DONDERDAG 23 JANUARI 1930.
67
Voortzetting van de geschorste openbare
vergadering van 2© Januari 1930 op
JDonderd«g S3 Januari 1930, des
namiddags te S uur.
Voorzitter:
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SAN DE BAKHUYZEN.
Afwezig: de heeren Vallentgoed, Romijn en van Es.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den
dienst 1930.
De Voorzitter wenscht den heer Splinter geluk met zijn
voorloopig herstel. De heer Splinter prefereerde het toch zelf
zijn belei i te verdedigen en spreker roept de medewerking
van de vergadering in om zoo weinig mogelijk te spreken,
opdat het den heer Splinter niet moeilijk zal vallen om zijn
stem tot in alle hoeken van de zaal te doen doordringen.
De heer Splinter dankt den Voorzitter voor zijn vriendelijke
woorden. Tot zijn spijt kon spreker gisteren niet tegenwoordig
zijn, maar toch zal hij trachten zoo volledig mogelijk de
gemaakte opmerkingen te beantwoorden.
De heer de Reede heeft er zich allereerst mede kunnen
vereenigen, dat Burgemeester en Wethouders zich enkele
bezuinigingen en beperkingen hebben opgelegd. Spreker vindt
het goed, dat juist zulk een financiëele specialiteit als de
heer de Reede met een dergelijk voorzichtig financieel beleid
zijn instemming heeft betuigd en spreker hoopt straks nog
met enkele cijfers en gegevens nader aan te toonen wat er
nog in Leiden te doen valt.
Spreker stemt den heer van Eek volkomen toe, dat de
arbeiders niet in krotten mogen wonen en hij zal er gaarne
toe medewerken om te trachten die krotten te doen verdwijnen.
Wat betreft de bedrijven en diensten, de heer Schüller is
begonnen met te zeggen, dat hij niet zal ingaan op het
reorganisatierapport betreffende de plantsoenendaarbij
zeide hij, dat de Commissie van Fabricage had ingegrepen.
Spreker vindt dat een sterke uitdrukking en hij wil dit dan
ook even tot de ware proporties terugbrengende commissie
heeft getracht in gemeenschappelijk overleg die zaak tot een
goede oplossing te brengen, maar men kan niet zeggen, dat
zij heeft ingegrependat is te sterk uitgedrukt.
De heer Schüller heeft er zich verder over beklaagd, dat er
zooveel losse arbeiders in gemeentedienst zijn. Er zijn totaal
bij Gemeentewerken 43 personen in lossen en 4 in tijdelijken
dienst; het door den heer Schüller genoemde getal van 54
is dus niet juist; het moet 47 zijn; 21 van hen zijn nog
geen vol jaar in dienst. Dit zijn menschen, die geregeld
wisselen; men heeft telkens anderen noodig.
Spreker moet beslist ontkennen, dat de loonen te laag zijn.
Volgens de weekstaten zijn er categorieën van werklieden,
b.v. de straatmakers, wier loonen wisselen tusschen 40.
en ƒ50.—. Weer anderen, bijv. de tuinlieden, hebben over de
laatste tien weken na aftrek van de storting voor pensioen, loonen
ontvangen van ƒ39,13, /"38,46, ƒ34,35, ƒ37,12 enz. De werke
lijk verdiende loonen gaan dus uit boven het nominale bedrag.
De heer Schüller wenscht een positief antwoord te ontvangen
in zake de reorganisatie van enkele diensten, die onder Gemeente
werken ressorteeren. Hij heeft er op gewezen, dat er nog niets ge
reed was, terwijl de desbetreffende rapporten van de betrokken
dienstchefs op 1 October bij den Directeur moesten zijn ingekomen.
Spreker is het te dien aanzien met den heer Schüller volkomen
eens. De Directeur had inderdaad den ambtenaren opgedragen er
voor te zorgen, dat de gegevens betreffende de reorganisatie, die
reeds vóór den Stadhuisbrand gereed waren, doch verloren zijn
gegaan, zoo mogelijk 4 October bij hem, den Directeur, opnieuw
zouden worden ingediend, opdat deze dan het geheel onder oogen
zou kunnen zien en daaromtrent advies uitbrengen. Die rapporten
zijn helaas niet op 1 October bij den Directeur ingekomen, zoodat
spreker thans niet durft te zeggen, wanneer het geheele reorgani
satierapport nu wel zal binnen komen. Trouwens, de heer Schüller
was als lid van de Commissie van Fabricage geheel op de hoogte
van den bovenvermelden gang van zaken. De mededeeling van
den heer Schüller, dat de Adj unct-Directeur met die reorganisatie
plannen bezig was, berust op een misverstand, terwijl spreker
ontkent, dat de Directeur niet zou weten, waarover hij een reor
ganisatie-rapport zou moeten indienen.
Wat het erfpachtsstelsel betreft: spreker heeft reeds het
vorige jaar duidelijk het standpunt van het College in dezen
uiteengezet, dat kort gezegd hierop neerkomt, dat dit stelsel
in Leiden niet onder alle omstandigheden behoeft te worden
geweerd, doch dat het als regel toepassen daarvan fnuikend
zou zijn voor de particuliere bouwnijverheid en derhalve
belemmerend op den woningbouw en de volkshuisvesting zou
werken. Het zou bijv. toepassing kunnen vinden in gevallen,
waarin het grond voor industrieele doeleinden betreft of
wanneer de mogelijkheid van gebruik door de gemeente voor
eigen doeleinden is te voorzien. Spreker staat dan ook niet
in beginsel afwijzend tegenover het erfpachtsstelsel.
De heer Schüller heeft gezegdge biedt wel in het openbaar
grond te koop aan, maar waarom publiceert de gemeente
ook niet, dat zij bereid is grond in erfpacht uit te geven?
De gronden, die door Burgemeester en Wethouders te koop
worden aangeboden, komen voor uitgifte in erfpacht niet in
aanmerking.
Ten aanzien van de gronden, die wel voor uitgifte in erf
pacht in aanmerking komen, is het nog tijd genoeg om een
beslissing te nemen, wanneer eventueele aanvragen binnen
komen. Tot nog toe zijn echter geen aanvragen, om bouwgrond
in erfpacht te mogen hebben, ingekomen.
Volgens de mededeelingen, die spreker ontvangen heeft, heeft
ook de heer Manders gisteren betoogd, dat het erfpachtsstelsel
niet in alle gevallen een goed stelsel is.
De heer Bosman heeft gezegd: ge moet de industrie aan
moedigen om zich in Leiden te vestigen. Gedurende den tijd,
dat spreker Wethouder is, is hij vier of vijf keer in onder
handeling geweest met zeer groote industrieënhij heeft dan
getracht den industrieelen op alle mogelijke wijzen tegemoet
te komen, door de verstrekking van grond, goedkoope elec-
triciteit, gas en alles, wat verder noodig was.
Als spreker dan dacht, dat de zaak in orde was, kreeg hij
een briefje, dat men nader van zich zou laten hooren, en
spreker hoorde er dan nooit meer wat van. De vestiging van
industrieën gaat dus niet zoo gemakkelijk als men wel denkt;
de Commissie-Manders zal bij haar arbeid ook wel ondervinden,
dat die quastie niet zoo heel gemakkelijk is.
Spreker hoopt den heer Schüller inzake het eigen beheer
systeem een positief antwoord te kunnen geven, hetgeen de
heer Schüller spreker Maandag j.l. persoonlijk riog gevraagd
heeft; dit kan zeer kort zijn, want spreker denkt er niet aan,
en naar hij gelooft het College evenmin, om er aan mede te
werken het onderhoudswerk geheel in eigen beheer uit te
voeren, omdat daartegen zeer groote practische bezwaren bestaan.
De heer Schüller heeft een uitvoerig overzicht gegeven
van hetgeen in andere gemeenten op dit gebied gebeurt, maar
spreker wil bij Leiden blijven en wijst op het indertijd be
handelde adres van de Federatie van Bouwvakarbeiders (Ing.
St. No. 167, 1929). Dit adres is tegelijk met een rapport
van den Directeur van Gemeentewerken, waarin deze de ver
schillende bezwaren tegen het eigen beheer-systeem uiteen
zette, in de Commissie van Fabricage behandeld. De bezwaren
van den Directeur van Gemeentewerken kwamen hoofdza
kelijk hierop neer, dat daaruit voor de gemeente zeer groote
kosten zouden voortvloeien, omdat zij dan de beschikking
zou moeten hebben over veel en kostbaar materiaal en over
een uitgebreiden staf van goed geschoold en practisch onderlegd
technisch personeel. Bovendien is te Leiden de vraag, of een werk
al dan niet in eigen beheer moet worden uitgevoerd, nooit een
kwestie van beginsel geweest, doch slechts van doelmatigheid,
zooals de Commissie van Fabricage zich eenstemmig, dus ook met
de stem van den heer Schüller, in haar rapport uitte:
»Het eene werk leent zich beter voor uitvoering in eigen
beheer, het andere kan beter aanbesteed worden. Bij de be
oordeeling, of ten aanzien van een bepaald werk het een,
dan wel het ander het geval is, worden uiteraard alle factoren,
ook de veranderde houding van de aannemers, in aanmer
king genomen. Meer kan hierover eigenlijk bezwaarlijk worden
gezegd. Zeer zeker verdient het geen aanbeveling, wegens
die veranderde houding nu maar alle wrerken in eigen beheer
te gaan uitvoeren".
In den Raad heeft de heer Schüller, toen het College voor
stelde om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, alleen
gezegd, dat, als zijn fractie met dit praeadvies meegaat, dit
niet beteekent, dat zij geheel tegen het voorstel van de adres-
seerende organisatie zou zijn; zij zou de zaak op een andere
wijze geregeld willen zien dan in het verzoek is belichaamd.
Waarom heeft de heer Schüller toen die zaak niet behoorlijk
uitgewerkt en precies gezegd, hoe zijn standpunt in dezen
dan wel was. Voorts zegt de heer Schüller, dat het publiek
belang doorslaggevend moet zijn, en dat men daarom tot
eigen beheer moet overgaan. Dat moet toch nog bewezen
worden en spreker acht dit onjuist. De heer Schüller haalt
verder verschillende voorbeelden aan uit andere plaatsen,
speciaal ten aanzien van het verfwerk, waaruit zou blijken,
dat dit in eigen beheer veel minder kostte dan wanneer het
aanbesteed werd. Spreker kan den toestand in andere ge
meenten niet beoordeelen, maar wel dien te Leiden. De heer
Schüller heeft betoogd, dat, als het werk niet in eigen beheer
wordt uitgevoerd, men minderwaardig, werk krijgt en dat,
terwijl in de bestekken staat, dat er drie of viermaal moet
geverfd worden, het slechts twee keeren gebeurt. Bovendien
kan men minderwaardig werk krijgen door het gebruik van
slecht materiaal.
Spreker wenscht hier tegenover te stellen, dat gebruik van
slecht materiaal uitgesloten moet worden geacht, omdat het