DONDERDAG 23
JANUARI 1930.
83
werf gebracht worden, waar men ze naar behoefte kan weghalen.
Dit had ook de aannemer van de perceelen 3, 4 en 14 met
de menie gedaande gemeenteschilder bekeek die menie toe
vallig en constateerde, dat die van slechte qualiteit was en
met een groote hoeveelheid krijt vermengd. Nadat hij den
opzichter daarmede in kennis gesteld had, liet deze een
monster daarvan riemen en stelde er den aannemer mee in
kennis. Deze liet oogenblikkelijk de minderwaardige menie
weghalen en droge menie met olie, zooals hij volgens het
bestek verplicht was, brengen. Wie bewijst evenwel, dat dit
minderwaardige materiaal toch niet gebruikt zal worden De
aannemer zal natuurlijk stelselmatig zijn materiaal van de
werf halen, maar daar de opzichter nog meer te doen heeft
dan op dezen knoeier te letten, is er voor hem altijd gelegen
heid om tusschen de mazen door te komen. De heer Zitman
spreekt dan van het leveren van goed werk bij aanbesteding!
En daarvoor brengt nu de burgerij haar belastinggeld op!
De heer Zitman heeft ook twijfel uitgesproken, of de werken,
in eigen beheer uitgevoerd, wel zoo goed afgewerkt waren.
Spreker wil slechts op twee Leidsche gevallen de aandacht
vestigen. Eenige jaren geleden heeft het gemeentebestuur in
eigen beheer uitgevoerd den aanleg van het plantsoentje in
het Morschpoort-kwartier. Is daarop wat aan te merken,
vraagt spreker.
Is, vraagt spreker verder, op het sportpark achter de H. B. S.,
dat de gemeente in eigen beheer heeft aangelegd, ook maar
één aanmerking te maken, wat de degelijkheid betreft?
Bij de aanbesteding van het badhuis in de Kooi was de
laagste inschrijving 64.000.terwijl het werk in eigen
beheer is uitgevoerd voor ƒ46.000.De heer Splinter, Wet
houder, was over dat werk architect-uitvoerder. Spreker tart een
ieder te bewijzen, dat daar minderwaardig werk is geleverd.
De heer Zitman heeft spreker toegevoegd, dat diens partij
genoot Bomli in Zuiderzicht bouwt en de winst opstrijkt.
Spreker vraagt of de heer Zitman hem wel eens een partijgenoot
heeft hooren verdedigen, die handelde in strijd met de sociaal
democratische beginselen. Spreker gelooft van niet en is hij
goed ingelicht, dan is niet alleen de heer Bomli de bouwer,
maar is ook de heer Splinter in den eenen of anderen vorm
bij dezen bouw betrokken. Ook hier loopen de geruchten, dat
de koopers dier huizen gedupeerd zijn.
De heer Splinter merkt op, dat de heer Schüller de ge
legenheid open laat te denken, dat de aannemer Splinter er
de hand in heeft.
De heer Schüller antwoordt, dat hij dat niet zegt.
De heer Splinter doet opmerken, dat de heer Schüller wel
zoo verstandig is dat niet te zeggen, omdat spreker hem anders
van antwoord zou dienen.
De heer Schüller wil wijzen op nog een staaltje van knoeien,
dat zich in Zuiderzicht afspeelt. Hij geeft den heer Zitman
in overweging met hem eens mee te gaan naar het bouwwerk
aan den Lammenschansweg hoek Leliestraat, waar door het
betrokken perceel een sloot loopt van ongeveer 2 M. breedte.
Een degelijke aannemer zou deze sloot eerst leeg pompen, de
bagger en drek er uit halen en haar dan met zand aanvullen.
Neen, zegt de aannemer, dat kost te veel geld en tijd, mijn
winst wordt daardoor kleiner, ik stort het zand zoo in de sloot
en het water, dat dan nog niet weg is, zal ik desnoods wel
wegpompen.
Thans is hij bezig daar een bouwmuur te metselen. Spreker
wijst in allen ernst den Wethouder van Fabricage op dit
euvel; hij weet, dat bij Bouw- en Woningtoezicht veel werk
is, maar het wil er bij hem niet in, dit werk gebeurt al 14
dagen, dat dit knoeiwerk bij Bouw- en Woningtoezicht niet
is geconstateerd.
De heer Splinter verzoekt den heer Schüller het Bouw
en Woningtoezicht daarop eens opmerkzaam te maken.
De heer Schüller zegt, dat de kooper van dit perceel dan
wordt opgeknapt met de mogelijkheid, dat het huis binnen
korten tijd verzakt; de vrouw, die vrijwel den geheelen dag
in huis is, kan van de vocht rheumatiek oploopen, alles door
dit hooggeroemd particulier initiatief.
Dit gebeurt op grond, dien de gemeente in 1928 verkocht
heeft voor 16.000.minder dan zij er voor betaald heeft
aldus werkt het gemeentebestuur mede, dat 16.000 van
de ingezetenen in de zakken der bouwspeculanten wordt ge
speeld, dat de winst van den verkoop van deze gronden dezen
ondernemers ten goede komt, en bovendien helpt het de in
woners, die door den nood gedreven of door zware lasten op
zich te nemen een huis koopen, aan minderwaardige woningen;
dat noemt men dan het algemeen belang dienen.
Een ander voorbeeld van het hooggeroemde particulier ini
tiatiefis de Leidsche Duinwater Maatschappij. Als het in den
zomer maar even droog weer is, is er in de woningen met
3 verdiepingen zoo goed als geen watertoevoer. Zij legt leidingen
in de gemeente, waarop de motorbrandspuit niet kan aange
sloten worden, Bij reparatie van leidingen in de gemeente
betaalt zij volgens het geldende contract f 0.75 per M2, terwijl
het de gemeente dikwijls 5. a 7.kost; voor de reiniging
van stoepen en straten mag geen emmer water gebruikt
worden. Voor een behoorlijke verbetering van deze misstanden
is de Leidsche Duinwater Maatschappij niet te vindenwel
wordt zorgvuldig gewaakt, dat jaarlijks dividend aan de aan
deelhouders wordt uitgekeerd.
Dit zijn feiten en daden; laten de heeren Goslinga en
Zitman daar eens feiten en daden tegenover stellen; aan
gepraat in de ruimte heeft men niets. Spreker noemt feiten
en laat men die maar weerleggen; spreker begrijpt, dat die
misschien doornljes zijn op de wonde plekken van den heer
Goslinga.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Schüller het karakter
van de bedrijfsdirecteuren heeft aangetast.
De heer Schüller zegt, dat, als de heer Goslinga meent,
dat hij het gemeentebelang dient door de gemeentewerken
aan te besteden, spreker dan het volste recht heeft, ondanks
den grooten mond van den heer Goslinga en de bombarie,
die hij maakt, om, zoolang het gemeentebestuur demogelijk
heid niet toepast om door het uitvoeren van de werken in
eigen beheer, te zeggen, dat het gemeentebestuur de werken
laat uitvoeren om den particulieren aannemers een zoet
winstje in hun zak te spelen.
En daarvan neemt spreker geen woord terug, ondanks de
vuist en den grooten mond van den heer Goslinga.
De heer Goslinga voegt den heer Schüller toe, dat deze
heeft gesproken over de bedrijfsdirecteuren.
De heer Schüller antwoordt, dat hij zijn aanteekeningen
zwart op wit had en hij den heer Goslinga tart er het woord
»bedrijfsdirecteuren" uit te halen.
De heer Goslinga zegt, dat de andere Raadsleden er ge
tuigen van zijn, dat de heer Schüller het karakter der be
drijfsdirecteuren heeft aangetast.
De heer Schüller herhaalt, dat hij den heer Goslinga tart
uit zijn aanteekeningen, welke hij woordelijk heeft voorgelezen,
die woorden te halen.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Schüller dat wel ver
anderd kan hebben.
De heer Schüller noemt dat een insinuatie. De stenografen
hebben sprekers rede, toen deze was uitgesproken, onmiddel
lijk gekregen en spreker heeft haar eerst vanmiddag terug
gekregen. Hij verzoekt den heer Goslinga die woorden in te
trekken.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Schüller dan eerst zijn
woorden moet intrekken.
De heer Schüller Gij hebt niet met rapalje te doen.
De heer Goslinga: Dat weet ik nog niet!
De heer Schüller: Als ik rapalje ben, is u de grootste
schoft, die in Leiden rondloopt. Een minderwaardiger type
bestaat in Leiden niet.
De Voorzitter verzoekt den heer Schüller zich te
matigen.
De heer Schüller zegt, dat hij zich niet laat beleedigen.
De heer Verweij constateert, dat er over zijn voorstel
eigenlijk geen opmerkingen zijn gemaakt en voor zoover dat
wel is geschied, de strekking dier opmerkingen vrijwel
accoord ging met de gedachte, welke aan zijn voorstel ten
grondslag ligt.
Alleen de Wethouder heeft in overweging gegeven, om
sprekers voorstel, strekkende om artikel 11 van de salaris
verordening in een bepaalde richting te wijzigen, te verwerpen,
omdat naar zijn oordeel eigenlijk het georganiseerd overleg
op het oogenblik niet aan de orde was en, indien dat wel
aan de orde zou zijn geweest, spreker had moeten komen
met een wijzigingsvoorstel ten aanzien van den aard en de
werkwijze van het georganiseerd overleg.
De Raad staat voor de behandeling van de begrooting,
waarbij alle onderwerpen, die men meent dat van belang zijn
voor den goeden gang van zaken, een punt van bespreking