80 DONDERDAG 23 JANUARI 1930. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8J uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op Donderdag 23 Januari 1930, des avonds te 8£ uur. Afwezig zijn thans de heeren Vallentgoed en Wilbrink. Voorzitter is: aanvankelijk de Wethouder A. L. REIMERINGER. later de heer Burgemeester Mr. A. VANDESANDE BAKHUYZEN. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1930. De heer Bosman zegt, dat de Voorzitter, die op dit oogen- blik als zoodanig fungeert, het wel goed vond, dat zich in Leiden nieuwe industrieën vestigden, maar zij moes ten vooral rendabel zijn, hetgeen spreker aldus opvat, dat het een industrie moet zijn, die haar arbeiders goed betaalt, zoodat deze niet als noodlijdenden ten laste der gemeente komen. Of die industrieën rendabel zijn, in dien zin, dat zij goed voor hun aandeelhouders zorgen, zal de Voor zitter wel niet bedoelen. Nu zal het allereerst echter in de practijk niet gemakkelijk zijn om voor te schrijven, dat alleen behoorlijk rendabele industrieën zich hier kunnen vestigen, want men kan een industrie, die zich hier wil vestigen, toch moeilijk den toegang verbieden, uit vrees dat zij niet rendabel zal zijn. Het is bovendien ook heelemaal niet noodig om dat voor te schrijven, want wanneer de industrie hier werke lijk tot meer bloei kwam, wanneer zich hier meer indu strieën zouden vestigen, dan zou dit allereerst tot gevolg hebben, dat de loonen hooger werden; er zou meer vraag naar arbeiders komen en nu is het niet goed denkbaar, dat de arbeiders in een bepaalde industrie voor b.v. 25.zouden blijven werken, wanneer zij bij een andere 35.konden verdienen. Zoodra er meer industrie komt, werkt dat vanzelf verhoogend op alle loonen. Wanneer er in Leiden industrieën zijn, die loonen beneden de markt betalen, kan dat alleen doordat de industrie in het algemeen in Leiden niet bloeit; want in dat geval hebben de arbeiders weinig keuze en moeten zij oppassen niet op straat gezet te worden; zoodra men hier echter een opbloei van de industrie krijgt, werkt dat van zelf saneerend en stimuleerend op de loonen; dan is er geen sprake meer van, dat iemand onder de standaardloonen kan blijven werken, tenzij met onvolwaardige arbeiders. Iedereen zal dus of met minderwaardige krachten moeten werken öf het volle loon betalen. Spreker zou uit rendabiliteits-oogpunt dus geen bedenkingen willen maken tegen de vestiging van welke industrie ook in Leiden, omdat de gezondmaking van zelf komt, zoodra zich hier meerdere industrieën vestigen. De heer Splinter heeft een waarschuwend woord doen hooren hij was reeds verschillende keeren met industrieën in onder handeling geweest, maar het slot was toch altijd, dat hij nooit meer iets van hen hoorde, waaruit hij dan afleidt, dat die indus- triëelen zich hier niet vestigen willen. In plaats van te strekken als een waarschuwing acht spreker het medegedeelde een verblijdend verschijnsel. Hij ziet er n.l. uit, dat die groote industriëelen zich met het oog op de vestiging van hun industrieën door de ligging van Leiden wel tot deze gemeente aangetrokken gevoelden. Dat zij er niet zijn gekomen, moet dan ook zijn bijzondere oorzaak hebben, een oorzaak, die naar het spreker voorkomt nog al voor de hand ligt, n.l. men kon geen geschikt terrein vinden. Missschien zijn er nog terreinen, die wel geschikt te maken zijn, doch tegen die risico's ziet de industrieel dan op als hij elders goede en gereedgemaakte terreinen kan krijgen. De heer Splinter merkt op, dat die industriëelen niet alleen met Leiden, maar met verschillende gemeenten in onderhandeling waren. Het ging niet over de vraag, of de terreinen te Leiden geschikt waren, want, als de terreinen hier waren gekozen, zou alles in orde zijn gemaakt, maar het eindresultaat was, dat het gemeentebestuur daarna nog er van zou hooren. De heer Bosman zegt, dat dit de gewone gang van zaken is. Er kan en zal hier in Leiden van alles gebeuren, maar intusschen blijft alles bij het oude en raakt men op industrieel gebied bij andere gemeenten verre ten achter. De heer Splinter voegt spreker toe, dat, zooals is opge merkt, het aanleggen van industrieterreinen van gemeente wege te Arnhem een strop is geworden. Men kan nooit te voren zeggen of zulke terreinen al dan niet zullen rendeeren. De heer Bosman herhaalt, dat te Leiden de boel niet klaar is, al verklaart het gemeentebestuur zich bereid alles te zullen doen om de terreinen geschikt te maken. Wat Arnhem betreft, spreker weet niet hoe lang die ter reinen daar al gereed liggen. De heer Splinter deukt blijk baar, dat, als er terreinen zijn, de industrieën er heen komen vliegen, maar zoo makkelijk gaat het niet; men moet begin nen met het artikel gereed te hebben en dan moeite doen om er koopers voor te vinden. Bovendien mag men niet uit het oog verliezen, dat er, wat betreft de kans op vestiging van industrieën, tusschen de ligging van Leiden en die van Arnhem een hemelsbreed verschil is, en als zelfs een ge meente als Arnhem, waar de risico's aan de vestiging van industrieën verbonden, zooveel grooter zijn dan in Leiden, het heeft aangedurfd om industrieterreinen aan te leggen, dan noemt spreker dit voor Leiden een beschamend voor beeld. Spreker komt thans tot de sportterreinen, welke door den Voorzitter met heel vriendelijke woorden zijn bejegend. Spreker is daarvoor erkentelijk. Het plan van Burgemeester en Wet houders was om sprekers voorstel om praeadvies te nemen, maar, waar iets als een sportpark zoo gemakkelijk is te over zien, acht spreker het niet noodig, dat het College over dit onderwerp eerst nog eens zijn licht laat schijnen. De vraag of de aanleg van sportparken gewenscht is spreker laat de financiëele zijde buiten beschouwing kan in principe door den Raad, ook zonder prae-ad vies wel beoordeeld worden. De financiëele opzet, het financiëele risico is op zichzelf natuurlijk van het allergrootste gewicht en dient van alle kanten bekeken te worden. De mededeelingen omtrent Alk maar, die spreker voorgelezen heeft, geven hem vertrouwen, dat het financiëele wel zal meevallen; niettemin dient die zaak eerst toch van alle kanten bezien te worden. Maar spreker zou graag eerst in principe uitgemaakt willen zien of de Raad iets voor een sportpark voelt. Spreker acht dit practischer dan dat men omgekeerd eerst Burgemeester en Wethouders alle moeite laat doen om de zaak financieel te bekijken en dat het plan daarna eerst bij den Raad komt! Het is toch veel practischer om eerst over het principe te laten beslissen en wanneer de Raad dat aanneemt, waar spreker alle hoop op heeft niemand heeft zich er tegen verzet, integendeelhet College uitgenoodigd wordt, om plan nen te maken. Daarom verzoekt spreker zijn voorstel niet om praeadvies te zenden naar het College, maar om eerst over de principiëele vraag te beslissen. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat door Dr. van Es, sprekende over het tehuis voor ouden van dagen, is opge merkt, dat spreeksters fractie moest zien naar andere instel lingen van dien aard, doch zij meent, dat dit tot niets zou leiden, daar het voorstel van haar fractie ook de menschen insluit, welke niet tot een kerkelijke partij behooren, wat niet het geval is bij de inrichting door Dr. van Es bedoeld. Om in aanmerking te komen voor opname in het Oude Vrouwen- en Mannenhuis moet men Ned. Hervormd zijn, den leeftijd van 70 jaar bereikt hebben en zonder lichaams gebreken zijn; dit heeft dus voor spreeksters doel geen waarde. Wel heeft spreekster de inrichting hier ter stede bezocht, waar ook menschen zonder godsdienst kunnen worden opge nomen. Wanneer men echter den toestand daar vergelijkt met de instelling voor ouden van dagen der gemeente den Haag, dan ontbreekt er nog heel veel aan. De verpleging ge schiedt hier door een verpleegster met 1 hulp, n. I. een oude juffrouw van 65 jaar; de ouden van dagen worden dus dik wijls geholpen door een oud vrouwtje, dat niet voor dat werk geschikt is. In den Haag heeft men echter 2 gediplomeerde verpleegsters en 11 ongediplomeerde; van hulp door ouden van ouden is daar dus geen sprake. Voor ontspanning is in bet Minnehuis een radiotoestel en de godsdienstoefening is de eenige afleiding. In den Haag daarentegen doen ze ver schillende spelen, zooals domino en kaart, en om de 14 dagen is er een tooneel- of muziekuitvoering. De oudjes zijn er ook in het bezit van een radio en een piano. In de inrichting hier zijn 57 menschen en in den Haag zijn er 200, wat bewijst, dat de menschen in den Haag, waar de toestand heel wat beter is, van die inrichting niet zoo afkeerig zijn als hier. Spreekster heeft terloops ook als bezwaar genoemd, dat de menschen hier vader en moeder moeten spelen. Het moet onaangenaam voor deze menschen zijn, waar hun eigen ouders reeds lang overleden zijn en zij zelf vaak vader en moeder zijn, om dan tegen jongeren te moeten zeggen vader en moeder, terwijl dat heel goed voorkomen kan worden. In den Haag spreekt men ook van Meneer en Mevrouw. Spreekster heeft ook gesproken over de gehuwde paren. Het zal weinig voorkomen, maar als man en vrouw beiden hulpbehoevend en onmachtig zijn om in hun onderhoud te voorzien, is het voor zulke menschen vreeselijk om op hun ouden dag te worden gescheiden. Ook uit godsdienstige overwegingen moest men het noodzakelijk vinden, dat de gelegenheid wordt geschapen, dat deze menschen bij elkaar blijven. Spreekster heeft gehoord, maar weet niet of het juist is, dat, als er menschen zijn overleden, het voorkomt, dat een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 14