk als men wel denkt. Al heeft het College niet veel ervaring daarvan, het heeft toch in de laatste jaren eenige gelegenheid gehad om met industrieën te onderhandelen. Nu zal de heer Bosman zeggenmen had geen goede outillage voor industrie, geen kranen, geen los- en laadplaatsen, geen behoorlijke verbinding te water, geen goeden of niet opgehoogden grond, maar in Arnhem heeft men groote sommen gestoken in het gereed maken van industrie terreinen en daar zijn de resultaten niet veel beter geweest; daar heeft men voorloopig de rente van het geleende geld te betalen, maar nog geen huur geïnd. Het voorstel van den heer Rosman tot den aanleg van sportvelden heeft sprekers volle sympathie; spreker zou gaarne zien, dat die geheele buurt afgerond werd met de sportter reinen, die door den architect van den Leidschen Hout ont worpen zijn; die zien er zeer aantrekkelijk uit en beloven zeer veel; alleen raadt spreker niet aan om daarop in te gaan zonder grondig onderzoek naar de rentabiliteit van deze sportterreinen. Dergelijke terreinen behoeven nu wel geen geld aan de stad op te brengen, maar men mag daarin geen kapitaal steken daarvoor zijn aanzienlijke bedragen noodig vóórdat men een zeer goed inzicht in de exploitatie-kosten heeft. De Raad kan dus hierover nu niet een besluit nemen er moet overleg gepleegd worden met den architect van den Leidschen Hout, met het bestuur van den betrokken polder en met de verschillende sportvereenigingen hier, die daarin ook gekend moeten worden. Spreker stelt dus voor dit voor stel in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De heer Wilbrink heeft gevraagd, of spreker niet meer wilde doen aan de bestrijding van de pornografie, waarbij de heer Spendel zich aangesloten heeft. Spreker heeft na het verschijnen van het sectieverslag er nog eens met den Commissaris van Politie over gesproken; van gemeentewege is er echter heel weinig tegen te doen; er wordt zooveel mogelijk tegen opgetreden; spreker heeft eens beslag laten leggen op verschillende geschriften, op de z.g. Reintjesboeken, en de Commissaris van Politie heeft een bespreking gehad met den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Dit is niet bemoedigend, want de rechterlijke macht is vaak van oordeel, dat er voor vervolging geen aanleiding bestaat. De moeilijk heid zit hierin, dat de artikelen 240 en 451 bis van het Wet boek van Strafrecht elementen bevatten, die heel moeilijk te bewijzen zijn. Het eerste artikel bijv. verlangt, dat het geschrift, de af beelding of het voorwerp aanstootelijk zij voor de eerbaar heid, terwijl het tweede zegt, dat ze geschikt moeten wezen om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen. Het is moei lijk het een en ander te bewijzen. Men hangt af van de per soonlijke opvatting van den ambtenaar van het Openbaar Ministerie en de opinie van den rechter, die niet zeer vatbaar zijn voor den aandrang van de politie om tot vervolging over te gaan. De Minister van Justitie heeft, toen ook in de Tweede Kamer deze kwestie werd besproken, toegezegd, dat hij zou trachten aan de wenschen tegemoet te komen door het gemakkelijker te maken om tot vervolging en veroordeeling over te gaan. In die richting moet de oplossing ook gezocht worden. De gemeenten zelf kunnen er zeer weinig aan doen. Den Haag heeft getracht in een verordening deze zaak beter te regelen en een veroordeeling mogelijk te maken, maar ook daarbij is weer sprake van afbeeldingen en voorwerpen, die aan stootelijk zijn voor de eerbaarheid, de zaak, waarover men het met den rechter en den ambtennar van het Openbaar Ministerie moeilijk eens kan worden. Het is volkomen juist, dat de pornografie meer bestreden moet worden, maar de verbetering moet gezocht worden in een verandering van het Strafwetboek. Door de politie wordt er zooveel mogelijk toezicht op gehouden en van tijd tot tijd wordt beslag gelegd, maar het helpt niets. Spreker komt thans tot de benoeming van het bekende zevende lid in het bestuur der stichting tot exploitatie van gemeente-woningen. Het is voor het College van Burgemeester en Wethouders zeer prettig om daarover te spreken, want wanneer men zich daarover tot het College richt, heeft dit het veilige gevoel: het gaat toch buiten ons om. Het gaat altijd tusschen de heeren Kooistra en Huurman. Ook de heer Wilmer trekt zich er iets van aan. De geschiedenis is deze, dat de heer Kooistra het wenschelijk vindt de plaats, die open is en niet bezet behoeft te worden, door een huurder te doen innemen en hij den heer Huurman heeft gezegd zijnerzijds een candidaat te noemen, hetgeen hij ook gedaan heeft. Deze candidaat is schijnbaar niet in den smaak der commissie gevallen. De commissie heeft daarna ge zegd wij hebben er geen bezwaar tegen een huurder voor te stellen. Ook Burgemeester en Wethouders hebben daar tegen geen bezwaar gemaakt en de commissie heeft een naam genoemd (een andere dan de heer Kooistra heeft genoemd). Bij onderzoek bleek echter, dat deze persoon niet geschikt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 6