70 DONDERDAG 23 JANUARI 1930. Spreker kan in antwoord op een desbetreffende vraag van den heer Eikerbout mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de asphalteering van de Hoogewoerd enz. nog geen overeenstemming met de N.Z.H.T.M. hebben ver kregen, hoe graag zij dat ook zouden willen. De Zijlsingel wordt op het oogenblik nog onderhouden als grintweg. Wanneer de centrale rioleering daar is gelegd, zal de kwestie van het plantsoentje daar ter plaatse onder de oogen worden gezien en dan zal de Zijlsingel behandeld worden, zooals men nu den Mare- en Rijnsburgersingel heeft aangevat. Het plan van Musis circuleert thans bij de leden van de Commissie van Fabricage. Spreker hoopt, dat het binnen niet al te langen tijd bij den Raad zal worden ingediend. Burgemeester en Wethouders gevoelen, dat zij met de beslissing in zake het al of niet dempen van de Middelstegracht niet lang kunnen wachten, maar zij zijn met de firma Tiele- man en Dros nog niet tot overeenstemming gekomen en alvorens verder te kunnen gaan moeten eerst deze onder handelingen zijn afgeloopen. Spreker meent hiermede de vraag van den heer van Rosmalen te hebben beantwoord. De Voorzitter merkt op, dat de heer van Rosmalen er ook nog de aandacht op gevestigd heeft, dat in den volksspeeltuin, die voor de kinderen van «Zuiderkwartier" zal worden aangelegd, ook kinderen van niet-leden zullen worden toegelaten. Hij vreesde, dat het ledental zou dalen, indien men zulks toeliet. De heer Splinter wijst er op, dat deze kwestie vanzelf in den Raad moet komen, maar dat men juist van de gedachte is uitgegaan, ook kinderen van niet-leden van Zuiderzicht toe te laten, omdat het een beetje vreemd zou zijn, indien men in het Zuiderkwartier van gemeentewege een speeltuin in richtte, waarin alleen kinderen van leden zouden mogen spelen. De heer van Rosmalen heeft er ook geen bezwaar tegen, dat kinderen van niet-leden in den tuin spelen. Hij heeft er alleen op gewezen, dat, indien deze kinderen zonder meer toe gang hebben, de leden voor het lidmaatschap zullen bedanken en hun kinderen er op dezelfde manier zullen heenzenden. Zij betalen dan 's winters geen contributie. Het is sprekers bedoeling, dat kinderen van niet-leden zooveel entréegeld moeten betalen, dat hun ouders even goed lid van de ver- eenigiug kunnen zijn. Daardoor zal het ledental toenemen, de contributie-opbrengst stijgen en de gemeente waarschijnlijk geen subsidie meer behoeven te geven. De heer Splinter zegt, dat het de bedoeling is, dat de gemeente in het geheel geen subsidie betaalt; zij richt alleen het speelterrein in. De vereeniging van speeltuinen heeft daarmede genoegen genomen; deze zal vermoedelijk een klein entrée heffen, maar dat regelt zij zelf. Zij moet ook een exploitatie-rekening overleggen, zoodat deze zaak geheel in den Raad komt; dan kan men er op terugkomen. Het is te probeerenniemand weet hoe het zal gaan. Spreker heeft, dit in antwoord aan den heer van Stralen, nog gezocht naar het bewuste schoolhoofd, volgens wien de banken niet mochten geverfd worden; hij heeft zijn best gedaan, maar heeft hem niet kunnen vinden. Wanneer de heer van Stralen nog eens zoekt, kan die het misschien aan spreker mededeelen. De heer Manders heeft het afhalen van vuilnis ter sprake gebracht. Spreker heeft juist de wagenbakken zoodanig laten maken, dat er nog veel grootere voorwerpen op kunnen dan vroeger; bovendien is er nog een bak bovenop die wagens. Toch zal het moeilijk zijn om geheele matrassen en bedden mee te nemen; die worden op aanvrage tegen een kleine vergoeding afgehaald of mogen in de vuilnisschuiten geworpen worden, indien dat door den man, die daarbij is, toegestaan wordt. Spreker gelooft hiermede alle gemaakte opmerkingen te hebben beantwoord, en wil eindigen met een woord van dank te spreken aan de ambtenaren voor het vele werk, dat zij als gevolg van den brand hebben moeten verrichten. De heer Elkerbout, zegt dat de Wethouder hem niet ge antwoord heeft op zijn vraag omtrent het niet verleenen van kindertoeslagen aan verschillende losse werklieden. De Voorzitter antwoordt hierop, dat aan een klein en verdwijnend aantal los-vaste werklieden bij de gasfabriek een kindertoeslag gegeven wordt, maar nergens elders; dat houdt van zelf op. Spreker wil beginnen met namens het College zijn hartelijken dank te brengen voor de door verschillende leden uitgesproken woorden van waardeering voor het door het College in het afgeloopen jaar verrichte werk. Het College stelt dit natuurlijk zeer op prijs en het uitspreken van die waardeering brengt het College er eerder toe om zich af te vragen, of het nog niet meer had kunnen doen en tot stand brengen; die waar deering zal dus een prikkel zijn om te trachten in het volgende jaar nog meer in het belang der gemeente tot stand te brengen. Het is spreker opgevallen, dat er dit jaar noch in het sectie- verslag noch bij de mondelinge besprekingen veel aanmerkingen gemaakt zijn of veel scherpe critiek gehoord is. Wel zijn enkele nieuwe gerechten ter tafel gebracht, maar over het algemeen zijn toch meer oude schotels opgewarmd, die dienst hebben moeten doen orn te zorgen, dat deze week niet geheel zonder discussie over de gemeentebelangen voorbij zou gaan, hetgeen zijn nut kan hebben. Men is vooral aan de linkerzijde van den Raad niet tevreden over den gang van zaken in het algemeenmen klaagt er over, dat de zaken niet gauw genoeg worden behandeld. Daartegenover kan spreker slechts den wensch uiten, dat de leden van die zijde eens mochten zitten in het College van Burgemeester en Wethouders; zij zouden dan inzien, dat het iets geheel anders is de zaken voor te bereiden en uit te voeren, dan eens in de twee of drie weken in den Raad te komen om critiek uit te oefenen en te constateeren, dat wat men zoo gaarne wenscht, dat gebeuren zou, nog niet is tot stand gekomen. Men heeft zich dan ook te stellen op het standpunt van hen, die de zaken hebben voor te bereiden en gereed te maken en daarbij hebben te letten op alle kanten van de vraagstukken, terwijl zij zich ook te prepareeren hebben tegen veel critiek en beschouwingen van andere zijden. Overgaande tot de bespreking van zaken, die speciaal hem regardeeren, komt spreker in de eerste plaats tot wat de heer van Eek heeft gezegd over de samenstelling van de commissie voor handel en industrie. De heer van Eek plaatst zich wel eens op een beetje een zijdig standpunt, waarbij hij alleen let op de arbeiders en hun belangen en daardoor de belangen van anderen uit het oog verliest. Dit leidt dikwijls tot een verkeerd oordeel en zelfs tot een verkeerde tactiek. Volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders, die het besluit hadden uit te voeren, dat de Raad op voorstel van den heer Manders had genomen, behoorden van deze commissie zooveel mogelijk personen lid te zijn, die deskundig kunnen worden geacht op het gebied van de vestiging van industrieën, het inrichten van industrieterreinen, de bezwaren, die aan de bestaande industrieën kleven, de moeilijkheden, die deze ondervinden, en mutatis mutandis op het gebied van den handel. In de allereerste plaats kwamen dus in aan merking de leiders op het gebied van de industrie en den handel. Burgemeester en Wethouders meenden echter ook, dat deze commissie voeling moest houden met de geheele burgerij. Zij meenden, dat dit doel het best kon worden bereikt door in de commissie ook te benoemen vertegenwoordigers van de verschillende fracties uit den Raad, waarbij zij dan nog vooral wilden letten op de bijzondere bekwaamheden, welke die leden op dit gebied bezaten. Zij hebben dus niet de voorzitters van de fracties gekozen, maar die leden, van wie zij meenden te mogen veronderstellen, dat het deskundigen op dit terrein zijn. Toen de heer van Eek sprekers uitnoodiging ontving, heeft hij daarin een propagandamiddel gezien en niet dadelijk aan spreker een antwoord gezonden, noch eens met hem ge sproken, maar eerst een openbare Raadsvergadering afgewacht en gezegd, dat hij innig gegriefd was, omdat in deze commissie geen arbeider was benoemd, dat in deze de arbeiders waren gepasseerd. Dit laatste is inderdaad het geval, maar zij deelen hun lot met 69990 burgers van Leiden, want spreker schakelt de zuigelingen nu eens niet uit het College had ten slotte iedereen in de commissie kunnen benoemen, aangezien ieder een belang heeft bij den voorspoed en de ontwikkeling van de stad. Er is dus geen sprake van, dat speciaal de arbeiders uitgesloten zijn. De heer van Eek is toen gaan pruilen en heeft gezegd: ik doe niet mee. Spreker heeft den heer van Eek gezegd, dat hij in het geheel geen bezwaar had tegen het benoemen van een arbeider tot lid en hij heeft den heer van Eek in de ge legenheid gesteld tegenover hem namen te noemen. De heer van Eek heeft daarop geantwoord: onze machine moet dat doen, ik noem U dus geen naam, wij hebben onze organisaties en bonden, die den persoon aanwijzen. Spreker treedt niet in deze zaak; het is volkomen het recht van den heer van Eek deze meening er op na te houden. Hij vergeet daarbij echter, dat er behalve de S. D. A. P. nog tal van andere machines zijn en dat, indien alle machines in werking waren gebracht, een kolossale commissie zou zijn benoemd, die on mogelijk practisch zou kunnen werken. Dan hadden niet alleen de arbeiders, maar even goed de winkeliers, de ondernemers, de verbruikers, de coöperaties en wie al niet, die daarbij allemaal belang hebben, het recht om in de commissie vertegenwoordigd te zijn. Spreker twijfelt er niet in het minst aan, of de arbeiders zullen evenals zoovele andere groepen belangrijke inlichtingen kun nen geven; kennisneming van hun inzichten zal zeker de moeite waard zijn; daartegen bestaat ook geen bezwaar; wie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 4